Bij de afbraak van het aan de familie Ickman van Burck toebehorende huis te Nijmegen werden op de zolder eenige paperassen gevonden, welke aan de gemeente- archivaris werden geschonken. Hierbij bevonden zich koopmansboeken, correspondentie, quitanties afkomstig van de familie Ickman van Burck. Daarnaast trof men ook pamfletten uit de patriottentijd, enige militaire werken, een vijftal charters, een achttal losse stukken en een stamtafel van het geslacht Van Rechteren aan, benevens de brevetten van aanstelling tot kapitein, majoor en luitenant- kolonel van August Hendrik Christiaan van Rechteren, heer van Borgel. (1726 - 1798). De gemeente- archivaris van Nijmegen droeg de pamfletten aan het Rijksarchief in Gelderland, de militaire werken en de brevetten van aanstelling aan het Krijgskundig Archief van de Generale Staf te 's-Gravenhage over, terwijl het Rijksarchief in Overijssel de charters, de losse stukken en de stamtafel ontving. (zie ingekomen brieven 1904 Maart 4, Maart 13 en Maart 18, nos. 10 a - c). De charters werden hier bij de collectie "Diverse charters" gevoegd, terwijl de losse stukken en de stamtafel bij een aantal niet beschreven stukken in de chartermeesterskamer werden gevonden.
Bij onderzoek bleek de gehele collectie afkomstig te zijn van de weduwe van A.H.C. van Rechteren, n.l. Henriette Anna Christina van Neukirchen, gen. Nijvenheim, die in 1813 kinderloos te Nijmegen overleed. Zij heeft het in 1904 afgebroken huis bewoond. Het merendeel der losse stukken en drie van de vijf charters hebben betrekking op de eerste echtgenote van A.H.C. van Rechteren n.l. Margaretha, Sophia Augusta Reiniera van Coeverden tot Rhaan (gest. 1721), en de zuster van A.H.C. van Rechteren, n.l. Sophia Charlotte Wilhelmina van Rechteren, stiftsfreule te Bedbur en ter Hunnepe (1729 - 1788).

Slechts de twee oudste charters, de benoeming van Johan Mulert van Voorst de drost van Twenthe (1581) en de instelling van een hooggerecht of klaring in het Spaanse deel van Overijssel (1597) konden niet met de overige stukken in verband worden gebracht. Ook de oorkonde betreffende de instelling van de klaring is bestemd geweest voor Johan Mulert van Voorst. Voor zover dit kon worden nagegaan, zijn er geen familie- betrekkingen tussen Johan Mulert en de Van Coeverden's en Van Rechteren's uit de 18e eeuw geweest, waardoor de stukken door vererving in hun bezit zouden zijn geraakt.