Uw zoekacties: Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschie...

0285.1 Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis (VORG), collectie archivalia ( Collectie Overijssel locatie Zwolle )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Geschiedenis van de Vereeniging
2. Geschiedenis van de archivalia
3. Verantwoording van de inventarisatie
Inventaris
Regestenlijst
0285.1 Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis (VORG), collectie archivalia
Inventaris
Regestenlijst
61 Johan van Culenborch, ridder, schout, en Roeloff van Wyckersloot en Adriaen van Zuylen van Nivelt, schepenen te Utrecht, oorkonden, dat heer Derck van Zuylen van der Haer, ridder, heer van Zevender, oud ongeveer 39 jaar, Gerrit van Lichtenberch, oud ongeveer 64 jaar, Steven van Butendyck, oud ongeveer 64 jaar, Balthasar van Loenen, oud ongeveer 64 jaar, Adriaen van Lantscroon, oud ongeveer 54 jaar, Jan van Beusichem, oud ongeveer 64 jaar, Henrich Taets, oud ongeveer 72 jaar, Huych Pot, oud ongeveer 46 jaar, Dirck van Brevelt, oud ongeveer 57 jaar, Jan van Dolre, oud ongeveer 71 jaar, Wouter Gysbertsen van Ruempst, oud ongeveer 60 jaar, Johan van Leuwen, oud ongeveer 55 jaar, Albert Beynop, oud ongeveer 50 jaar, Rutger Cloutinck, oud ongeveer 58 jaar, Wouter Schay, oud ongeveer 72 jaar, Goossen van Amerongen, oud ongeveer 64 jaar, en Cornelis van Merenborch, oud ongeveer 39 jaar, ten overstaan van hen op verzoek van jonker Johan van Renesse van Wulven, heer van Wilp, welke laatste verklaarde, dat eertijds juffer Lysebeth van Aernhem van haar ouders of broer geërfd had een Stichts leengoed, staande haar huwelijk met heer Evert van Wilp de oude, dat dit leengoed na haar dood vererfde op haar zoon heer Evert van Wilp de jonge, die daarmede ook werd beleend, dat deze laatste kinderloos is overleden, waarna dit leen vererfde op zijn enige zuster Belie van Wilp, weduwe van Middachten, die met dit goed nimmer werd beleend en zonder erfgenamen is overleden, nalatende als haar erfgenaam van moeders zijde haar tante Margareta van Aernhem, weduwe van Broeckhuysen, en van haar vaders zijde van de familie Van Wilp, Alidt Freys van Kuynre, vrouw van heer Johan van Renesse, ridder, en nu de vraag stelde, op wie dit leengoed nu zou vererven eendrachtelijk verklaarden, dat volgens Stichts leenrecht van Utrecht dit leen zou moeten vererven op Alidt Freyse van Cuynre omdat zulke leengoederen moeten vererven naar de kant vanwaar zij gekomen zijn;
63 Schout, burgemeesters en schepenen van de stad Utrecht oorkonden, dat Gerrit van Lichtenberch, oud ongeveer 65 jaar, Hendrick Taets, oud ongeveer 70 jaar, Jan Aertsen van Beusichom, oud ongeveer 64 jaar, Jan van Leuwen, oud ongeveer 50 jaar, Derck van Brevelt, oud ongeveer 56 jaar, Wouter Gysbertsen, oud ongeveer 60 jaar, Wouter Schay, oud ongeveer 71 jaar, Rutger Cluyting, oud ongeveer 58 jaar, Otto van Haeften, oud ongeveer 74 jaar en Jan van Dolre, oud ongeveer 71 jaar, ten overstaan van hen op verzoek van jonker Johan van Renesse van Wulven, heer van Wulven en Wulp, welke laatste verklaarde, dat eertijds juffer Lysbet van Aernhem van haar ouders of broer geërfd had een Stichts leengoed, staande haar huwelijk met heer Evert van Wilp de oude, dat dit leengoed na haar dood vererfde op haar zoon heer Evert van Wilp de jonge, die daarmede ook werd beleend, dat deze laatste kinderloos is overleden, waarna dit leen vererfde op zijn enige zuster Belie van Wilp, weduwe van Middachten, die met dit goed nimmer werd beleend en zonder erfgenamen is overleden, nalatende als haar erfgenaam van moeders zijde haar tante Margareta van Aernhem, weduwe van Broeckhuysen, en van haar vaders zijde van de familie Van Wilp Alidt Freys van Kuynre, vrouw van heer Johan van Renesse, ridder, en nu de vraag stelde, op wie dit leengoed nu zou vererven, eendrachtelijk verklaarden, dat volgens Stichts leenrecht van Utrecht dit leen zou moeten vererven op Alidt Freyse van Cuynre omdat zulke leengoederen moeten vererven naar de kant vanwaar zij gekomen zijn; welke akte met het gewone stadszegel wordt bezegeld.
71 Jan Vos, schout te Kuenre, oorkondt dat ten overstaan van de schepenen ter Kuenre Tys Clasen en Hermen Dircks en hem Andres Gerryts en zijn vrouw Heyle ten behoeve van Jan Clasen Bolen en diens vrouw Weyne een jaarlijkse rente gevestigd hebben van vijf goudgulden, te betalen op Sunte Martensdach in de winter (11 november), gaande uit het derde gedeelte min een zestiende aandeel in een erve en zate met huis en stede, waar nu Ander Gerryts op woont, liggende in Widerbueren in het gericht Kuenre, belend ten zuiden door Dirck Willemssen van Emloert, ten noorden de erfgenamen van Simen Reyners, ten oosten de Lege Blenck en ten westen het land van de begijnen Opden Oert te Kampen], uit het derde gedeelte min een zestiende aandeel in negentien dagmaat bouwland, belend ten zuiden door Alydt Arens, ten noorden door Tunne Peters c.s., ten oosten de Doerzyl en ten westen de Stevenssloet, uit het derde gedeelte min een zestiende deel in zes dagmaat land, genaamd de Scoekamp, belend ten zuiden door de erfgenamen van olde Henrick, ten noorden Micheel Sekerdeys c.s., ten oosten de schout van Urck en ten westen het Kasteleyns kampgen, alsmede uit twee kindsaandelen in een erve en goed, met huis en stede waar nu Henrick Jan Weers op woont, te Wiberbueren, belend ten zuiden door de erfgenamen van Gerryt Reynen, ten noorden door de erfgenamen van Olde Henrick, strekkende ten oosten van de rivier de Kuynder tot aan de Doerzyl in het westen; welke akte naast de schout mede bezegeld wordt door Ghisbert Martens op verzoek van de verkoper.
89 Marten van den Hart, schout te Cuynre, oorkondt, dat ten overstaan van de schepenen Heynrich Meweszoen en Heynrich Janszoen en hem Heynrich Jan Wees en zijn vrouw Alit Claesdochter ten behoeve van de provisoren en procuratoren van de armen te Campen, als Egbert ten Bossche en Harmen Cruse, Geert Ewerts, Berent Offinck, Tonis van Tryer en Reyner Reyners gevestigd hebben een rente van een halve ton boter en zes goudguldens, gaande uit hun erve en land, groot zestien dagmaat, in de heerlijkheid Cuynre te Wiberbuyeren, strekkende ten oosten van de Wiberbuyere wech tot in de Duersyl ten westen, belend ten noorden door de erfgenamen van olde Henrick en ten zuiden aan de weduwe van Jan Mathis, uit een stuk land in het erve van Claes Bartels, strekkende ten westen in de Deurzyl tot aan de Wiberburen wech in het oosten, belend ten zuiden door de erfgenamen van Gerrit Reynen en ten noorden door de weduwe van Jan Mathies, uit negen dagmaat groenland, de Sleken, in het eerder genoemde erve, belend ten noorden door de erfgenamen van Bartelt Everts, ten zuiden door de Hoege ende Lege Blencke en tenslotte uit wee huizen op de eerder genoemde landerijen staande; welke huizen en landerijen reeds belast zijn met de volgende jaarlijkse renten en uitgangen: twintig goudgulden aan Alit Arens te Veenhusen, negen en een half goudgulden aan heer Jan te Cuynder, vijf goudgulden aan het Brigittenconvent te Campen, drie goudgulden aan de kinderen van Jan Vorens, drie goudgulden aan Jan Claes Buelen te Cuynder, twee goudgulden en een oort aan Claes Otten, vijf goudgulden aan een zuster te Campen, nog drie kwart van een ton boter aan het Brigittenconvent binnen Campen en tenslotte nog twee philipsgulden in Vrieslandt; welke akte op verzoek van de verkopers mede wordt bezegeld door Cornelis Cleys.
106 Gert Lutgens, schout te Stenwyckerwolt, Passelo en Scerwolde, oorkondt dat aan de Oldemerck ten overstaan van hem en de keurnoten Johan Gerryszen en Frans Rolofzen door Henryck Hermens en zijn vrouw Zwane ten behoeve van Roloff van Oestenwolt en diens vrouw juffer Mechtelt van Hekeren een rente van 30 goudgulden is gevestigd, jaarlijks te betalen op Sunt Merten in den wynter (11 november), gaande uit de volgende goederen, gelegen in het gericht van Scerwolde:
- 15 1/2 roede land met huis en verdere getimmerten - uigezonderd het zesde deel in 15 roeden van de genoemde 15 1/2, dat toebehoort aan de kinderen van de dochter van Henryck, alsmede een achtste gedeelte in het huis en de verdere getimmerten -, belend ten zuiden door de erfgenamen van Gossen Hermens en ten noorden door Meryken Frans, Clas Jacops en de erfgenamen van Claes Lambers en strekkende van het Ruxvene tot aan de verste scheidsloot;
- 8 dagmaat land ten noorden van het vorige - met dezelfde uitzondering -, belend ten zuiden door het vorige en ten noorden door Rolof Henryczen, strekkende van de kuil tot aan de verste scheidsloot;
- de helft van 8 roeden land, eveneens daar gelegen, belend ten zuiden door de erfgenamen van [...] en Egbert ter Zellen en ten noorden door de erfgenamen van Maes[...] en strekkende van het Ruxvene tot aan de verste scheidsloot;
- 7 dagmaat land van Gese Johan Claes en 7 dagmaat van Johan Gerryszen en Frans Rolofzen, belend ten zuiden door Otto Tengnagel en ten noorden door de erfgenamen van Merten Coenen en strekkende van de Kerkdyck tot aan de Wetering.
Bezegeld door de schout en door Frans Rolofzen op verzoek van Henryck Hermens en zijn vrouw.
123 Gert Lutgens, schout te Passelo, Stenwyckerwolt en Scerwolde, oorkondt dat op Stenwyckerwolt ten overstaan van hem en de keurnoten Lambert ten Dale en Johan Henryczen door Henryck Gossens, zijn vrouw Lubbe en Deryck Mertens ten behoeve van Roloff van Oestenwolt en diens vrouw juffer Mechtelt is gevestigd een rente van 18 goudgulden, jaarlijks te betalen op Sant Mertensdach in den wynter (11 november), gaande uit:
- een erve en goed met huis en getimmerte, waar Henryck en Lubbe nu op wonen, gelegen in het gericht van Stenwyckerwolt, zijnde een derde gedeelte van het erve Smeynge en een zelfde gedeelte van het erve Sugerynge, het geheel gelegen naast het Sygerynge op de Ae, met uitzondering van twee ossenweiden, belend ten westen door de heer van Toutenberch, ten oosten het erve Wrensinge, ten noorden de erfgenamen van Gert Hyddynge en ten zuiden de Statmente,
- een derde deel in 8 ossenweiden, aan twee stukken gelegen, gelegen in de Veltslage, belend ten westen door Tuenberger, ten oosten de heer van Toutenberch en strekkende van de Hoeydyck tot aan de Ae, welke ossenweiden nog belast zijn met enkele renten,
- 5 dagmaat in een vierde gedeelte van een ossenweide, eveneens in de Slage gelegen op Stenwyckerwolt, belend ten westen door Johan Lebbers, ten oosten door de pastoor op Stenwyckerwolt en strekkende van de Hoeydyck tot aan de Ae, al deze goederen behoren toe aan de eerder genoemde Henryck en zijn vrouw,
- het aandeel van Deryck Mertens in een erve en goed op Stenwyckerwolt, met huis en getimmerte, geheten Ter Stege, belend ten westen door Gossen Janzen, ten oosten Jan Mertens, ten noorden Bytter ter Mers en ten zuiden strekkende met de lage landen tot aan de Hoeydyck,
133 Egbert Alberda en zijn vrouw juffer Wemele Lewens, ter ene zijde, en Roloff van Oestenwolt en zijn vrouw juffer Mechtelt [van Hekeren], ter andere zijde, zijn met elkaar overeengekomen, dat Egbert Alberda en zijn vrouw ieder jaar kunnen beschikken over de goederen en opbrengsten van wijlen juffer Aliet ter Borch, eertijds vrouw van Oestenwolt, die deze goederen in vruchtgebruik heeft, n.l. het erve en goed Lemfrynge, het erve en goed dat Lutgen Rolofs gebruikt, het erve en goed te Ye waar Johan Lambers op woont, het erve en goed dat nu gebruikt wordt door Johan Tymmerman, de visserij te Haren, het erve en goed waar Grete Braken op woont, belast met een jaarlijkse rente van 1 gulden en de boterpacht, die op Sunt Jannes midtzommer (24 juni) volgens tinsrecht betaald dient te worden, de Ryskamp die Johan Wobben gebruikt, de tienden uit de akkers van de vicarie van Sunt Catrynen te Paterwolde, de jaarlijkse rente van 2 gulden uit Wyckroe erve te Paterswolde - die echter niet tot de genoemde goederen behoort, aangezien die door Oestenwolt is gekocht, alsmede de opbrengsten uit alle overige goederen te Ye en Paterwolde, waarvan de gezamenlijke opbrengsten ongeveer 102 gulden 's jaars bedragen, en dat daarvoor genoemde Egbert Alberda en zijn vrouw ten behoeve van Oestenwolt en diens vrouw zullen vestigen een rente van 65 gulden zolang zij leven, jaarlijks te betalen binnen Vollenho op meye (1 mei), waarvoor Alberda tot onderpand stelt al zijn leengoederen en andere goederen in Drente, welke rente afgelost kan worden met 100 gulden voor iedere 6 gulden rente; tenslotte verklaart Oestenwolt, dat Egbert Alberda onbezwaard over de genoemde goederen kan beschikken, waarvoor hij tot onderpand stelt al zijn goederen in Drente.
Bezegeld door Egbert Alberda en Roloff van Oestenwolt en voorzien van hun ondertekening, alsmede die van hun vrouwen.
135 Gert Lutgens, schout te Passelo, Stenwyckerwolt en Scerwolde, mede als plaatsvervanger van Borchorst Goedenhogen, schout in de Blanckenham, oorkondt, dat aan de Oldemerck ten overstaan van hem en de keurnoten Jacop Pauelzen en Tymen Meynenzen door Zeyger Rolofsen en zijn vrouw Hylle ten behoeve van Roloff van Oestenwolt en diens vrouw juffer Mechtelt is gevestigd een rente van 9 goudgulden, jaarlijks te betalen op Sunt Merten in den wynter (11 november), gaande uit:
- 5 dagmaat land, gelegen in een stuk van 8 dagmaat, geheten de Grote Maet te Scerwolde, belend ten zuiden door de erfgenamen van Wessel Snock en en noorden door de erfgenamen van Claes Lambers en strekkende van de Weterynge tot aan het Rot.
- een derde gedeelte van 7 dagmaat land in Coningeslant, strekkende van de Laedyck tot aan de kuile en belend ten zuiden door Tys Lutgens en Arent Henryczen en ten noorden door Henryck Wylmzen,
- 1/2 dagmaat land in hetzelfde stuk, onverdeeld met 1 1/2 dagmaat, belend ten noorden door Claes Jacops en ten zuiden door Arent Henryczen en Tys Lutgens,
- 3 1/2 dagmaat land in het land van Hermen Zygers, dat daar evenwijdig aan ligt en 6 roeden breed is, strekkende van de Laedyck tot aan het Rot en belend ten zuiden door de erfgenamen van Michel Scultynck en ten noorden door Hermen Meynen,
- 1 dagmaat op de akkers van Claes Lambers, die in het geheel 4 dagmaat groot zijn, met het aandeel van een kwart in het huis, de schuur en de hof, belend ten zuiden door Femme, weduwe van Johan Claessen, en ten noorden door de erfgenamen van Gossen Hermens en strekkende van de Laedyck tot aan de hofstede,
welke genoemde goederen belast zijn met nog een rente te betalen te Kampen en een aan Alyet Johan Lutgens en enkele boterpachten aan Wycher Albert Tymens,
153 De raad van de stad Vollenho oorkondt, dat zij op verzoek van pastoor heer Johan Vryst (Vuyst), die op zijn kosten in de Oldestrate, tegenover het St. Anthoniusgasthuys, reeds een huis had doen bouwen ten behoeve van weeskinderen, de volgende regels voor dat huis hebben vastgesteld:
1. het huis zal bestuurd worden door drie eerlijke mannen;
2. de eerste zal zijn de tijdelijke pastoor van Vollenho, de tweede iemand van de schepenen van de stad en de derde iemand uit de Raad, ieder voor de tijd van zes jaar, en degene die niet in aanmerking wil komen, zal een boete betalen van tien goudgulden.
3. degene die belast is met de administratie, zal ieder jaar in maart of mei rekening en verantwoording afleggen ten overstaan van de tijdelijke pastoor en de raad van de stad Vollenho;
4. de provisoren zullen aannemen in het weeshuis de armste wezen binnen de stad Vollenho woonachtig en slechts als bijzondere weldaad een wees van buiten de stad.
5. de wezen zullen voorzien worden van kost, drank en kleren en wat verder noodzakelijk zijn zal;
6. de wezen die men aanneemt zullen niet ouder mopgen zijn dan drie, vier of vijf jaar;
7. de wezen zal men onderrichten in lezen en schrijven van hun zesde of hun tiende levensjaar en daarna zullen de jongens een ambacht leren en de meisjes zullen werken en het naaien van linnen leren;
8. niemand van de provisoren zal een kind mogen voortrekken;
9. de provisoren zullen geen weeskinderen mogen aannemen, die nog vele schulden hebben, waardoor het weeshuis benadeeld zou kunnen worden;
10. wanneer er geen weeskinderen binnen Vollenho zijn, mogen de provisoren kinderen aannemen, waarvan of de vader of de moeder is overleden;
11. mocht de vader of moeder, waarvan het kind in het weeshuis is ogpenomen, zijn of haar kind weer terug willen en kan aantonen dat kind te onderhouden, dan mag het het weeshuis verlaten;
175 Gert Lutgens, schout te Stenwyckerwolt, Passelo en Scerwolde, oorkondt, dat aan de Oldemerck ten overstaan van hem en de keurnoten Cort Scultynck en Wolter Jacops door Wolter Heynzen ten behoeve van Roloff van Oestenwolt en diens vrouw juffer Mechtelt is gevestigd een rente van 9 goudgulden, jaarlijks te betalen te Vollenho op Sunt Mertensdach in der wynter (11 november), gaande uit:
- een huis, hof getimmerte en opstaand hout met 6 dagmaat land daarbij, nog 3 dagmaat land buiten de Weterynge gelegen en nog 4 dagmaat land, geheten de Wee, alles gelegen te Scerwolde, belend ten zuiden door Wolter zelf met zijn consorten en ten noorden door Gaeyken Heynzen,
- 2 dagmaat land, belend ten zuiden door Wolter zelf met zijn consorten en ten noorden door Johan Classen en strekkende van de hofstede tot aan de dwarssloot,
- een zesde deel van 1/24 deel in 5 roeden land, belend ten zuiden door Merten Gerryssen en ten noorden door Wolter Heynzen zelf en zijn consorten en strekkende van de Haerslot tot aan de kamp van het gasthuis,
- een zesde deel van 1/24 deel in 4 dagmaat land bij het land van Heyne Coeptonnis, belend ten zuiden door Merten Gers en ten noorden door de erfgenamen van meester Andres [...], strekkende van de Haerslot tot aan de sloot bij de Laedyck,
welke goederen nog belast zijn met verschillende renten en uitgangen, o.a. ten behoeve van de heer van Toutenborch, en welke rente afgelost kan worden met 150 goudgulden.
Tenslotte oorkondt de schout, dat ten overstaan van hem en de keurnoten door Johan van Dest, als volmacht van Roloff van Oestenwolt en diens vrouw, de genoemde rente legateert aan het armenhuis van Sunt Antonis te Vollenhoe, onder voorwaarde, dat zij na het overlijden van één hunner over de helft kunnen beschikken en na hun beider dood over de gehele rente.
Bezegeld door de schout en door Frans Rolofzen op verzoek van Wolter, alsmede door Roloff van Oestenwolt, die de akte tevens voorziet van zijn ondertekening.
213 Roloff van Oestenwolt, ter ene zijde, en heer Freryck Blessynck, deken van Stenwyck, en zijn broers Tymen en Zyger Blessynck, ter andere zijde, verklaren als ooms huwelijkse voorwaarden te hebben gemaakt tussen Gert, natuurlijke zoon van wijlen Henryck van Oestenwolt, van beroep barbier, en Mechtelt Cronenberge, waarbij Oestenwolt, met toestemming van zijn vrouw Mechtelt van Hekeren aan Gert zal meegeven een som van 100 goudgulden, een jaarlijkse rente van 10 goudgulden, zolang hij - Oestenwolt - leeft, en na zijn dood en die van zijn vrouw zullen hun erfgenamen en executeurs aan Gert en Mechtelt geven de akte van 4 december 1564 (regestnr. 123), bezegeld door de schout Gert Lutgens en Johan van Dest, waarbij door de weduwe Jacop Johan Gerryssen met haar broer Remmelt Johan Heynsen als haar voogd een rente van 12 goudgulden, aflosbaar met 200 goudgulden, is gevestigd;
de ooms van Mechtelt zullen haar meegeven een som van 50 goudgulden en een jaarlijkse rente van 7 1/2 goudgulden, waarvoor Tymen Blessynck en diens vrouw zich hun levenlang garant zullen stellen, en tenslotte beloven zij, dat de kinderen van hun overleden zuster Cronenberch het recht van representatie zullen genieten in toekomende familierechterlijke verhoudingen.
Welke akte door de partijen wordt ondertekend en op beider verzoek mede door heer Johan Vust, pastoor te Vollenhoe, en tevens Mechtelt van Hekeren, vrouw van Roloff van Oestenwolt, die verklaart zich aan de bepalingen van deze akte te zullen houden en deze daarom mede ondertekent.
215 [Roloff van Oestenwolt] verklaart aan zijn vrouw Mechtelt de volgende akten ter hand te hebben gesteld:
- van 24 november 1561 betreffende een rente van 30 goudgulden, gevestigd door Henryck Hermens te Scerwolde,
- van 3 februari 1570 betreffende een rente van 6 goudgulden, gevestigd door Gaeygen Heynzen,
- van 20 oktober 1571 betreffende een rente van 6 goudgulden, eveneens gevestigd door Gaeygen Heynzen,
- van 24 juli 1564 betreffende een rente van 6 goudgulden, gevestigd door Jacop Roem te Baerle,
- van 28 april 1570 betreffende een rente van 6 goudgulden, gevestigd door Claes Gerris Hyddynck,
- van 17 september 1563 betreffende een rente van 6 goudgulden, gevestigd door Wycher Volkers,
- van 15 augustus 1565 betreffende een rente van 6 goudgulden, eveneens gevestigd door Wycher Volkers,
- van 24 juli 1564 betreffende een rente van 12 goudgulden, gevestigd door de weduwe Johan Classen te Stenwyck,
- van 29 oktober 1566 betreffende een rente van 6 goudgulden, gevestigd door Frans Rolofs te Scerwolde,
- van 29 mei 1563 betreffende een rente van 15 goudgulden, gevestigd door Johan Peters aan de Oldemerck,
- van 24 december 1562 betreffende een rente van 9 goudgulden, gevestigd door Henryck Wylmzen in de Eze,
- van 10 november 1564 betreffende een rente van 9 goudgulden, gevestigd door Reyger Rolofzen,
- van 22 december 1563 betreffende een rente van 18 goudgulden, gevestigd door Henryck Gossens op 't Wolt,
- van 6 december 1562 betreffende een rente van 18 goudgulden, gevestigd door de Dyckcluft,
- van 29 augustus 1564 betreffende een rente van 6 goudgulden, gevestigd door de schout Gert Lutgens,
- van 11 juli 1564 betreffende een rente van 21 goudgulden, gevestigd door Albert Tymens te Ysselham,
- van 4 november 1564 betreffende een rente van 6 goudgulden, gevestigd door Augustinus Janzen,
- van 22 april 1571 betreffende een rente van 6 goudgulden, gevestigd door Johan Janzen van Bertolt,
217 Roloff van Oestenwolt verklaart zijn testament te maken, waarbij hij tot zijn executeuren aanstelt zijn vrouw Mechtelt van Hekeren, voor zijn goederen in het ambt van Vollenhoe de pastoor te Vollenhoe, de drost van Vollenhoe en de burgemeesters van de stad Vollenhoe, voor de goederen in Sallant de drost van Sallant, voor de goederen in het ambt van Hasselt de schout, voor de goederen in Drente de drost en zijn leenheer, de bezitter van de Haverhorst, die voor hun werkzaamheden elk een gouden muntstuk zullen ontvangen en de volgende bepalingen maakt:
- met toestemming van zijn vrouw Mechtelt van Hekeren zijn gelegateerd de volgende akten: van 29 januari 1569 betreffende een rente van 9 goudgulden, gevestigd door Wolter Henryczen te Scerwolde aan de provisoren van Sunt Antoni armenhus te Vollehoe; van 20 januari 1569 betreffende een rente van 6 goudgulden, gevestigd door Johan Kers aan de Bluczyel aan de provisoren van het nieuwe begonnen weeshuis binnen Vollenhoe; van 17 april 1570 betreffende een rente van 2 goudgulden, gaande uit het huis van Henryck Bonegel binnen Vollenho aan de barbier Steffen, de zoon van zijn bastaardzuster Heyle [van Oestenwolt]; van 14 april 1565, met een daarmee getransfigeerde akte van 14 mei 1559, betreffende een rente van 3 goudgulden, gaande uit het goed van Johan Hermens te Passelo, en van 5 maart 1564, met een transfix van 14 mei 1569, betreffende een rente van eveneens 3 goudgulden, gaande uit het goed van Gert Alts te Scerwolde, beide renten aan zijn natuurlijke zuster Heyle; van 17 juni 1569 betreffende een rente van 3 goudgulden, gaande uit het goed van Johan Hoevynck te Stenwyck, en een transfix van 8 juli 1569, aan Johan Coops en zijn vrouw Hermen; i

Kenmerken

Datering:
14e - 20e eeuw
Omvang archiefblok:
4,4 meter(s)
Voorwaarden voor raadpleging en gebruik:
Het archief is openbaar.
Toegang:
Mensema, A.J., J.H. Wigger, R. de Jong, E. Smit, Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis (VORG), collectie archivalia, 14e - 20e eeuw, Zwolle (1998 (2019)).
Omvang in stuks:
264
Archiefvormer(s):