Uw zoekacties: Vereeniging tot Beoefening van Overijsselsch Regt en Geschie...

0181 Vereeniging tot Beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis (VORG) ( Collectie Overijssel locatie Zwolle )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Geschiedenis van de vereeniging
0181 Vereeniging tot Beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis (VORG)
Inleiding
1.
Geschiedenis van de vereeniging
"Het is mij eene eerste, eene aangename pligt U welkom te heeten bij deze onze eerste bijeenkomst der Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis. Uwe tegenwoordigheid waarvoor wij onzen dank betuigen, is ons een bewijs dat de poging om dusdanige Vereeniging tot stand te brengen door U wordt gebillijkt en dat Uwe medewerking ze zal helpen bevestigen en doen bloeijen" *  . Met deze woorden opende mr J.C. Bijsterbos op 14 juli 1858 de eerste ledenvergadering van de Vereeniging. Een vijftal personen, de mrs J.C. Bijsterbos, G. Dumbar, J.N.J. Heerkens, A.A.W. van Wulfften Palthe en G.A. IJssel de Schepper, waren in 1857 al met de voorbereidingen voor het oprichten van de Vereeniging begonnen. In december van datzelfde jaar traden de eerste leden tot de Vereeniging toe.
Het lidmaatschap was niet voor iedereen weggelegd. In de eerste twee jaar werden aspirant-leden voorgedragen en door het bestuur op de hoogte van hun benoeming gebracht. Toen het aantal afmeldingen voor het lidmaatschap groot was, greep het bestuur in. In de zomervergadering van 1860 besloot zij dat 'Tot de benoeming van nieuwe leden zullende overgaan, zo wordt vooraf op voorstel van het Bestuur, en ten einde zooveel mogelijk aan de Vereeniging de teleurstelling van eene afwijzing van het lidmaatschap te besparen, -door de vergadering besloten, 1? de leden te verzoeken om geene nieuwe leden voor te stellen, dan de zoodanige, waarvan zij de zedelijke overtuiging hebben dat deze de benoeming zullen aannemen, en 2? om over de aanneming dier leden bij geheime ballottage te stemmen' *  . Pas bij de aanpassing van de statuten en het huishoudelijk reglement in 1973 werd dit systeem van ballotage afgeschaft.
In de eerste vergadering werden de statuten vastgesteld. Het eerste artikel van de statuten geeft het doel van de Vereeniging, "het bevorderen der kennis en beoefening van Overijsselsch regt en Overijsselsch geschiedenis", weer *  . De middelen om deze doelstelling te verwezenlijken staan in het tweede artikel van de statuten. Tijdens deze vergadering werden niet minder dan vijftien punten genoemd, waarmee de Vereeniging zich zou kunnen bezighouden. Het waren onderwerpen die, zoals men het toen uitdrukte, "voor de juiste kennis van Overijsselsch geschiedenis en regt gewenscht, ja noodzakelijk zijn". Voor ieder van deze vijftien punten werd een commissie, van gemiddeld drie personen, ingesteld. Al snel bleek dat de uitvoering van de punten bijna volledig bij het bestuur kwam te liggen. Hierdoor werd in 1865 besloten het aantal bestuursleden uit te breiden van drie naar vijf. Twintig jaar later bestond het bestuur uit zeven leden en in 1893 uit tien leden. Vanaf die tijd wisselt de grootte van het bestuur, daar vrijgekomen bestuursplaatsen niet altijd onmiddellijk werden opgevuld.
De Vereeniging hield voor haar leden tweemaal per jaar een ledenvergadering. Deze ledenvergaderingen, onderscheidenlijk genoemd de zomer- en wintervergadering, werden eerst uitsluitend in Zwolle gehouden. Later vergaderde de Vereeniging ook in andere plaatsen in Overijssel en na 1952 riep zij haar leden geregeld buiten Overijssel bijeen. In de zomervergadering van 1903 besloten de aanwezigen, op voorstel van F.A. Hoefer, de werkwijze van de zomervergadering te veranderen. Het aantal voordrachten op die vergadering moest worden beperkt, zodat er tijd over bleef voor het houden van een excursie. Deze excursies kregen steeds meer aandacht, zodat allengs van de zomervergadering alleen het excursiegedeelte is overgebleven. De wintervergadering verloor haar karakter niet en bestaat nog steeds uit een huishoudelijk gedeelte, gevolgd door een aantal lezingen. In 1984 richtte dr G.J. van Kolmeschate het verzoek tot het bestuur van de Vereeniging om een- of tweemaal per jaar een bijeenkomst te houden voor leden die in het westen van Nederland wonen *  . Het bestuur had tegen dit initiatief geen bezwaar, zodat de "Kring West-Nederland" in 1985 en 1986 bij elkaar kwam.
Eén van de belangrijkste middelen voor het verwezenlijken van het doel was het bewerken en uitgeven van de bronnen en de resultaten van onderzoek. Daartoe nam de Vereeniging tijdens haar wintervergadering van 1859 het besluit 'om onder den algemeenen titel van: Verzameling van stukken, die betrekking hebben tot Overijsselsch Regt en Geschiedenis, op onbepaalde tijden een werk uit te geven, verdeeld in twee rubrieken, waarvan de eerste rubriek uitsluitend bronnen: als Charters, Kronijken enz. zal bevatten, terwijl in de tweede rubriek de Verhandelingen, Verslagen en Mededeelingen, tot welker uitgave de vergadering mogt besluiten,-zullen worden opgenomen;' *  .
De tweede rubriek, de Verslagen en Mededeelingen, bevatte tot 1904 uitsluitend voordrachten die tijdens de ledenvergaderingen waren gehouden. Vanaf 1904 mochten er ook artikelen worden opgenomen die niet op de ledenvergadering waren voorgedragen, onverschillig of ze van leden of niet-leden waren. Met het verschijnen van het vijf en twintigste stuk in 1909 werden de Verslagen en Mededeelingen een jaarlijkse publicatie. Ook werden vanaf toen de notulen van de ledenvergaderingen in de Verslagen en Mededeelingen gepubliceerd. De notulen van de eerste honderd ledenvergaderingen waren afzonderlijk gedrukt en later gebundeld in twee delen. In 1977 werd de naam van de publicatie veranderd. De nieuwe titel luidde "Overijsselse Historische Bijdragen", met als subtitel "verslagen en mededelingen van de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis". Door de jaren heen kon de Vereeniging uit steeds meer ingezonden artikelen kiezen, zodat de inhoud van de Verslagen en Mededeelingen van steeds betere kwaliteit werd. De artikelen die niet gepubliceerd werden, zijn soms door een andere instelling, soms in eigen beheer uitgegeven.
In de jaren '70 van deze eeuw ontstond er een achterstand in het verschijnen van de bundel Verslagen en Mededeelingen. Daarom besloot het bestuur in 1974 uit haar leden een afzonderlijke redactiecommissie te vormen. Deze commissie had tot taak om het vele voorbereidingswerk van de bundel zo veel mogelijk te coördineren en te versnellen. Het werk van de redactiecommissie bleef niet beperkt tot de bundel. Ook van andere publicaties, zoals de "Werken", verzorgde zij de uitgave. Tot aan 1990 bestond de commissie bijna uitsluitend uit leden van het bestuur. Na het overlijden dr A.C.F. Koch in 1990 bestaat de redactiecommissie bijna uitsluitend uit niet-bestuursleden.
Naast de jaarlijks verschijnende Verslagen en Mededeelingen gaf de Vereeniging ook een drietal series uit. De eerste serie kreeg de naam "Werken". Het eerste werk werd al in 1859 uitgegeven, het jongste, Werken 40, in 1993. De aanzet voor de tweede serie werd al gegeven bij de eerste vergadering in 1858. Het duurde echter nog tot 1872 voordat het eerste deel in de serie "Overijsselsche stad-, dijk- en markeregten" verscheen. In 1980 begon de Vereeniging met het uitgeven van een serie "Veldnamen in Overijssel". Deze serie was echter een kort leven beschoren. Het besluit van de provincie het subsidiëren van deze serie te beëindigen, deed het bestuur besluiten te stoppen met de uitgave van deze reeks. Nadien zijn er nog wel deeltjes "Veldnamen in ..." verschenen, doch op initiatief van lokale verenigingen. De Vereeniging heeft, zeker in de eerste jaren, ook nog een aantal afzonderlijk publicaties uitgegeven.
Niet iedere publicatie waar de Vereeniging zich mee bezig hield is ook daadwerkelijk verschenen. Tot deze groep van voorgenomen publicaties behoren onder andere het Charterboek van Overijssel en een uitgave van de kaarten van Jacobus van Deventer *  . Bij al deze voorgenomen publicaties lag het initiatief bij de Vereeniging. Met name het Charterboek, één van de vijftien punten in de eerste ledenvergadering, is één van de voorgenomen publicaties geweest, waarvoor binnen de Vereeniging veel belangstelling was.
Vanaf haar oprichting heeft de Vereeniging een boeken- en handschriftencollectie en een collectie archivalia opgebouwd. Een groot deel van beide collecties verkreeg de Vereeniging via schenkingen van de vroegere oprichters. Daarnaast verkreeg de bibliotheek, ook wel boekerij geheten, een groot aantal tijdschriften en werken van binnen- en buitenlandse wetenschappelijke genootschappen, waarmee de Vereeniging in ruilverkeer stond. Ook schafte de Vereeniging op eigen kosten boeken en archivalia aan. In de bibliotheek stonden ook de eemplaren van de publicaties van de Vereeniging die bestemd waren voor de verkoop. Doordat het overgrote deel van de collectie via schenkingen en ruilverkeer in het bezit van de Vereeniging kwam, ontstond er een heterogene bibliotheek. De latere bibliothecarissen, zoals mr A. Haga, hebben getracht deze heterogeniteit deels op te heffen, door de boeken die niet van belang waren voor Overijssel te verkopen. Deze verkoop was deels ook uit nood geboren, doordat de bibliotheek in de loop der jaren een dusdanig omvangrijk karakter kreeg dat er ruimtegebrek dreigde te ontstaan.
Het beheer van de bibliotheek heeft tot in de jaren vijftig van deze eeuw weinig aandacht gekregen. De bibliotheek was in 1871 gecatalogiseerd, daarna echter heeft het bestuur nog wel pogingen ondernomen om het aanwezige in de bibliotheek opnieuw te inventariseren, doch dat is, mede door gebrek aan medewerking, niet gelukt. De bibliotheek van de Vereeniging, was in de beginjaren gevestigd in het Gouvernementsgebouw. Toen de Vereeniging in 1884 een pand aan het Aa-plein te Zwolle kocht voor haar museum, werd de bibliotheek daarheen overgebracht. Ook in 1904 werd de bibliotheek met het museum naar het huis Helmich verplaatst, eveneens te Zwolle, waar de bibliotheek op de zolder terecht kwam. In 1965 moest de bibliotheek noodgedwongen verhuizen, daar de Rijksgebouwendienst het dak van de zolder af ging breken. Eerst werd de collectie overgebracht naar het toenmalige museumdepot. Vandaar werd zij op 9 september 1965 overgebracht naar de Stads- of Athenaeumbibliotheek te Deventer, onder latere goedkeuring van de ledenvergadering.
Te Deventer werd er een begin gemaakt met de ordening van de boeken en van de magazijnvoorraad van de eigen publicaties van de Vereeniging. In 1990 was de bibliotheekcollectie opgenomen in de geautomatiseerde catalogus van de Stads- of Athenaeumbibliotheek *  . In 1996 heeft de Stads- of Athenaeumbibliotheek het beheer volledig overgenomen, inclusief dat van de nog voorradige publicaties van de Vereeniging, zodat hiermee een einde is gekomen aan de functie van bibliothecaris in dienst van de Vereeniging. De archivalia, die de Vereeniging in de loop der jaren heeft verworven, zijn in 1913 voor een deel beschreven door mr A. baron van Dedem *  . Later zijn de archivalia in bruikleen afgestaan aan het Rijksarchief in Overijssel, waar ze voor een deel in 1957 en 1959 door mr G.J. ter Kuile jr zijn beschreven *  . De daarbij behorende handschriften zijn in 1967 door mr E.D. Eijken beschreven en geïnventariseerd *  .
Ter gelegenheid van haar 25-jarig bestaan organiseerde de Vereeniging in 1882 *  een groots opgezette Geschiedkundig- Overijsselsche Tentoonstelling. Het bestuur besloot deze tentoonstelling blijvend voort te zetten en op 30 oktober 1883 werd het Geschiedkundig-Overijsselsch Museum geopend. De eerste directeur was mr J.I. van Doorninck en de verzameling was destijds gehuisvest in enkele lokaliteiten van het Gouvernementsgebouw te Zwolle. Al spoedig breidde het museum zich uit en moest de Vereeniging op zoek naar een ruimer onderkomen. Daartoe kocht zij in 1884 een pand aan het Aa-plein te Zwolle, waar het museum op 25 oktober van dat jaar introk. De collectie van het Museum werd steeds verder uitgebreid, onder andere met de historische voorwerpen van het opgeheven museum "De Overijsselsche Vereeniging tot Ontwikkeling van Provinciale Welvaart", eveneens gevestigd te Zwolle.
Van 1889 tot en met 1894 was mr J.W. Mulder directeur van het Museum. Hij werd opgevolgd door F.A. Hoefer. Het is zijn grote verdienste geweest dat men de oude patriciërswoning, het huis Helmich aan de Melkmarkt te Zwolle, ook wel Drostenhuis geheten, voor de ondergang kon behoeden. Het huis, dat in 1902 door het Rijk was aangekocht, werd gerestaureerd om er de nieuwe bestemming van museum aan te geven *  . Hoefer legde in 1931 zijn functie als directeur van het Museum neer door zijn vertrek uit Hattem naar Zeist. De toenmalige secretaris van de Vereeniging, J. Geesink nam die taak over en bleef directeur tot aan de juridische scheiding tussen de Vereeniging en het Museum in 1954. Na de oorlog stegen de kosten en werd het voor de Vereeniging steeds moeilijker het Museum in stand te houden. Nadat eerdere besprekingen met het gemeentebestuur van Zwolle waren vastgelopen, werd op 3 juni 1953 het besluit genomen het Museum los te maken van de Vereeniging. Het Museum werd in 1954 ondergebracht in een stichting, "Stichting Provinciaal Geschiedkundig Overijssels Museum", waarin naast de Vereeniging ook de gemeente Zwolle en de provincie Overijssel -op instigatie van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen- participeerden. De stichting nam met ingang van 1 augustus van dat jaar de huur van het huis Helmich van het Rijk over, welk huis zij, met het omliggende grond, in 1972 van het Rijk heeft overgenomen. Inmiddels was in 1962 de Stichting Provinciaal Geschiedkundig Overijssels Museum overgegaan in de Stichting Provinciaal Overijssels Museum.
De Vereeniging bleef eigenaar van de collecties. Tussen de Vereeniging en de beide Stichtingen werd een contract van bruikleen opgemaakt. De bruikleen werd aangegaan voor een periode van vijf jaar met een opzeggingstermijn van 6 maanden. In de loop van 1992 besloot de provincie haar belang in het Museum op te zeggen. Dit had tot gevolg dat er in 1993 een commissie werd ingesteld, die tot taak kreeg zich te beraden op de toekomst van de VORG-collectie in het Provinciaal Overijssels Museum. Dit onderzoek vorderde moeizaam, daar het voor de aanwinsten uit de periode 1954-1960 zeer moeilijk was vast te stellen tot wiens eigendom het behoort. De Vereeniging is nog niet van plan het eigendomsrecht van haar collectie over te dragen, mede met het oog op de per 1 januari 1996 gevormde Stedelijk Museum Zwolle.
Naast het behoud van voor Overijssel belangrijke historische voorwerpen hield de Vereeniging zich ook bezig met het behoud van monumenten en gedenktekens. Niet alleen verstrekte zij financiële steun, maar ook probeerde zij, zoals bij de sloop van de Hagenpoort te Kampen *  , druk op de overheid uit te oefenen, om afbraak te voorkomen of restauratie te bevorderen. In 1917 heeft de Vereeniging het initiatief genomen, na een voorstel van de heer J. Kalff, tot de oprichting van een monument ter gedachtenis aan Thomas à Kempis *  . Het monument werd op 11 juli 1919 op de Agnietenberg onthuld. Het geld dat overbleef na de plechtige onthulling kwam in een apart fonds terecht. In 1948 moest het monument met het perceel een grote onderhoudsbeurt krijgen. De Vereeniging had niet genoeg financiële middelen en besloot het perceel, met het monument over te dragen aan de eigenares van de Agnietenberg. Een jaar later werd het Thomas à Kempis fonds opgeheven. In 1938 kreeg de Vereeniging het archief van de Vereeniging Thomas à Kempis overgedragen *  , met de bijbehorende rechten en plichten. Deze Vereeniging, opgericht in 1906, was een zelfstandige vereniging, die los stond van de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis. De enige binding tussen beide verenigingen was, dat diverse bestuursleden van de Vereeniging ook bestuurslid van de Vereeniging Thomas à Kempis waren.
De Vereeniging werkte ook samen met andere aanverwante organisaties. Al in 1950 trad zij in contact met enkel historische verenigingen in het oosten des lands. Daarnaast nam de Vereeniging ook deel in de Culturele Raad van Overijssel en heeft zij, naar aanleiding van het 125-jarig bestaan van de Vereeniging, samen met andere Overijsselse historische verenigingen het Historisch Beraad opgericht. Dit alles om te komen tot verbetering van de kennis van amateur-onderzoekers en de behoefte tot enige coördinatie van onderzoeks- en publicatieprogramma's. Daarnaast levert de Vereeniging een bestuurslid voor de Stichting Familie Archief Van Ittersum.
2. Geschiedenis van het archief
3. Verantwoording van de inventarisatie
4. Literatuur

Kenmerken

Datering:
1857 - 1996
Voorwaarden voor raadpleging en gebruik:
Het archief is openbaar.
Toegang:
Kleinjan, T.M., Inventaris van het archief van de Vereeniging tot Beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis 1857 - 1996, van het gedeponeerd archief van de Vereeniging Thomas a Kempis 1908 - 1938 en van het in bewaring gegeven archief van de Commissie tot Herdenking van E.J. Potgieter 1907 - 1908 te Zwolle, 1857 - 1996, Zwolle (1996).