Uw zoekacties: Gequalificeerden van de Belasting op het Recht van Successie

0136.1 Gequalificeerden van de Belasting op het Recht van Successie ( Collectie Overijssel locatie Zwolle )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Voorgeschiedenis tot 1 januari 1806
0136.1 Gequalificeerden van de Belasting op het Recht van Successie
Inleiding
1.
Voorgeschiedenis tot 1 januari 1806
Op 20 maart 1635 werd door Ridderschap en Steden, de Staten van Overijssel, de ordonnantie op de belasting van de 50e penning vastgesteld, die op 1 juli daaraanvolgende van kracht werd. *  Deze verordening bepaalde, dat van alle verkopingen, verpandingen, schenkingen enz. van onroerende goederen de vijftigste penning, d. i. 2% van de koopsom of de waarde, betaald moest worden aan de gewestelijke overheid. Tevens werd bepaald, dat goederen, verkregen bij collaterale successie(d. i. vererving in de zijlinie), huwelijkse voorwaarden, boedelscheidingen etc. ook met die belasting zouden worden bezwaard. * 
Bij notificatie van Gedeputeerde Staten van 6 juni 1667 werd de belasting op de collaterale successie verhoogd tot de 40e, 30e of 20e penning, al naar gelang de goederen verkregen werden van broers, zusters of verdere bloedverwanten of "uitheemsen", d. i. personen, die niet in de Republiek woonden. *  Hoewel de tarieven van de 50e penning in de loop van de jaren enkele keren verhoogd werden, bleef de benaming van de 50e penning tot en met 1805 voortleven. * 
De heffing van deze belasting geschiedde in de drie IJsselsteden Deventer, Kampen en Zwolle door collecteurs, die daartoe speciaal door de stedelijke magistraten werden aangesteld. Op het platteland waren de schouten en richters belast met de inning ervan. De collecteurs, schouten en richters droegen de opbrengsten van de 50e penning af aan de Ontvanger der 50e penning, die daarvan weer rekening en verantwoording aflegde aan de Gedeputeerde Staten.
Ondanks de vaak strenge straffen werd de belasting op grote schaal ontdoken. Zelfs de schouten en richters zouden deze overtredingen "met oochluyckinge oversien". *  Op 16 oktober 1655 werd de ordonnantie op de 50e penning geheel vernieuwd, waardoor de inning ervan verbeterd zou kunnen worden. Doch het mocht niet veel baten, zodat Ridderschap en Steden zich in 1705 genoodzaakt achtten een commissie in te stellen, die een nieuwe ordonnantie moest ontwerpen. Het lukte de commissie de mazen van de oude ordonnantie van 1655 te dichten en de nieuwe ordonnantie werd in 1706 van kracht. * 
Na 1706 bestonden de wijzigingen van deze ordonnantie veelal uit uitvoeringsmaatregelen, o. a. de verplichting voor de schouten en richters om een afzonderlijk protocol voor de belasting van de 50e penning aan te leggen (in 1711 en 1725) én de verplichting tot nauwkeurige inschrijving van de aangiften van de 50e penning (in 1735).
De eerstvolgende vernieuwing van de wetgeving aangaande de successiebelasting was een direct gevolg van de Franse Revolutie. Op 5 december 1790 vaardigde de Franse volksvertegenwoordiging, de Constituante, een wet op de registratie uit, die op 1 februari 1791 in werking trad en tot doel had een einde te maken aan de chaotische toestanden bij registratie van de eigendomsovergang van onroerend goed in Frankrijk. Deze wet, die ook de verandering van eigendom bij overlijden regelt, vormde de grondslag van het latere registratie-recht in Nederland.
Het in de Franse wet neergelegde principe, dat de heffing op nalatenschappen diende te geschieden naar het batig saldo, werd hier te lande geïntroduceerd bij de Staatsregeling der Bataafsche Republiek van 1798. Artikel 26 schafte de tot dan toe geldende bepalingen inzake erfenissen af, terwijl artikel 210 een "algemeene en billijk geregelde belasting voor het collateraal op de saldo's der boedels" aankondigde, nader vast te stellen bij een ordonnantie van het vertegenwoordigend Lichaam van de Bataafsche Republiek. *  Hoewel de ordonnantie binnen twee jaar had moeten verschijnen, duurde het tot eind 1805 eer het daarvan kwam. Totdien bleef de oude regeling van kracht.
2. De Ordonnantie van 4 oktober 1805
3. De organisatie, ter uitvoering van de Ordonnantie van 1805, in Overijssel
4. Verantwoording van de inventarisatie
5. Wijze wan aanvragen en citeren
6. Bijlage: lijst van districten met de daaronder ressorterende plaatsen
Inventaris

Kenmerken

Datering:
1806 - 1811
Voorwaarden voor raadpleging en gebruik:
Het archief is openbaar.
Toegang:
Wigger, J.H., de inning van successierechten in Overijssel, 1806-1926, p. 7-61, 1806 - 1811, Zwolle (1985).
Archiefvormer(s):