De algemene ledenvergadering van 30 augustus 1918 kende slechts één agendapunt: bespreking van de wenselijkheid van ontbinding van de Vereniging per 1 oktober a.s. Van verscheidene gemeentebesturen (Doornspijk, Oldebroek en Hattem) waren berichten van uittreding ontvangen, terwijl ook de Zwolse Levensmiddelencommissie bezwaren tegen een voortbestaan van de Vereniging had geuit. Na uitvoerige discussie werd besloten de Vereniging vooralsnog niet op te heffen, doch het bestuur op te dragen een nadere bespreking te houden met de Levensmiddelencommissie over de door hen geopperde bezwaren. Deze bespreking vond plaats op 4 september. Besloten werd, dat de Levensmiddelencommissie zou nagaan welke maatregelen getroffen dienden te worden om aan haar bezwaren tegen voortbestaan tegemoet te komen. Tijdens een bestuursvergadering op 19 juni 1919 werd een voorstel tot liquidatie aan de orde gesteld. Directeur Potasse gaf een overzicht van de stand der distributiebemoeiingen, die langzamerhand tot een minimum waren gereduceerd. Anderzijds werd overwogen, dat zolang Duitsland de vredesvoorwaarden nog niet had ondertekend, het voorbarig zou zijn een goed draaiend bedrijf op te heffen. Vooralsnog werd opheffing aangehouden. Verdere gegevens over de opheffing, die pas na 25 oktober 1920 zal hebben plaatsgevonden, ontbreken in het archief.