Uw zoekacties: Huis Weleveld bij Borne en familie Dikkers

0227.1.1 Huis Weleveld bij Borne en familie Dikkers ( Collectie Overijssel locatie Zwolle )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. De geschiedenis van het huis Weleveld en zijn bewoners
0227.1.1 Huis Weleveld bij Borne en familie Dikkers
Inleiding
1.
De geschiedenis van het huis Weleveld en zijn bewoners
In 1206 droeg de abt van het convent van Ruinen in Drente enige bezittingen van de kerk van Ruinen, waaronder de conventskerk in Borne, over aan het Sticht van Utrecht. * 
Bisschop Dirk II van Ahr gaf dit nieuwe bezit in leen uit aan de heren van de vrije heerlijkheid Ruinen.
Onder dit bezit viel ook het goed Weleveld, gelegen in de buurschap Zenderen, ten noordoosten van het dorp Borne.
Het Weleveld zou tot aan de afschaffing van het leenstelsel in 1798 achterleen van het Sticht blijven, ook al ging de leenhoogheid van de heerlijkheid Ruinen achtereenvolgens over aan de vorsten van het Habsburgse huis en aan de Staten van Overijssel.
Naar alle waarschijnlijkheid kreeg een zijtak van het geslacht van Ruinen het Weleveld in de 14e eeuw in achterleen en ging zich naar het goed noemen.
In de 14e en 15e eeuw speelden de van Welevelds een belangrijke rol in Twente, terwijl zij als de belangrijkste gewaarden in de Bornse marken, afwisselend met de heren van Twickel, er het markerichterschap bekleedden. * 
In 1521 bracht Anna van Weleveld door haar huwelijk met Sweder Schele, stammend uit een riddermatig geslacht nabij Osnabrück, het goed in dat geslacht.
Hun zonen Jasper en Christoffel bezaten de havezathe gezamelijk tot 1555, toen het bij een akte van boedelscheiding aan Christoffel toeviel.
Door de voortdurende oorlogstoestand was deze gedwongen zich op zijn Duitse bezittingen terug te trekken. In 1582 werd het Weleveld door Spaanse troepen geplunderd, waarbij alle op de havezathe aanwezige archivalia verloren gingen.
Gedurende de 17e eeuw bleef het goed in het bezit van de familie Schele.
In 1687 werd de weduwe van Sweder Christoffel Schele, Judith Margaretha van Coeverden, die hertrouwde met Joost Christoffer van Bevervoorde tot Oldemeule, vruchtgebruikster.
Zij overleed in 1702, waarna het Weleveld toeviel aan de zoon van haar zager Willem Hendrik Schele, te weten Ernst Carel.
Zijn beide zusters, Anna Elisabeth en Amelie, erfden het goed van hem in 1708.
In 1715 verkocht Amelie Schele het Weleveld aan Adolf Hendrik van Rechteren, heer van Almelo en Vriezenveen, waartegen echter verzet rees van de kant van Lambert Joost van Hambroeck.
Deze had het Weleveld al eerder gekocht van Anna Elisabeth en had er zich in 1720 mee laten belenen.
Er moest opnieuw een openbare verkoping van het goed plaats vinden en ditmaal werd Lambert Joost van Hambroeck definitief eigenaar.
Zijn zoons Zeiger Eusebius en Lambert Joost erfden het Weleveld in 1748 en deden het in 1755 over aan hun oudste broer Willem Hendrik van Hambroeck tot de Arenshorst, welke verkoop in 1765 definitief geregeld werd.
Na zijn dood in 1789 verviel het Weleveld aan zijn zoon Willem Hendrik, die in 1814 benoemd werd in de ridderschap van Overijssel.
In 1819, het huis was inmiddels in 1804 afgebroken, werd Gerhardus Dikkers door koop eigenaar van het goed.
Het Weleveld zou tot 1908 in het bezit van de familie Dikkers blijven. Vermoedelijk is het faillissement van het bankiers- en kassiersbedrijf Dikkers & Co., in 1907, oorzaak van de verkoop. * 
Het omvatte toen ruim 142 ha. En ging voor 9500 gulden over in handen van mevrouw C. Hanisch, geboren ten Cate, te Modling in Oostenrijk.
Aan het huis was een leenkamer verbonden. De goederen daarin bestonden uit landerijen en tienden, gelegen in Drente en Overijssel en beheerd door een verwalter- leenheer.
De aan de havezathe verbonden rechten bestonden, behalve uit het recht van verschrijving ter landdag, uit een land- en watertol en uit het visrecht van de Oude Beek.
Het is niet geheel duidelijk, of, zoals C. J. Snuif aanneemt, de heren van Weleveld direkt vanaf het begin van hun belening omstreeks 1300, het collatierecht van de kerk te Borne hebben bezeten. * 
Het is mogelijk, dat dit eerst sinds de 15e eeuw het geval is, daar de kerk toen herbouwd is. Koor en toren dagtekenen waarschijnlijk uit de eerste helft der 15e eeuw, het later tussengevoegde schip zal ca. 1482 opgetrokken zijn, gezien een opschrift uit dat jaar op het westelijk gewelfvlak. Het jongste deel, de sacristie, vermoedt men te zijn gebouwd eind 15e, begin 16e eeuw. * 
Behalve het recht van beroeping van de predikant, bezaten de heren van Weleveld ook het recht de koster, de organist en de voorzanger/ schoolmeester te benoemen.
Voorts waren zij operkerkmeester en opperprovisoor.
Als opperkerkmeester hoorden zij de kerkerekeningen, die van martini tot martini liepen, af en als opperprovisoor de rekeningen van de provisoren of armenmeesters.
Toen in 1816 het Reglement op de Hervormde Kerk tot stand kwam, waarbij het oppertoezicht op de administratie, eertijds berustende bij Ridderschap en Steden, toeviel aan het Provinciaal College van Toezicht op het beheer van Kerkelijke goederen en fondsen van de hervormde gemeenten in Overijssel, bracht dit tevens de instelling van een college van kerkvoogden en notabelen met zich mee, waarvan de opperkerkmeester q.q. lid was.
Het collatierecht van de heren van Weleveld heeft nog als consekwentie gehad, dat de Lutherse Christoffel Schele in 1555 een eveneens Lutherse predikant aanstelde, m.a.w. tien jaar voordat de opstand te gebeuren stond. * 
Toen het Calvinisme zich tegen het eind van de 16e eeuw in Overijssel begon te consolideren, werd deze predikant, Johannes Nijhoff, naar de classicale vergadering te Deventer ontboden, waar hij geen duidelijk uitsluitsel kon geven over zijn rechtzinnigheid in de leer.
In 1603 werd daarop Frederik Kemenerus door de classis Deventer tot predikant van de kerk te Borne beroepen.
Deze vertrok in 1605, waarop Nijhoff, die op de huiskapel van het Weleveld had verbleven, weer in fungtie trad.
In 1619 beriep de classis opnieuw een andere predikant, Herman Wellemeijer, en ondanks de protesten van Schele bij Ridderschap en Steden, vond deze beroeping doorgang, waarmee een eind kwam aan het Lutherse tijdperk in Borne.
Zoals eerder vermeld, werd het Weleveld in 1819 aangekocht door Gerhardus Dikkers.
Deze stamde uit een niet onbemiddeld geslacht van paarden- en veehandelaren, herbergiers en belastinginners, dat zijn bakermat vond in Holten in Overijssel. * 
De familie splitste zich in vier takken, waaronder de tak Rijssen.
Stamhouder van de tak Rijssen en grootvader van de bovengenoemde Gerhardus Dikkers, was Jan Dikkers, een paarden- en veehandelaar, die, in 1720 gehuwd met de burgemeestersdochter Derkje Hermelink, in dat zelfde jaar benoemd werd tot schout van Rijssen.
Behalve twee dochters had hij drie zonen, nl. Jan Hendrik, Hendrikus en Gerrit Egbert.
Hoewel de eerste twee respectievelijk schout van Vriezenveen en burgemeester van Rijssen waren, nam de paardenhandel, die zij met hun broer Gerrit Egbert dreven, nog een belangrijke plaats in, getuige de rekeningen, die in het archief bewaard zijn gebleven. * 
Jan Hendrik Dikkers, schout van Vriezenveen, was een aktief aanhanger van de Oranjepartij, die zelfs bij verschillende gelegenheden op de vuist ging met zijn politieke tegenstanders. * 
Volgens A. Benthem Gzn. stond hij in 1787 in briefwisseling met de prins van Oranje, en zou de latere koning Willem I gedurende de Franse tijd enige dagen bij zijn zoon Gerhardus in Borne gelogeerd hebben. * 
Hiervan is in het archief geen spoor terug te vinden, maar wel is bvewaard gebleven een akte van abolitie, afgegeven door stadhouder Willem V, om Gerrit Egbert Dikkers, als paardenhandelaar te Groningen vertoevend en daar in politieke rellen verzeild geraakt, een vernederende straf te besparen, hem opgelegd door de drost der beide Oldambten in 1789. * 
Toen de omwenteling in 1795 een feit was, werd Jan Hendrik Dikkers als schout afgezet.
Getuige een in dit archief bewaard gebleven kiesbilet, op naam van Jan Keyser, heeft hij zich in 1798 nog kandidaat gesteld als ringkiezer voor de grondvergadering. * 
Zijn loopbaan was inderdaad nog niet ten einde, want in 1803 werd hij door het Departementaal Bestuur aangesteld tot schout van Vriezenveen, hetgeen hij tot zijn dood in 1811 is gebleven.
Jan Hendrik Dikkers is tweemaal gehuwd geweest. Uit zijn tweede huwelijk met Fenneke Mollink, werd in 1782 zijn enige zoon Gerhardus geboren.
Gerhardus Dikkers werd in 1801 als student in de rechten aan de universiteit te Utrecht ingeschreven, waar hij in 1804 afstudeerde.
In 1806, het jaar waarin hij huwde met Johanna Hendrika Lamberts, werd hij benoemd tot commissaris tot het werk der verponding van het arrondissement Enschede.
Als onderdeel van de belastinghervorming van 1805 werd de verponding herzien tot een nieuwe grondbelasting. * 
De verponding werd vanouds geheven op de inkomsten, welke de eigenaren uit hun onroerend goed trokken. Bij de herziening van 1805 werd de waarde van de huizen en grond berekend over de huur of de pacht over het gemiddelde van de laatste tien jaar, te kapitaliseren tegen 6%.
Voor de zamenstelling der kohieren werd een administratie in het leven geroepen, bestaande uit 104 commissarissen, verdeeld over de verschillende departementen en bijgestaan door taxateurs en landmeters. * 
In 1812, toen de Franse administratie al ingevoerd was en Dikkers de lopende zaken van bovengenoemd ambt afhandelde, werd hij benoemd tot ontvanger der direkte belastingen van Borne en Hengelo, en bovendien tot maire van Weerselo.
Beide ambten nam hij tot 1816 waar, toen hij benoemd werd tot ontvanger-particulier van het arrondissement Almelo.
Als zodanig inde en controleerde hij de ontvangsten der direkte en indirekte belastingen, waarbij hijzelf verantwoording schuldig was aan de ontvanger-generaal van Overijssel.
Als gevolg van de nieuwe belastingwetten van 1821 werd dit ambt in 1823 opgeheven.
In 1816 was Dikkers ook benoemd tot lid van de commissie landbouw van Overijssel. De commissies van landbouw waren in de provincies in 1805 opgericht, tijdens de Franse tijd opgeheven en in 1814 heropgericht. Ze werkten nauw samen met de Provinciale Staten en hadden een betere organisatie van de landbouw als doelstelling. * 
In 1819, het jaar waarin Dikkers het Weleveld kocht, werd hij benoemd tot lid van de Staten van Overijssel, als vertegenwoordiger van het platte land.
Dikkers stelde zich in 1848 kandidaat voor de Eerste Kamer.
In de Provinciaal Overijsselsche en Zwolsche Courant van 3 november 1848 staat een lijst, die de 71 hoogst in de belastingen aangeslagen kandidaten voor de Eerste Kamer vermeldt. Dikkers verschijnt hierop als nr. 37.
Door zijn vele funkties, hij had ondermeer zitting in vele commissies voor de markeverdeling, had Dikkers veel invloed in Twente.
Volgens de al eerder aangehaalde van Benthem werd hij in de hogere kringen "de Prins van Twente" genoemd.
Op provinciaal niveau heeft Dikkers zich vooral ingezet voor de verbetering en de aanleg van wegen en kanalen. * 
Dit wordt ook aangehaald in een in memoriam, verschenen in bovengenoemde krant, bij zijn overlijden in 1852:"..... en gedurende zijn langdurig lidmaatschap van de Staten der Provincie en andere commissiën veel heeft bijgedragen tot de daarstelling van wegen, vaarten en andere nuttige werken; waarvoor hij niet naliet zich grote opofferingen te getroosten. De kanalisatie van Overijssel was eene onderneming, waarvoor hij zich reeds voor meer dan het vierde ener eeuw veelmoeite heeft gegeven."
Ook verdient nog enige aandacht Jan Dikkers, procureur bij de rechtbank van eerste aanleg te Almelo en deurwaarder van het vredegerecht te Delden.
Tijdens de uitoefening van die laatste funktie werd hij te Stad Delden vermoord. De dader werd in 1818, twee jaar na de moord, terechtgesteld, en was daarmee de laatste in Overijssel, die ter dood veroordeeld werd. * 
Gedurende de rest van de 19e eeuw bekleedden de leden van de familie Dikkers diverse bestuurlijke funkties en waren zij lid van de rechterlijke macht.
Van de nog bestaande familie verscheen een uitgebreide genealogie van de hand van H. J. Barendregt in het februari-nummer van 1972 van de Nederlandse Leeuw.
2. Geschiedenis van het archief en de verantwoording van de inventaris