Uw zoekacties: Stadsarmeninrichting of Luttenbergstichting te Zwolle

0744 Stadsarmeninrichting of Luttenbergstichting te Zwolle ( Collectie Overijssel locatie Zwolle )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiƫrarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiƫrarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Bestuur en organistaie van de Stadsarmeninrichting
0744 Stadsarmeninrichting of Luttenbergstichting te Zwolle
Inleiding
1.
Bestuur en organistaie van de Stadsarmeninrichting
Datering:
1820-1924
De stad Zwolle stond er in de eerste decennia van de negentiende eeuw slecht voor op sociaal en econimisch gebied. Rond 1820 bleken ruim 1400 inwoners van Zwolle door de kerken te worden bedeeld. Op een bevolking van 13.500 inwoners is dat erg veel.
Op 2 februari 1820 deden Gerrit Luttenberg en Hendrik Doyer Theodoruszoon in een vergadering van het Zwolse Departement van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen een voorstel om te onderzoeken "of in hoe verre door dit Dep: in gelijkheid met andere Departementen, zoude kunnen worden medegewerkt, om den behoefitgen werd te verschaffen, en op welke wijze deze taak, zoude behooren te worden aangevangen en in werking te worden gebragt, en welke middelen daartoe zouden kunnen en behooren te worden gebezigd" * 
Er werd een commissie samengesteld van vijf personen, die dit plan zou gaan uitwerken. Op 21 juni 1820 werden in een brief aan de gemeenteraad de hoofdlijnen van het plan uiteengezet *  . De gemeenteraad keurde op 8 juli 1820 het plan van de commissie goed *  . Het "Ontwerp van een Reglement voor de werkzaamheden van het Bestuur van toevoorzigt voor de Fabrijk en School opgerigt te Zwolle ten einde de Armen en behoeftigen aldaar werk te verschaffen" werd op 2 juli 1820 door de raad goedgekeurd *  .
De inrichting stond onder oppertoezicht en bescherming van de raad. Het bestuur bestond bij de oprichting uit tien leden. Het Nut van 't Algemeen leverde vijf leden en diverse godsdienstige armbesturen waren vertegenwoordigd door hun president *  . De president of voorzitter werd P.L. den Beer. G. Luttenberg werd de eerste secretaris en A. Doyer Az. penningmeester. Zij werden leden van het Nut van 't Algemeen.
De Stadsarmeninrichting was zeker in de beginperiode een groot succes. Vanuit heel Nederland had men belangstelling voor dit Zwolse initiatief waarin de lokale overheid, de kerkgenootschappen en het Nut zo eendrachtig samenwerkten. Vooral ten tijde van de economische neergang had de Stadsarmenintichting een belangrijke functie. Toen de Zwolse nijverheid rond 1830 zware klappen kreeg ten gevolge van de Belgische Afscheiding liep het aantal tewerkgestelde personen in een jaar tijd op van 600 naar 1200.
Door de arbeiders werd toen zoveel geproduceerd, dat er afzetproblemen dreigden te ontstaan. Waarschijnlijk heeft het persoonlijk bezoek van Koning Willem I aan de inrichting op 19 juli 1830 er veel toe bijgedragen dat de Stadsarmeninrichting vanaf maart 1831 producten aan het leger mocht leveren.
In 1832 werd het bestuur uitgebreid met twee leden uit de gereformeerde armenstaat, zijnde de voormalige armenkamer en de diaconie. De thesaurier boekhouder van de gereformeerde armenstaat maakte voortaan deel uit van het bestuur *  . Volgens het reglement voor het bestuur der Armen-Inrichting te Zwolle van 1861 bestond het bestuur uit vijftien leden, namelijk zes leden van het Departement Zwolle der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, zes uit de armbesturen en drie bij vrije keuze *  . Het bestuur werd in 1913 uitgebreid met een vertegenwoordiger uit het armbestuur van de Gereformeerde kerken en telde nu zestien leden *  .
Vanwege stadswege kreeg de Stadsarmeninrichting de beschikking over het Renovatum, een voormalige kazerne gelegen aan de Blijmarkt. In juni 1839 werd een nieuw gebouw in gebruik genomen, staande op de wal bij de Diezerpoort.
Aanvankelijk werden de kosten voor de instandhouding van de inrichting door een kleine subsidie van de gemeente en vrijwel geheel door vrijwillige bijdragen opgebracht. In 1823 hield dit echter op en van toen af kwamen de tekorten voor rekening van de gemeente. Naast deze gemeentelijke bijdrage kreeg zij in 1832 de beschikking over het beheer van de gebouwen en fondsen van de Witvoetshuizen. Enkele jaren later in 1834 nam de Armeninrichting het beheer van de fondsen van het Jufferenconvent over. De fondsen van de Sassenstraatbroederschap vielen in 1836 de inrichting toe. Uit de nalatenschap van jonkvrouwe Catharina de Vries verwierf zij in 1831 een legaat van f. 500,-- ten behoeve van de bouw van een nieuw schoollokaal.
Het bestuur van de Stadsarmeninrichting had de volgende afdelingen onder zijn beheer:
- de werkinrichting voor volwassenen. Onder leiding van een aannemer, die een contract had afgesloten met het bestuur, werden sajet en wollen kousen vervaardigd. Boven de ingang stond op een bord "Srads Fabryk". Wanneer de werkinrichting werd opgeheven is niet precies bekend. In 1893 verschafte de aannemer J.H. Prins aan 423 personen breiwerk, dat thuis werd verricht.
- de brei- en leerschool
- de kleuterschool (de kleine kinderschool)
- leerscholen
- werkscholen
- de naaischool
- een zangschool
- een afdeling van de tekenschool
- het Nachtleger. Aan armen en behoeftigen werden tegen betaling matrassen, dekens en peluwen verhuurd. * 
Vanaf omstreeks 1900 beperkte de werkzaamheden van de armeninrichting zich tot het beheren van een bewaarschool, breischool, naaischool en het nachtleger. De werkverschaffing en de spijskokerij behoorden tot het verleden.
Op 27 november 1916 werd de stadsarmeninrichting omgedoopt tot Luttenbergstichting. Bij de opheffing op 1 januari 1925 nam de gemeente Zwolle de bewaarschool over.
2. Katoenweverij
3. De commissie van buitengewone onderstand aan behoeftigen
4. Collectie W. Kloeke
5. Verantwoording van de inventarisatie
6. Aanwijzingen voor de onderzoeker
7. Bibliotheek
8. Literatuur

Kenmerken

Datering:
(1809) 1820 - 1924
Voorwaarden voor raadpleging:
Het archief is openbaar.
Omvang archiefblok:
2 m
Toegang:
Admiraal, J.L., Inventaris van het archief van de Stadsarmeninrichting te Zwolle, (1809) 1820 - 1924, Zwolle (1999).
Bijzonderheden:
Oud: IA024.
Openbaarheid:
Het archief is openbaar.