Uw zoekacties: Huis Herinckhave te Fleringen met collectie Von Bönninghausen

0222 Huis Herinckhave te Fleringen met collectie Von Bönninghausen ( Collectie Overijssel locatie Zwolle )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Geschiedenis van de havezate Herinckhave
2. Herkomst van de archieven
3. Lotgevallen van de archivalia
0222 Huis Herinckhave te Fleringen met collectie Von Bönninghausen
Inleiding
3.
Lotgevallen van de archivalia
Ad 1. Bij testament van 1910 zou jhr. mr. Lodi E.F.J. von Bönninghausen naast het huis Herinckhave ook het huisarchief aan zijn vierde zoon jhr. E.Th. Meinrad von Bönninghausen hebben gelegateerd . Vlak vóór de veiling van de havezate Herinckhave in 1916 kreeg diens oudste broer jhr. Egon J.J.S. von Bönninghausen-in familiekring Egon Borne genaamd-op zijn verzoek het grootste gedeelte van het huisarchief van Meinrad, de nieuwe eigenaar van het huis *  . Het is niet duidelijk of Egon Borne dat deel van het archief in bruikleen had ontvangen, zoals Meinrads zoon jhr. Egon L.M.Th.J. von Bönninghausen in 1939 beweerd had *  .
Egon Borne deed al sinds de jaren tachtig van de 19e eeuw veel aan genealogie van zijn familie en het beschrijven van het archief *  . In de jaren 1922-1925 liet Egon Borne het archief door zijn verre neef dr. A.J. Freiherr von Bönninghausen (van de staak Bremscheid) en kapelaan Hubert Grosse Osterholt, beiden te Vorst (Dld.), doornemen ten behoeve van hun publicatie over de militaire carrière van Lothar Dietrich Freiherr von Bönninghausen (c. 1595-1657) in 1925 *  . Van de voornamelijk 17e en 18e eeuwse stukken uit dat archief vervaardigde Grosse Osterholt beschrijvingen, waarvoor hij de waardeloos geworden bankbiljetten van ettelijke miljoenen marken als fiches gebruikte. Deze fiches hechtte hij met spelden aan de stukken vast *  .
Hun publicatie vormde later voor Duitse en Nederlandse leden van de familie de aanleiding tot diepgaand archiefonderzoek naar de afstamming van Ferdinand Lothar von Bönninghausen (c. 1633-1684), van de genoemde Lothar Dietrich en naar hun rechten op de titel "Freiherr" in Duitsland en de baronnentitel in Nederland. Het archief werd door hen en door geconsulteerde genealogen geraadpleegd en belandde daardoor op diverse plaatsen in Duitsland waaronder Vorst, Velen, Keulen en Berlijn *  . Met een rood of blauw potlood maakten de genealogen aantekeningen op de stukken, waarin veelal de woorden "baron" en "freiherr" onderstreept werden. De weduwe van Egon Borne, Daniëlle E.H.B. baronesse Mulert tot de Leemcule (1864-1944), schonk het archief in 1939 aan jhr. mr. Lodi E.E.A.M. von Bönninghausen tot Herinkhave ofwel Lodi Arnhem *  . Het onderzoek leidde onder andere tot verzoeken om de baronnentitel in 1934-1935 *  . In omstreeks 1940 brak voor het archief een rustige tijd aan na een roerige periode van verhuizingen en raadplegingen.
Na het overlijden van Lodi Arnhem maakte zijn weduwe aantekeningen op een aantal stukken, voornamelijk betrekking hebbend op haar echtgenoot, en tevens schreef zij op de achterkant van diverse familiefoto's de namen van de geportretteerden. Bij haar verhuizingen naar Den Haag en Wassenaar ging het archief ook mee. Vanuit de laatstgenoemde plaats belandde het archief in 1968 in het Algemeen Rijksarchief. Na de overbrenging van het archief naar het Rijksarchief in Overijssel in 1974 nam de oud- rijksarchivaris in Overijssel Ter Kuile een voorlopige inventarisatie ter hand. Door zijn overlijden in oktober 1975 kon de inventarisatie niet voltooid worden. Van zijn beschrijvingen en aantekeningen maakte jhr. A.J. Gevers in de lente van 1978 gebruik bij het samenstellen van een voorlopige inventaris van het archief *  .
Het sinds 1916 onder jhr. E.Th. Meinrad von Bönninghausen en zijn rechtsopvolgers berustende gedeelte van het huisarchief is niet bij de grote brand op het huis Herinckhave in 1959 verloren gegaan *  . Tijdens het beheer van Herinckhave door het Nederlands Beheersinstituut had de burgemeester van Tubbergen deze archivalia op 4 november 1946 aan het Rijksarchief in Overijssel in bewaring gegeven.
Uit het proces-verbaal van deze inbewaargeving blijkt dat deze archivalia, waarvan de omvang niet bekend is, de periode 1682-1945 besloegen *  . Na de opheffing van het beheer in 1948 werden deze stukken in twee gedeelten aan jkvr. Theresia M.C.F. de van der Schueren en jhr. mr. Ernst J.B.M. von Bönninghausen en zijn echtgenote overgedragen *  . Van deze teruggave werden enige markearchivalia, die op grond van artikel 35 van de wet van 10 mei 1886 (Stbl. 104) reeds lang naar het rijksarchief overgebracht moesten worden, uitgezonderd *  .
Voor 2 september 1950, dus ruim negen jaar voor de brand, verdwenen de teruggegeven stukken spoorloos *  , op twee pachtboeken van de havezate de Eeshof na *  . De verblijfplaats ervan is thans onbekend. ad 2. Deze zgn. collectie bestaat uit drie groepen: a. de archivalia van dr. A.J. Freiherr von Bönninghausen, zijn voorouders en andere verwanten, b. de archivalia, die door hem verworven werden, en daarnaast de stukken die per ongeluk in de collectie terechtgekomen waren, en c. de genealogische, heraldische en geschiedkundige aantekeningen en documentatie verzameld door dr. A.J. Freiherr von Bönninghausen.
Voorafgaand aan de bespreking van de lotgevallen van de collectie in het algemeen zal het een en ander over de onder sub b genoemde archivalia uiteengezet worden. Bij zijn genealogisch en geschiedkundige onderzoek trof dr. A.J. Freiherr von Bönninghausen in diverse particuliere archieven stukken met betrekking tot zijn familie aan. Het gelukte hem om een aantal hiervan te verwerven. Zo raakten deze stukken vermengd met de overige archivalia. Zoals eerder vermeld had hij in de jaren 1922-1925 de onder ad 1 genoemde stukken ten behoeve van de publicatie over Lothar Dietrich Freiherr von Bönninghausen en verder genealogisch onderzoek geleend. Daardoor zijn een aantal stukken op den duur niet naar Egon Borne teruggekeerd. Zo werden in de collectie stukken betreffende de leden van de staak Herinckhave vanaf Ferdinand Adolf von Bönninghausen (1728-1780) tot en met jhr. Egon J.J.S. von Bönninghausen (1856-1933) aangetroffen.
Nu volgen de lotgevallen van de hele collectie in grote lijnen. In de loop van de jaren had dr. A.J. Freiherr von Bönninghausen zijn collectie uitgeleend aan enkele historici ten behoeve van de publicaties over Lothar Dietrich Freiherr von Bönninghausen, de oudste generaties en de in 1804 uitgestorven staak Walbeck van de familie Von Bönninghausen. Hierdoor gaf hij aan hen de gelegenheid de geschiedschrijving over de familie Von Bönninghausen op een hoger niveau te brengen *  . Intussen had hij enkele keren zijn archivalia bij archiefinstellingen ter inventarisatie gedeponeerd. In 1941 vervaardigde de Landesoberarchivrat van Rheinland te Düsseldorf, dr. C. Wilkes, een inventaris van een deel van zijn archief *  . In 1958 deponeerde dr. A.J. Freiherr von Bönninghausen weer zijn stukken bij de "Archivberatungsstelle" van Rheinland te Düsseldorf *  . Of hier toen weer een inventaris gemaakt is, is niet bekend. Na de overdracht van het eerste deel van de collectie in 1962 had mr. E.D. Eijken, indertijd hoofdchartermeester van het rijksarchief, hiervan een korte inventaris samengesteld *  .
Tenslotte werd in 1984 het reeds in grote wanorde verkerende resterende deel van de collectie op enkele stukken na aan het Stadtarchiv van Mönchengladbach overgedragen. Doch voordat de inventarisatie ervan ter hand genomen werd, werd de collectie op zijn verzoek in 1986 naar Zwolle overgebracht *  . Uit de collectie waren reeds in de loop van de jaren een aantal stukken aan diverse archieven geschonken *  . Zo schonk dr. A.J. Freiherr von Bönninghausen ondermeer in 1978 een aantal stukken betreffende zijn grootvader Rudolf A.H. von Bönninghausen (1834-1916) aan het Kreis-archiv van de kreis Viersen te Kempen (Dld.) overgedragen *  . Naast deze verliezen werd de collectie in 1960 met een aanwinst verrijkt door de schenking van de Vereinigung des Adels in Bayern E.V. te München van een aantal archiefstukken betreffende zijn familie *  .
4. Verantwoording van de inventarisatie
5. Aanwijzingen voor de gebruiker

Kenmerken

Datering:
1336 - 1965
Omvang archiefblok:
5 m ? foto's
Voorwaarden voor raadpleging:
Deels niet openbaar tot 2016. Voor inzage van stukken is schriftelijke toestemming vereist van de eigenaar
Toegang:
Wigger, J.H., Inventaris van het huisarchief Herinckhave te Fleringen, waarin opgenomen de collectie Von Bönninghausen, 1336 - 1965, Zwolle (1989).