Wie waren nu eigenlijk precies de mensen die ondersteuning ontvingen? In het begin wordt er alleen gesproken over bestedelingen, dus mensen die bij iemand uitbesteed waren. Later werden deze mensen ook vaak in gast- en verpleeghuizen opgenomen. Toch worden hier vermoedelijk ook wel de bedeelden mee bedoeld. Er wordt namelijk gesproken over de maandelijkse bedeling. Hiermee zijn dan tevens de twee grote groepen genoemd. De bedeelden zijn weer te verdelen in de uitbestede en de thuiszittende armen. De thuiszittende armen kunnen worden onderverdeeld in permanente armen (zoals oude mensen) en tijdelijke armen (zoals werklozen of zieken), ook wel gewone of buitengewone bedeelden genoemd. In de lijsten van de zomer- en winterbedelingen (de cedulen) komt 's winters duidelijk naar voren dat de tijdelijk bedeelden vooral extra turf of brood krijgen. Voor de bestedelingen werd bij het reglement van 1826 een aparte verzorger aangesteld. Hij is belast met de kleding en uitbetaling van de aan hem toevertrouwde personen. De zieken moesten een ziekenbriefje inleveren alvorens ze ondersteund konden worden. Helaas is geen van deze briefjes bewaard gebleven. Verder waren er nog de mensen die in een andere stad geboren waren, maar die hier binnen zes jaar na aankomst ondersteund werden of omgekeerd, binnen zes jaar in een andere stad ondersteund moesten worden. Hierbij speelt de kwestie van het zgn. domicilie van onderstand, eerder geregeld via de akte van indemniteit. De mensen van buiten de stad werden op grond hiervan bedeeld door het armbestuur hier, maar deze kosten kreeg men later vergoed door de plaats van herkomst.