Uw zoekacties: Rijkspolitie, grenscommissaris te Enschede

0463 Rijkspolitie, grenscommissaris te Enschede ( Collectie Overijssel locatie Zwolle )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Armenzorg in Nederland
2. Tot standkoming van het Vestigingsverdrag 1904
3. Strekking van het Vestigingsverdrag
4. Instelling grenscommissariaten van rijkspolitie
5. Voorbereiding uitvoering Vestigingsverdrag
6. Taak van de grenscommissarissen
7. Praktijk van de uitleidingen
0463 Rijkspolitie, grenscommissaris te Enschede
Inleiding
7.
Praktijk van de uitleidingen
Wanneer een Nederlander in Duitsland armlastig werd dient hij zich te wenden tot het plaatselijke Wohlfahrtsambt (sociale dienst van de gemeente). Dit Wohlfahrtsambt beoordeelde de mate van armlastigheid en zorgde vervolgens voor ondersteuning, volgens dezelfde regels en tarieven die golden voor de Duitse ingezetenen van de betrokken gemeente. De kosten die hieraan verbonden waren kwamen voor rekening van de Duitse gemeente en konden niet worden teruggevorderd van de Nederlandse regering (art. 5 van het Vestigingsverdrag). Wanneer de gemeente in kwestie niet van plan was om voor de betrokken Nederlanders de kosten voor levensonderhoud te blijven betalen, dan kon zij de Nederlandse regering verzoeken de Nederlanders "over te nemen". Dit hield in dat de betrokkenen door Duitsland zouden worden uitgeleid naar Nederland.
De gemeente diende een verzoek hiertoe in bij de Duitse grenscommissaris binnen wiens ressort de gemeente lag. Deze nam, ingevolge art. 7 van het Vestigingsverdrag, vervolgens kontact op met zijn Nederlandse collega om de uitleiding te regelen. Nu was uitleiding pas mogelijk wanneer uit het overleg tussen beide grenscommissarissen was gebleken dat de uit te leiden personen in het bezit waren van de vereiste papieren en dat betrokkenen gezond waren (art.5 van het verdrag bepaalde dat terugkeer naar het vaderland "zonder nadeel voor hunne of andere gezondheid" moest kunnen geschieden). De overnemende partij stelde hiertoe een onderzoek in . Het kon bijvoorbeeld zijn dat de betrokkenen ziek waren en niet vervoerd konden worden. In dat geval werden ook de kosten voor verpleging en verzorging (evenals die voor het gewone levensonderhoud) gedragen door de gemeente waar betrokkenen (nog) woonden. Tijdens de al eerder genoemde cursusvergadering voor het personeel, werkzaam in de Rijksondersteuning, in 1927, ging de hoofdinspecteur van de Volksgezondheid dr. R. N. M. Eykel dieper in de op de medische aspecten van de Rijksondersteuning en gaf hij enkele criteria met betrekking tot de mogelijkheid om uit te leiden personen te vervoeren. * 
Wanneer er geen problemen waren met de papieren of de gezondheid dan kon uitleiding plaatsvinden. Betrokkenen werden door de plaatselijke politie naar het bureau van de Duitse grenscommissaris gebracht, vanwaar ze werden doorgestuurd naar de Nederlandse grenscommissaris. De grenscommissarissen hadden hiertoe vaste dagen en vaste uren afgesproken opdat de uit te leiden personen niet druppelsgewijs zouden worden overgebracht. *  Omdat daardoor de betrokkenen bijvoorbeeld éénmaal per week van de ene naar de andere grensplaats werden getransporteerd, moesten de grenscommissarissen voor de tussenliggende dagen gebruik maken van arrestantenlokaal opdat aan de uit te leiden personen tijdelijk onderdak kon worden verleend. Waren de betrokkenen eenmaal aangekomen op de grensplaats van bestemming, dan kon het verdere landinwaarts plaatsvinden. In de meeste gevallen stond vast in welke plaats in Nederland de door Duitsland uitgeleide Nederlanders zich zouden vestigen (vaak was dit de plaats van waaruit ze in het verleden naar Duitsland waren vertrokken). Hadden zij geen geld om de reis naar de nieuwe woonplaats te betalen, dan kon door de grenscommissaris een zogenaamd bewijs C. (bewijs voor vervoer per spoor) worden verstrekt. (Bijlage E). Ook het vervoer van de meubelen van de uit te leiden personen kwam voor rekening van het overnemende land. De illustraties op deze pagina komen uit een reclamebiljet van een verhuisonderneming, dat werd aangetroffen in een van de uitleidingdossiers.
8. Praktijk van de ondersteuningen
9. Rapportage van armbezoekers en controleurs
10. De economische malaise in Duitsland
11. De vetoptocht in Rheine
12. Nieuwe ontwikkelingen in het ondersteuningswerk
13. De rijksinspecteur
14. Reorganisatie van ondersteuning in 1928
15. De periode 1930 tot 1945
16. De Periode 1945 tot 1949, opheffing van de grenscommissariaten
17. Verantwoording van de inventarisatie

Kenmerken

Datering:
1907 - 1949
Voorwaarden voor raadpleging en gebruik:
Het archief is openbaar.
Toegang:
Buskes, J.J. en Postuma, O., Inventaris van het archief van de Grenscommissaris te Enschede, 1907 - 1949, Den Haag (1984).