Uw zoekacties: Drostambt Twente

0033 Drostambt Twente ( Collectie Overijssel locatie Zwolle )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiƫrarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiƫrarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Bestaan en aanduiding van het ambt
2. Ambtsgebied
3. Taken en bevoegdheden
4. Militaire zaken
5. De drost als rechter
6. Nevenfuncties
7. Aanstellingseisen
8. Verval en afschaffing van het ambt
0033 Drostambt Twente
Inleiding
8.
Verval en afschaffing van het ambt
Tijdens de tweede helft van de 18de eeuw werd Overijssel in toenemende mate geteisterd door politieke twisten, die in deze provincie vooral te maken hadden met de langzamerhand aangevochten politieke machtspositie van de Overijsselse Ridderschap en die, aangezien de meerderheid van de Ridderschap economisch afhankelijk van de stadhouder en daarom prinsgezind was, onderdeel gingen vormen van de landelijke tegenstellingen tussen patriotten en prinsgezinden. In Overijssel werd de strijd onder meer uitgevochten over de vraag of de vrije boeren in de provincie aan de drosten bepaalde diensten verschuldigd waren. Door hun verzet tegen afschaffing van de diensten raakten de Overijsselse drosten in hoge mate bij deze politieke strijd betrokken *  .
Vele patriotten zagen de drosten bovendien in hun kwaliteit van leiders van de Ridderschap en door hun optreden als trouwe dienaren van de stadhouder in toenemende mate als symbolen van adellijke en stadhouderlijke onderdrukking en hun ambt met hen. Daarom is het begrijpelijk, dat de Overijsselse revolutionairen van 1795 niet alleen streefden naar verandering in de personen, die het ambt van drost vervulden, maar ook naar verandering in de inhoud of afschaffing van het ambt zelf *  , een streven dat harmonieerde met de plannen van het bewind in Den Haag voor een landelijke reorganisatie van bestuur en rechtspraak. Maar, omdat deze hervormingen zich niet binnen korte tijd lieten realiseren, zagen de regeringen in Zwolle en Den Haag zich voorlopig genoodzaakt het ambt formeel genomen in zijn oude vorm te handhaven. Dat leidde ertoe, dat de in februari 1795 in stilte afgetreden adellijke drost A. van Reede van Saesfelt krachtens besluit van Provisionele Representanten van 17 april d.a.v. opgevolgd werd door de bekende jurist, schrijver en patriot J.W. Racer.
Racer trad op als "provisioneel verwalter-drost". Wij zouden zeggen: tijdelijk plaatsvervangend drost.
Deze ingewikkelde titulatuur was ongetwijfeld gekozen om iedereen duidelijk te maken, dat weliswaar het ambt weer werd waargenomen, maar dat de ambtenaar niet meer de gevreesde machthebber van voorheen zou zijn. In de formele taak van de verwalter-drost kwam voorlopig nog geen verandering, maar van bijkomende politieke bevoegdheden van de gezagsdrager, zoals zitting in het provinciaal bestuur, beheer van de Ridderschapsgoederen enz. horen we niet meer. De verwalter-drost werd ambtenaar zonder meer en kwam als zodanig in toenemende mate onder toezicht van de overheid te staan.
De instelling in 1799 van een Gerechtshof der Bataafse Republiek in het Departement van den Ouden IJssel bracht voor de verwalter-drost nog geen grote veranderingen. Het Hof nam alleen de berechting over van misdrijven gericht tegen de veiligheid van de staat en hield in het algemeen toezicht op de andere gerechten in zijn ambtsgebied *  . Maar aan de opvolger van dit Gerechtshof, het in 1802 ingestelde Departementaal Hof van Justitie in Overijssel, verloor de verwalter-drost zijn rechtspraak in criminele zaken. De verwalter-drost, die zich nu weer "drost" mocht gaan noemen, bleef bevoegd kleine wetsovertredingen te vervolgen en boeten op te leggen, maar als de procureur-generaal van het Hof criminele vervolging noodzakelijk achtte, moest de drost de betreffende zaak aan hem overlaten *  .
De Overijsselse drosten ontvingen in dit jaar een duidelijke instructie. Daaruit blijkt dat zij elke drie maanden aan het Departementaal Bestuur moesten opgeven welke overtredingen hun ter ore gekomen waren. Nadrukkelijk werd hun daarin geen discretie gelaten, dus "afmaken" was er niet meer bij. Van delicten moesten zij kennis geven aan het Departementaal Hof van Justitie of "deszelfs Procureur Generaal" *  . In 1802 kwam er in de bestuurstaak van de drost nog geen verandering, maar dat was slechts uitstel.
De wet van 13 april 1807 "nopens de inrigting van het bestuur in de departementen" en het daarop gefundeerde "Reglement op het bestuur in de Departementen" van 29 april 1807 droegen de zorg voor de openbare orde en veiligheid benevens de uitvoering van de "wetten, orders en bevelen" des konings in het hele departement op aan een landdrost, die in de drie kwartieren, waarin zijn departement was verdeeld, vertegenwoordigd werd door een kwartierdrost. Twente kreeg een kwartierdrost, gevestigd te Almelo, wiens gezag zich uitstrekte over het gehele tegenwoordige gewest Twente, dus inclusief Almelo, Vriezenveen, Diepenheim en Haaksbergen.
Aan de landdrost en aan deze kwartierdrost verloor de drost van Twente niet alleen zijn bevoegdheden als bestuurder maar weldra ook zijn naam, die bij besluit van de landdrost van Overijssel van 13 oktober 1807 werd gewijzigd in "baljuw" *  .
Deze baljuw van Twente, zonder zijn vroegere politieke en bestuursbevoegdheden en voor wat zijn jurisdictie betreft ingeklemd tussen het Departementale Hof van Justitie en de oude nog bestaande lage gerechten, bezat weinig meer van zijn vroegere glorie. Met competenties, die zich beperkten tot de berechting van overtredingen en civielrechtelijke twistgedingen aangaande bezit en huwelijk, was hij verworden tot een ambtenaar van beperkte betekenis, die aan zijn werk geen volle dagtaak had. Zeker zou zijn functie zijn verdwenen ten gevolge van de door koning Lodewijk Napoleon voorgenomen landelijke reorganisatie van bestuur en rechtspraak als deze de tijd had gekregen zijn plannen te voltooien en tot uitvoering te brengen *  . Nu werd het ambt na de inlijving bij Frankrijk weggespoeld door de zondvloed van de Franse wetgeving.
Het keizerlijke decreet van 18 oktober 1810 *  bepaalde, dat alle in ons land bestaande rechterlijke colleges met ingang van l januari 1811 zouden worden opgeheven, een datum, die door een nader decreet van 6 januari 1811 *  werd verschoven naar l maart van dat jaar. Op die datum hield dus het ambt van drost, laatstelijk baljuw, van Twente op te bestaan.
9. Het archief
10. Inventarisatie

Kenmerken

Datering:
1610 - 1811
Voorwaarden voor raadpleging en gebruik:
Het archief is openbaar.
Toegang:
Eijken, E.D., Drostambt Twente, 1610 - 1811, Zwolle (1993).