Uw zoekacties: Kamer van Koophandel en Fabrieken te Zwolle

0734 Kamer van Koophandel en Fabrieken te Zwolle ( Collectie Overijssel locatie Zwolle )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Beknopt historisch overzicht
0734 Kamer van Koophandel en Fabrieken te Zwolle
Inleiding
1.
Beknopt historisch overzicht
Hoewel er in 1663 in Amsterdam al een "Collegie van Commercie" werd opgericht en er tijdens de Bataafse Republiek sprake was van "Comités van Koophandel en van Zeevaart" in Amsterdam en Rotterdam, begint de eigenlijke geschiedenis van de Kamers van Koophandel en Fabrieken pas in 1810.
Na de inlijving van ons land bij Frankrijk in 1810 werden de eerste Kamers van Koophandel opgericht. Artikel 36 van het decreet van 18 oktober 1810, regelende de invoering, met ingang van 1 januari 1811, van bestuursorganisaties naar Frans model in ons land, schreef de oprichting van Kamers van Koophandel onder andere in Amsterdam en Rotterdam dwingend voor.
Na het vertrek van de Franse bestuurders bleef de inmiddels in Amsterdam, Rotterdam, Dordrecht, Middelburg en Vlissingen opgerichte Kamers van Koophandel bestaan, wel werd hun functioneren bij K.B. van 8 oktober 1815 op Nederlandse voorschriften gebaseerd. Terwijl de Kamers onder het Franse bestuur ook een zekere uitvoerende taak hadden gehad n.l. het toezicht op de contrabande en octrooien, werden zij nu uitsluitend adviesorgaan van en voor de overheid. Dat kon zowel de centrale als de plaatselijke en provinciale overheid zijn. Bij dit adviseren ging het initiatief steeds van de overheid uit.
De regering had grote invloed daar zowel de leden der Kamers als de secretarissen door de Koning werden benoemd. De uitgaven van de Kamers werden bestreden uit opcenten op de patentbelasting. Bij K.B. van 1818 moesten de gemeenten de nodige financiële middelen verschaffen waardoor de financiële zelfstandigheid van de Kamers verloren ging. Deze financiële afhankelijkheid bleef bestaan tot 1922 toen een stelsel van bij de wet geregelde eigen inkomsten tot stand kwam. Het aantal Kamers werd overigens in de loop der jaren uitgebreid.
De staatkundige wijzigingen die omstreeks het midden van de 19e eeuw hun beslag kregen, raakten ook de Kamers van Koophandel. Thorbecke voerde als minister van Binnenlandse Zaken een reorganisatie door en bij K.B. van 9 november 1851 werd een geheel nieuw reglement voor de Kamers van Koophandel en Fabrieken van kracht. De wijze van samenstelling werd veranderd in die zin, dat de leden niet meer door de Koning werden aangewezen maar door de kiesgerechtigde handelaren en fabrikanten in de plaats van vestiging der Kamer uit hun midden werden gekozen. De kiesbevoegdheid werd ontleend aan het aangeslagen worden in de patentbelasting.
De Kamers bleven zuiver adviserende lichamen, wel kregen zij nu ook een voorlichtende taak. Het aantal Kamers werd niet bij de wet bepaald. Zij werden gevestigd in die gemeenten, waar het gemeentebestuur dit noodzakelijk oordeelde, zij het dat goedkeuring van de Koning vereist was. Dat laatste bleek echter altijd een formaliteit te zijn.
In de periode 1851-1922 waren de Kamers verantwoording schuldig aan de gemeentebesturen van de plaatsen waar ze gevestigd waren.
Ten gevolge van het invoeren van dit nieuwe reglement werden de bestaande Kamers in 1852 alle opgeheven en werden nieuwe opgericht. In de periode 1852-1922 gingen de Kamers een steeds grotere activiteit ontplooien. Vooral tijdens de Eerste Wereldoorlog bleek de noodzaak om de taken van de Kamers van Koophandel uit te breiden.
Op 16 november 1917 werd een wetsontwerp ingediend tot instelling van een Handelsregister. Een dergelijk instituut bestond al in een aantal andere landen. Alle ondernemingen actief op het terrein van handel en nijverheid zouden zich in dit register moeten inschrijven. De Handelsregisterwet, gepubliceerd in het Staatsblad van 26 juni 1918, no. 493 trad op 15 maart 1921 in werking. Ook ontstond kritiek op het louter gemeentelijke karakter van de Kamers. Ook op het platteland nam de industrialisatie toe en er waren derhalve belangrijke handels- of industriegebieden die niet in een Kamer vertegenwoordigd waren.
Bovendien bracht het plaatselijke karakter van de Kamers met zich mee dat zij teveel op zichzelf stonden en er van onderling contact en samenwerking nauwelijks sprake was.
Om aan deze bezwaren tegemoet te komen werd op 21 februari 1919 een Ontwerp van Wet op de Kamers van Koophandel ingediend. Dit ontwerp werd, na het aanbrengen van enige wijzigingen, wet op 26 maart 1920. Het hele land werd verdeeld in regio's, waarbinnen een door de Kroon aan te wijzen Kamer werd gevestigd. Elke Kamer was in principe zelfstandig in haar taakuitvoering maar verantwoording schuldig aan de minister van Landbouw, Nijverheid en Handel (later de minister van Economische Zaken). Ze gaf adviezen aan zowel particulieren als overheidsinstanties. Gevolg was een sterke vermindering van het aantal Kamers. Hun aantal werd tot 36 teruggebracht. Essentie van de wetswijzigingen rond 1920 was dat de Kamers regionaal i.p.v. gemeentelijk werden, dat zij voortaan verantwoording schuldig waren aan de minister i.p.v. aan de gemeentebesturen en dat zij naast hun adviserende en voorlichtende taken een uitvoerende taak kregen o.a. in het bijhouden van het Handelsregister.
2. Geschiedenis van de Kamers van Koophandel in Overijssel
3. Geschiedenis van de archieven van de Kamers van Koophandel in Overijssel
4. De inhoud van de archieven van de Kamers van Koophandel
5. Geraadpleegde literatuur

Kenmerken

Datering:
1842 - 1922
Voorwaarden voor raadpleging:
Het archief is openbaar.
Omvang archiefblok:
4 m
Toegang:
Hijma, B., Plaatsingslijst van het archief van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Zwolle, 1842 - 1922, Zwolle (1982).
Openbaarheid:
Het archief is openbaar.