Waar het archief zich tot 1870 bevond, is de bewerker niet geheel duidelijk geworden. Vanwege het feit echter, dat de secretaris zitting hield ter provinciale griffie, is het waarschijnlijk, dat de administratie van het Provinciaal College zich ook ter griffie bevond.
Na overleg met de kerkvoogdij van de hervormde gemeente Zwolle, werd in 1873 het gedeelte van het archief over de periode 1820-1869 geplaatst op de zolder van de Grote- of St. Michaëlkerk te Zwolle *  . Het lopende gedeelte van het archief bleef bij de secretaris. Hiervoor kreeg hij de beschikking over een zogenaamde loketkast *  .
In 1906 werd door het College voorgesteld een brandvrije kluis als archiefbewaarplaats te bouwen, in één van de kerkgebouwen van de hervormde gemeente te Zwolle, speciaal bestemd als bergplaats van archieven van hervormde gemeenten in de provincie Overijssel. Het Algemeen College van Toezicht verklaarde zich bereid om hiervoor een subsidie te verlenen *  . De plannen vonden echter geen doorgang.
Daarna poogde het College om zijn archief in een brandvrije archiefruimte, die in beheer was bij kerkvoogden te Zwolle, te plaatsen, wat echter ook op niets uit liep. Het betrof hier kennelijk een gedeelte van de kelder van de Grote Kerk. Ook de Waalse gemeente te Zwolle kon geen ruimte beschikbaar stellen voor het archief.
Tenslotte bleef het waar het was: op een zolder boven "het groote portaal" van de St. Michaëlkerk. Wel werden de kasten steeds hersteld *  . Regelmatig kreeg de secretaris machtiging om nieuwe kasten aan te schaffen, in minder bloeiende tijden om "een geschikte kast over te nemen" *  .

Na een bezoek, dat de secretaris in februari 1928 aan het archief bracht, meldde hij echter toch dat de toestand ervan niet best was. Er waren weer te weinig kasten, zodat sommige stukken op de vloer moesten blijven liggen. Bovendien was het door de ligging slecht te bereiken en 's winters was het er door de tocht en kou niet uit te houden. Daar een poging tot betere berging enkele jaren daarvoor ook al mislukt was cretaris een naar zijn idee "geschikte kluiskelder" ter sprake, die eventueel wel gehuurd zou kunnen worden. Deze poging heeft ook geen succes gehad, aangezien de kerkvoogden van de hervormde gemeente te Zwolle in 1939 aanboden het archief tijdelijk te plaatsen in een "ruimte waar het met het oog op de gevaarlijke tijdsomstandigheden veiliger zal staan dan waar het nu is" *  .
Toch werd deze ruimte, die na de vergadering bezichtigd werd, niet geschikt gevonden door de leden van het College, want op 25 december 1941 stelde de secretaris voor, het Rijksarchief in de provincie Overijssel te verzoeken het archief in haar gebouw, de Sassenpoort, een plaats te geven *  .
Niettegenstaande bleek op 5 december van het zelfde jaar besloten te worden het archief te plaatsen in de bewaarplaats van de provincie , gevestigd in de Diezerstraat te Zwolle *  .

Wegens ruimtegebrek in het provinciehuis moest er voor het archief na de oorlog een andere plaats gevonden worden. Via één van de leden van het College, mr. J.M. Ravesloot, toenmalig burgemeester van Almelo, kon het worden geplaatst in de kelder van het oude gemeentehuis aldaar. Deze situatie eindigde met de restauratie en verbouwing van dit pand in 1973. Op 17 augustus van dat jaar werd het archief van het Provinciaal College in bewaring gegeven aan het Rijksarchief in de provincie Overijssel, onder een beperkende bepaling. Het gedeelte, namelijk, dat jonger is dan 50 jaar, is alleen na voorafgaande toestemming van het Provinciaal College openbaar.
Het overgebrachte archief, dat 31 strekkende meter omvat, bevond zich in redelijke staat.
Het archief werd in de dependance van het |Rijksarchief geplaatst, gevestigd in één van de gebouwen van het voormalige provinciehuis aan de Diezerstraat te Zwolle. Het moet dus in dezelfde (archief-) ruimte gestaan hebben, als in de periode, dat het in het Provinciehuis ondergebracht was!
Vóór 1978 was van het archief eigenlijk alleen een magazijnlijst gemaakt, zodat een echte inventaris ontbrak.