Uw zoekacties: Stadgericht Delden

0045.1 Stadgericht Delden ( Collectie Overijssel locatie Zwolle )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Al zeer vroeg vinden we Delden in de bronnen vermeld. Voor het eerst in een oorkonde van 18 Dec. 996, waarbij keizer Otto III ''Thelden dimidia pars'' toewijst aan het klooster Elten *  . Er is over getwist of dit Delden, waarvan in een oorkonde van Bisschop Meinwerc van Paderborn van 25 mei 1036, wederom sprake is, inderdaad het door ons bedoelde Delden in Twente is. We mogen met ter Kuile aannemen *  dat hier inderdaad van Delden in Twente gesproken wordt en niet van Delden bij Vorden. Voor de geschiedenis van Delden tot 1322 zie men verder het in noot 1 vermelde artikel van Snuif. Het jaar 1322 is van belang, omdat we dan voor het eerst Delden als stad vinden vermeld. In een van het zegel der stad voorziene oorkonde van dit jaar *  maken nl. ''Scabini et universitas ville seu oppidi de Delden'' bekend, dat de overbrenging van de huizen der stad naar de onlangs omgravene plaats Nye-Delden is geschied met behoud van hun privilegiën en van de pensiën en rechten van bisschop Frederik. Wat voor privilegiën en rechten dit geweest zijn, weten we niet.
Meer vaste grond onder de voet ten dezen opzichte krijgen we echter wanneer we lezen, dat in 1333 bisschop Jan van Diest aan Delden hetzelfde stadrecht geeft als dat van Oldenzaal *  . In zijn meer genoemd artikel (noot 1) zegt Snuif: ''Die stad wording geschiedde echter niet op één maal, daar waren jaren voor noodig''. Hij bedoelt hier de uiterlijke verschijning van de stad, maar hetzelfde kan, blijkens het boven verhaalde, ook gezegd worden van de stad Delden in juridische zin en de stadrechten als zodanig *  .
Het merkwaardige van deze stadrechtverlening is, dat niet te Oldenzaal, zoals men zou verwachten, maar Deventer. (Dit rechte van appèl van de kleine op één van de drie grote steden heeft zich bij de rechtspraak van alle kleine steden van Overijssel ontwikkeld.)
Immers we lezen in het stadboek van Delden (inv.nr. 1) *  ''Ende wert saeke de anspraeke ende de twyst in den rechte also gelegen were na ore wytsscap nijet fijnden off eijn wusten to rijchtenen so sal men dat versten eijns, twije, den derden mael beropen vor den Raet vor Deventer up unkost van ungelijck na older gewonthe'' en op een andere plaats in dit zelfde stadboek: ''Item wet saeke dat hier ene sententie worde gewesen dat dar ene van den partien worde apelieren, mach dat verropen nuir den ersamen Raet van Deventer die appelatie kostet enen olden scilt unde dan sult twie scepene dat proces tho segelen ende brengen dat proces vuir den ersamen raedt van Deventer oft men sal dat hen scycken bij unsen gesworen badden ende die somma moet baven V gulden wesen er die appelatie gechien kan''. Het is niet doenlijk in deze inleiding de rechtspraak van de kleine steden waartoe ook Delden behoorde in bijzonderheden te bespreken. Beter is dat op z'n plaats in de algemene inleiding op de rechterlijke archieven van Overijssel. Alleen dient hier nog wel vermeld te worden, dat tegen een voorste- vam Gedeput. Staten van Overijssel aan de kleine steden om het landrecht van Overijssel te willen aannemen, d.d. 26 Aug. 1644, Delden met Ootmarsum, Enschede, Rijssen en Goor, zijn bezwaren heeft ingediend (26 Sept. 1644). Vooral werd hierbij de nadruk gelegd op de band met Deventer ''die plaetse van haer Appel''. Uit de registers van contentieuse gerischtshandelingen blijkt, dat het landrecht ondanks de ingediende bezwaren van kracht is geworden. Reeds sedert 1657 vindt men telkens de uitdrukking: ''nae landrecht''.
Verder zie men hierover de bovengenoemde ''Algemene inleiding''. De archieven van het stadgericht Delden beginnen, behoudens het gespaard gebleven, op perkament geschreven in leer gebonden stadboek (nr. 1), vrij laat. Zoals op zoveel andere plaatsen, is dit een gevolg van de branden, die in Delden hebben gewoed, nl. in 1583, 1584 en 1655 *  . De beide eerste keren werd de brand veroorzaakt door krijgsgeweld, de laatste keer door een brand die ''inen Mollers huys'' ontstaan was en die het grootste gedeelte van het stadje, nl. ''hondert ende twintich huyser, daer onder het Raethuys met segel, brieven ende all wat daer inne was'' in de as legde. Op 16 November 1657 hebben de Burgemeesters van Delden voor de eerste maal na de brand gericht gehouden ''in het nieuw getimmerde Raethuys'' *  De serie vrijwillige gerichtshandelingen begint te lopen in het jaar 1744, die van de contentieuse in 1608, voorafgegaan door een deel bestaande uit één katerntje van 1590/1. (nr. 16). Het aantal losse stukken was oorspronkelijk vrij groot. Vele daarvan konden worden overgebracht bij reeds geordende en beschreven maar niet volledige processen, andere konden samengevoegd tot een aantal nieuwe processen, de rest kon bij de kondschappen worden gevoegd of tot afzonderlijke omslagen gevormd.
Behalve deze in 1896 *  naar het Rijsarchief depôt te Zwolle overgebrachte stukken, waren ook reeds in 1885 *  vele losse stukken (proces fragmenten) in't depôt gekomen, vermoedelijk tengevolge van het op 9 October 1883, Staatsblad no. 141 uitgevaardigde Koninklijke Besluit, waarbij aan de Rijksarchivarissen in de provincies werd opgedragen de nog achtergebleven gedeelten der oude rechterlijke archieven op te sporen en naar de Rijksarchiefdepôts over te brengen. Enkele losse stukken kwamen nog te voorschijn uit het rechterlijk archief van het landgericht Delden terwijl enkele stukken van het stadgericht bij het archief van het landgericht werden gevoegd. Het aantal processen is legio nl. 220.
Zij worden in een chronologische lijst, achter deze inventaris zich bevindende, alle vermeld. Fiches hiervan bevinden zich eveneens ter rijksarchieve. Toen in 1811 de rechtspraak van de stedelijke gerichten en van de schout- en richterambten werd overgebracht naar de Vredegerechten en de rechtbanken van eerste instantie, werden daarheen ook de archieven dier gerichten gebracht. Die van het stadgericht Delden werden 24/25 Febr. 1812 overgebracht naar de rechtbank van eerste instantie te Almelo. Een inventaris zich nu bevindende ten Rijksarchieve was de 4e Juni 1811 van deze stukken reeds opgemaakt. In 1816 kwam er nog een nalezing binnen van 3 prothocollen, blijkens een aanvulling op bovengenoemde inventaris d.d. 7 October 1816.
Een vergelijking van de nu opgemaakte inventaris met die van 1811 leert, dat o.m. twee prothocollen van contentieuse gerichtshandelingen nl. die van 1704-1713 en van 1713-1724 en twee prothocollen van Hypotheken, transporten en testamenten nl. die van 1617-1633 en van 1669-1743 verloren zijn gegaan sedert 1811. Het aantal processtukken echter is sedertdien toegenomen *  en *  . Bij K.B. van 8 Maart 1879 staatsblad no. 40 werd gelast de rechterlijke archieven, daterende van vóór de invoering der Franse wetgeving, over te brengen naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen in de provincies, waaronder zij vroeger hadden behoord. Hetgeen is geschied.
Inventaris

Kenmerken

Datering:
1340 - 1811
Omvang archiefblok:
5,4 meter(s)
Voorwaarden voor raadpleging en gebruik:
Het archief is openbaar.
Toegang:
Stadgericht Delden, 1340 - 1811, z.p. (z.j.).