Uw zoekacties: Stadgericht Ootmarsum

0070.1 Stadgericht Ootmarsum ( Collectie Overijssel locatie Zwolle )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
INLEIDING
Wanneer de stad Ootmarsum eigen rechtspraak kreeg, staat niet vast. Als plaats is Ootmarsum zeer oud, en blijkbaar ook als stad, want in een oorkonde van het jaar 1314, het oudste stuk van het stadsarchief, wordt gezegd, dat de villa Ootmarsum "ab olim"(dus blijkbaar sedert onheuglijke tijden) "ius et libertatem habuit que dicitur wigholde recht".
Het voornaamste aangaande het bestuur en de rechtspraak der stad is samengevat in de inleiding tot de inventaris van het oud archief van Ootmarsum door dr. W.J. Formsma, waarnaar verwezen kan worden, terwijl de stadsrechten van Ootmarsum zijn gedrukt in "Overijsselsche stad-, dijk- en markeregten", eerste deel, zevende stuk.
Uitvoeriger moet ik zijn over de geschiedenis van het archief zelf en het verloop van de ordening er van. Zoals overal is ook in Ootmarsum uit de Middeleeuwen vrijwel niets bewaard. Alleen stukken van de onder nr. 1 beschreven band gaan tot de vijftiende en de laatste jaren van de veertiende eeuw terug. Uit deze fragmenten, want meer is het niet, kan men opmaken, dat bestuurlijke en rechterlijke zake tot in de zestiende eeuw toe niet uit elkaar gehouden werden en dat an een systematische opzet van het archief nog geen sprake was. Goed onderscheiden werden de verschillende gerichtshandelingen pas tegen het midden der zestiende eeuw. Blijkbaar werd vanaf toen ook meer zorg besteed aan de bewaring van de archiefstukken, want toen in de franse tijd aan de stedelijke rechtspraak een einde kwam was het rechterlijk archief te beginnen met 1539 vrij volledig.
Toen bij de invoering van de franse wetgeving in 1811 het rechterlijk deel van het stadsarchief van Ootmarsum (evenals elders) moest worden overgebracht naar de rechtbank van eerste aanleg, waaronder de stad ressorteerde, i.c. Almelo, is op 10 maart 1812 een inventaris opgemaakt *  .
Deze inventaris vermeldde 27 genummerde protocollen (delen) en drie pakken processtukken, gemerkt A, B en C. Later werden nog bijgeschreven twee protocollen genummerd 28 en 29, "eenige overdrachten en verzettingen vanaf 16 juli 1807 tot den 18 januari 1811" (nieuw inv. nr. 8) en "nog 2 oude onleesbare protocollen". Niet alles wat op deze lijst voorkomt, is bewaard. Toen in 1881 werd overgegaan tot het overbrengen van de oude rechterlijke archieven uit de rechtbanken naar de rijksarchieven - het K.B. van 8 maart 1879 kwam pas geleidelijk tot uitvoering -, ontbraken al 6 protocollen en een dossier met processtukken, die nog op de lijst van 1812 hadden gestaan, te weten:
a. "Nr. 1. 1560 tot 1632, verzettingen". blijkbaar hoorde dit deel bij de afdeling "Vrijwillige zaken" en zou geplaatst moeten worden achter nr. 1 van de nieuwe inventaris, waarbij het wellicht ook aansloot.
b. "Nr. 3. 1629 tot 1633
Nr. 4. 1635 28 oktober tot 1647 5 juli
Nr. 5. 1647 3 aug. tot 1661 16 november".
Ofschoon er geen aanduiding is omtrent de aard en inhoud van delen, lijkt het waarschijnlijk, dat zij pasten in de reeks der "Contentieuze zaken" en dat zij in de nieuwe inventaris thuis gehoord zouden hebben tussen de nrs. 18 en 19, waar een overeenkomstige lacune is.
c. Nr. 8. 1691 6 juli tot 1694". Blijkbaar te plaatsen tussen de nrs. 20 en 21 van de nieuwe inventaris.
d. "Nr. 29. 1647 den 13 december- 17 november 1662, overdragten etc." De reeks "Testamenten, overdrachten en verzettingen" (nrs. 2-6 van de nieuwe inventaris) zou hiermee naar voren verlengd zijn geworden.
Wat de "2 oude onleesbare protocollen" voor inhoud hadden, zullen we wel nooit meer te weten komen. Hun verlies is, alleen al vanwege hun ouderdom, zeer te betreuren.
Alle bovengenoemde stukken zijn waarschijnlijk voorgoed verloren. De slechte huisvesting (een zolder) en de minimale verzorging, die de rechterlijke archieven in Almelo ten deel gevallen zijn, is hieraan wel debet * 
Het dossier gemerkt C, een proces "over het point van preferentie en concurrentie weegens den geredupiêerden boedel van Maria Wilke", kan eveneens als verloren worden beschouwd. Het is blijkens een latere aantekening in Ootmarsum gebleven. bij de latere inventarisatie van het stadsarchief van Ootmarsum door dr. W.J. Formsma is het niet te voorschijn gekomen.
Van de in 1881 nog voorhanden protocollen stelde de rijksarchivaris J.I. van Doorninck een uiterst summiere lijst op *  , terwijl in de jaren tussen 1888 en 1894 de archiefambtenaar P. Berends de tot de rechterlijke archieven behorende processtukken beschreef en daaronder ook de drie enige toen voorhanden dossiers van Ootmarsum (nrs. 231-233 van de lijst achter de inventaris). Merkwaardigerwijs komen deze dossiers niet geheel overeen met die van de inventaris van 1812. Het uitgebreide dossier, thans onder nr. 231 beschreven, ontbrak op de inventaris van 1812. Hoe dit dossier bij de rechterlijke archieven van Ootmarsum is teruggekeerd, is niet duidelijk. Het lijkt onwaarschijnlijk, (gezien het groot aantal stukken en de bijlagen), dat het bij de inventarisatie in 1812 over het hoofd is gezien.
Het was intussen al lang bekend, dat de scheiding in 1812 tussen het bestuurlijke en justitiële deel van het stadsarchief (waarschijnlijk door de stadssecretaris Penninck) bijzonder onnauwkeurig was gedaan.
Een onderzoek in het gemeente-archief door de rijksarchivaris L. van Hasselt in 1895 had tot gevolg, dat aan de rechterlijke archieven van Ootmarsum in het rijksarchief berustende konden worden toegevoegd het thans onder nr. 16 beschreven Gerichtsprotocol (1539-1549) en "eene kleine verzameling losse gerechtelijke stukken, in den volledigen inventaris der rechterlijke archieven nader te specificeeren". *  . Tot deze specificatie schijnt het niet gekomen te zijn.
Dit was echter lang niet alles. Van Hasselt moet meer over het hoofd gezien hebben dan hij vond. Op voor mij onnaspeurlijke wijze (maar vermoedelijk vrij vroeg en wel afkomstig uit het gemeente-archief van Ootmarsum) vonden de delen, die thans de nrs. 1, 10, 21, 28 en 48 dragen, hun weg naar het rijksarchief. In de algemene manuscript inventaris figureren zij als bis- en ter-nummers (behalve nr. 1, het bekende "burgerboek", dat stellig reeds in 1898 in het rijksarchief berustte).
Aanwinsten van 1916, afkomstig weer van het gemeente-archief van Ootmarsum, zijn de nrs. 2 en 27. In 1920 werd nog nr. 17, afkomstig uit een boedel, maar door bemiddeling van de gemeente Ootmarsum, verkregen. De definitieve afzondering van het rechterlijk archief van de overige papieren van Ootmarsum werd echter pas verkregen, toen in 1936 het gemeente-archief werd geordend door W.J. Formsma. Bij die gelegenheid kwamen nog een aantal losse stukken te voorschijn. Deze processtukken zijn, tesamen met soortgelijke stukken, in 1927 in het gemeente-archief gevonden, door mr. Haga geordend en beschreven. Het zijn de nrs. 4, 6, 9, 15, 17, 21, 22, 31, 34, 43, 47 ,66, 72-74, 77,-81, 87, 94, 95, 102, 104, 108, 109, 116, 127-132, 134, 135, 138, 143, 149, 151, 155, 163, 165, 168, 173, 174. 177, 181, 182, 185, 186, 189, 195, 203, 208, 214, 219, 223, 225 en 230.
Sindsdien kan men aannemen, dat alles wat van het rechterlijk archief van Ootmarsum bewaard bleef, is bijeengebracht.
Aan de beschrijving ervan hebben in de loop der jaren verschillende personen gewerkt. toen ik de definitieve inventarisatie aanvatte, waren 63 procesdossiers beschreven, en wel door P. Berends en mr. Haga, terwijl de protocollen op fiches beschreven waren door mijn voorganger E. Vroom. Hieraan was weinig werk meer te verrichten. Er restte echter nog een aantal losse stukken (mogelijkerwijze de losse stukken door van Hasselt in 1896 overgebracht), die door mijn voorganger slechts voorlopig waren geordend en voorzien van opschriften van de namen van de procederende partijen, zonder aanduiding over de inhoud van het proces. De beschrijving hiervan was niet gemakkelijk, daar geen enkel dossier compleet was. De meeste bevatten slechts enkele stukken, die niet altijd lieten uitkomen, waarover het proces ging. Inventarissen ontbraken geheel. Bovendien waren de oudste stukken vaak moeilijk leesbaar. In een aantal gevallen was het niet eens met zekerheid uit te maken, of bepaalde stukken deel hadden uitgemaakt van een dossier, dat ter belering aan rechtsgeleerden was opgezonden. Waar dit notoir niet het geval was, hebben deze zwervende stukken hun plaats gevonden in de nrs. 12, 15, 38-45 van de inventaris. In dubieuze gevallen zijn de stukken als afzonderlijke processen beschreven.

H.P.H. Camps

Kenmerken

Datering:
1393 - 1811
Voorwaarden voor raadpleging en gebruik:
Het archief is openbaar.
Toegang:
Camps, H.P.H., Stadgericht Ootmarsum, 1393 - 1811.