Uw zoekacties: Notarissen in Overijssel (2e aangevulde versie)

0122 Notarissen in Overijssel (2e aangevulde versie) ( Collectie Overijssel locatie Zwolle )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Voorwoord
2. Het notariaat
3. De situatie in Overijssel voor 1811
4. De invoering van het notariaat 1808-1812
0122 Notarissen in Overijssel (2e aangevulde versie)
Inleiding
4.
De invoering van het notariaat 1808-1812
Na de omwenteling van 1795 bleef op het gebied van de rechtspraak aanvankelijk alles bij het oude. Wel werd Overijssel een onscheidbaar deel van de Bataafse Republiek. Daardoor werd ook een begin gemaakt met de centralisatie, welke haar hoogtepunt zou bereiken tijdens de inlijving van ons land bij het Franse keizerrijk onder Napoleon I.
Onder diens broer Lodewijk Napoleon, die in 1806 koning van Holland was geworden, kwam het tot plannen voor reorganisatie van de rechterlijke macht. Ingevolge de leer van de trias politica moest er immers een scheiding komen tussen bestuur en justitie. Dit had ondermeer tot gevolg, dat de posities van de schouten, richters en schepenen van de steden in het geding kwamen. Men wenste voor Overijssel dus een scheiding van de vrijwillige en contentieuze rechtspraak. Die zou niet meer gecombineerd uitgeoefend mogen worden.
In 1808 zond de minister van justitie en politie een ontwerp-reglement voor de notarissen aan de landdrost van Overijssel *  , met het verzoek om advies van het departementaal gerechtshof omtrent een drietal punten:"1e. Of het voor dit departement niet nuttig zijn zoude, evenals in andere departementen van dit Rijk, het notarisschap in te voeren ? 2e. Zoo ja, op welk eene wijze zulks gevoeglijkst en doelmatigst konde geschieden ? 3e. Zoo neen, welke de redenen zijn, die daartegen kunnen aangevoerd worden ?"
Het departementaal gerechtshof antwoordde hierop aan de minister, dat het de gestelde vragen niet adequaat kon beantwoorden, omdat de nieuwe rechterlijke organisatie nog niet was ingevoerd en het derhalve de consequenties nog niet kon overzien. In ieder geval zou de invoering van het notariaat-volgens het gerechtshof-grote nadelen met zich meebrengen. Het Overijsselse landrecht, dat nog steeds gold, schreef immers voor, evenals de diverse stadsrechten, dat slechts die akten rechtskracht bezaten, die ten overstaan van de schouten, richters of schepenen waren verleden. Bij de invoering van het notariaat zouden vele van die voorschriften ongeldig of onzeker worden, wat beslist een grote bron van geschillen zou vormen. Bovendien-zo stelde men-werkten de schouten en richters buiten bezwaar van 's lands kas. Een groot deel van de tractementen vloeiden voort uit de rechten die geheven werden voor het verlijden en passeren van akten. De teneur van het antwoord was duidelijk: men wenste geen verandering en men zag het liefst, dat alles bleef zoals het was *  .
Ondertussen waren er reeds personen, die alvast verzoeken richtten tot de koning om, ingeval in Overijssel het notariaat ingevoerd zou worden, in aanmerking te komen voor een benoeming als notaris. De landdrost, die zulks ter ore was gekomen, schreef daarop in 1809 aan de minister om nu in ieder geval nog geen notarissen te benoemen, aangezien immers de schouten en richters op het platteland en de schepenen in de steden een soortgelijke functie vervulden *  .
Geruststellend-indachtig de situatie in de provincie Holland-schreef de minister terug, dat als iemand benoemd zou worden, dit immers nog niet inhield, dat hij het notarisambt zou kunnen uitoefenen. Daartoe behoefde immers de nieuw benoemde notaris nog de admissie of toelating van de bevoegde autoriteiten. En bovendien konden toch ook de fungerende schouten en richters naar die functie solliciteren, als zij zich in hun nering bedreigd voelden *  . Maar tevens achtte de minister het noodzakelijk, dat de te benoemen personen bewijzen van bekwaamheid zouden overleggen.
Naar aanleiding van deze brief liet de landdrost een advertentie in de diverse couranten plaatsen, waarin gegadigden voor het ambt van notaris werden opgeroepen (6 januari 1810), voornamelijk gericht tot alle "Schouten, rigters, secretarissen en andere belanghebbenden". Naar aanleiding van deze oproep meldden zich diverse gegadigden. Maar tot werkelijke voordrachten kwam het niet.
Op 9 juli 1810 werd door keizer Napoleon de wet getekend, die bepaalde dat Holland zou worden ingelijfd bij het Franse keizerrijk. Bij keizerlijk decreet van 18 oktober 1810 werd besloten, dat de Franse administratie per 1 januari 1811 zou worden ingevoerd. Dat betekende, dat er ook een nieuwe rechterlijke organisatie zou komen, die op Franse leest geschoeid zou zijn. Op grond van het keizerlijk decreet berichtte de minister van justitie en politie de landdrost bij circulaire, dat slechts notarissen benoemd zouden worden ingeval er een vacature zou zijn *  . De landdrost zag zich nog eens genoodzaakt de minister uit te leggen, dat de situatie in Overijssel toch werkelijk verschilde van wat elders gold *  . Maar, om moeilijkheden te voorkomen-zo schreef hij-zou het misschien toch wel verstandig zijn, mede in verband met de per 1 januari 1811 ontstane situatie, dat de nu fungerende schouten en richters akten van benoeming tot notaris zouden ontvangen. Hierdoor zou er geen stagnering in de behandeling van de akten optreden en bovendien zouden de betreffende functionarissen geen geldelijk verlies lijden.
Het antwoord van de minister was vol onbegrip; hij bleef slechts verwijzen naar zijn vorige circulaire *  .
Na de invoering van de Franse administratie verzocht de intendant van financiën, die de taken van de minister van justitie en politie had overgenomen, aan de prefect-de opvolger van de landdrost-van het departement van de Monden van de IJssel (het voormalige gewest Overijssel) om "eene nominatieve opgave der notarissen", die binnen het departement resideerden *  . Het antwoord was als vanouds: er zijn geen notarissen. Er werd door de prefect verwezen naar eerdere correspondentie en het verzoek om benoeming van notarissen werd herhaald. Korte tijd later verzocht de intendant om een lijst van personen, die in aanmerking zouden komen voor een benoeming tot notaris. Deze personen moesten wel vertrouwd zijn met de Franse taal en notariszaken *  . Het kostte de prefect veel moeite om zo'n lijst samen te stellen en wellicht waren de personen die in aanmerking zouden kunnen komen weigerachtig, zij wilden eerst eens afwachten of de nieuwe situatie zich zou consolideren.
Zowel de intendant als de prefect was kennelijk het keizerlijk decreet van 2 februari 1811 ontgaan, waarin bepaald werd, dat tot de invoering van het reglement op het notarisambt de griffiers van de nieuw opgerichte vredegerechten tijdelijk met de functie van notaris zouden kunnen worden belast. De intendant maakte de prefect hierop attent bij een missive van 22 maart 1811 *  . De meeste griffiers waren echter al met de vervulling van hun taak begonnen. De griffier bij het vredegerecht te Deventer, mr. Hendrik Willem van Marle, begon zijn werkzaamheden als fungerend-notaris reeds op 2 maart 1811. De overigen startten hun bezigheid enkele dagen later. Aan het eind van de maand was het mogelijk bij alle griffiers van de vredegerechten akten te laten opmaken. Op 3 juli 1811 kwam het officiële schrijven van de intendant-generaal houdende de benoeming van de griffiers tot fungerend-notaris. De schouten, richters en schepenen waren in februari 1811 gestopt met het passeren van akten betreffende de vrijwillige rechtspraak.
Men verwachtte dat, nu de Franse administratie enige gestalte begon te krijgen, ook de invoering van het notariaat niet meer lang op zich zou laten wachten. Er gebeurde echter niets. Toen aan het eind van 1811 de intendant van financiën naar de stand van zaken informeerde, moest de prefect hem mededelen, dat er nog steeds geen notarissen in zijn ambtsgebied waren *  . Buiten de prefect om-die men waarschijnlijk niet in staat achtte om het notariaat met voortvarendheid in te voeren-werden bij keizerlijk decreet van 20 en 27 februari 1812 notarissen benoemd in de arrondissementen Almelo en Deventer en op 15 juni 1812 in het arrondissement Zwolle *  . De benoeming geschiedde op voordracht van de keizerlijke procureurs bij de rechtbanken van eerste aanleg. Deze rechtbanken waren ingesteld bij de invoering van de Franse wetgeving en golden als "bolwerken" van de nieuwe rechterlijke organisatie. Zij hadden er ook belang bij in verband met het overleggen van de juiste stukken, benodigd voor een goede rechtsgang, dat het notariaat ten spoedigste zou worden ingevoerd.
5. De notariële wetgeving en de taak van de notaris
6. Het toezicht op de notarissen
7. De archieven
8. Verantwoording van de inventarisatie
9. Indeling van de provincie Overijssel in arrondissementen en kantons tot 1877
10. De indeling van het ressort van het Gerechtshof te Arnhem, voorzover van belang voor de provincie Overijssel, 1877-1933
11. De indeling van het ressort van het Gerechtshof Leeuwarden
Inventaris

Kenmerken

Datering:
1811 - 1925 (1932)
Toegang:
Jong, R. de, A.J. Mensema, J.H. Wigger, Notarissen in Overijssel (2e aangevulde versie), 1811 - 1925 (1932), Zwolle (1998).
Voorwaarden voor raadpleging en gebruik:
Akten van testament of codicil jonger dan 100 jaar zijn beperkt openbaar. Repertoria zijn wel openbaar
Opmerkingen:
Door gebruik in de studiezaal kan het voorkomen dat de stukken in de omgekeerde volgorde in de archiefdozen zitten. Deze stukken worden gescand in de aangetroffen volgorde. Het kan daarom helaas voorkomen dat de scans in de omgekeerde volgorde online zichtbaar zijn.
Bijzonderheden:
De archieven van de notarissen in de huidige gemeenten Kampen, Deventer en Enschede bevinden zich in de gemeentelijk archiefdiensten. Voor Olst, Wijhe en Raalte vanaf 1916 zie 0122.4. Testamenten uit de periode 1916-1925 zijn nog niet overgedragen.
Categorie: