Bij publicatie van Ridderschap en Steden van 27 maart 1722 was de magistraten, schouten en richters het houden van deze registers voorgeschreven. Zie over de aard van deze registers het Nederlandsch Archievenblad 1927/28, bl. 228.
1723 - 1739.
Zie inv. nr. 38. Van 24 november 1725 af zijn de aangiften van Holten en Bathmen in afzonderlijke kolommen opgetekend.
1763 - 1800. 1 deel.
Van 19 februari 1765 af zijn de aangiften van Holten en Bathmen in afzonderlijke kolommen opgetekend. Achterin opgaven van gevangen vossen en otters. Zie hierna.
Aantekeningen van aan de schout van Holten en Bathmen vertoonde vossen en otters over de jaren 1787 - 1800.
Aangezien zij grote schade aanrichtten, werden vele malen premies op de vangst van de ze dieren gesteld. Nadat bij publicatie van Ridderschap en Steden van 18 maart 1711 de premies waren afgeschaft, loofde een publicatie van 8 april 1717 wederom voor oude vossen en otters 1 gulden 10 stuivers en 2 guldens uit en voor jonge beesten de helft. Bij de resoluties van Ridderschap en Steden van 11 april 1748 en 28 augustus 1766 werd het plakkaat over het stuk van de jacht in de provincie van Overijssel van 14 augustus 1675 met enige kleine wijzigingen opnieuw uitgevaardigd, welk plakkaat de premie voor oude vossen op 3 guldens en voor jonge op de helft vaststelde. daar dit plakkaat aangaande otters niets vermeldde, bleef daarvoor de in 1717 vastgestelde premie gelden.
De aantekeningen, aanvangende met een rekest van de schout aan Hare Edel Mogenden van 1787 betreffende teruggave der door hem voorgeschoten premies, bevinden zich achter in inv. nr. 41.