Uw zoekacties: Gaardersarchief Oostzaan

OA-0026 Gaardersarchief Oostzaan ( Gemeentearchief Zaanstad )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Algemeen
OA-0026 Gaardersarchief Oostzaan
Inleiding
1.
Algemeen
Tot het rechtsgebied van de banne Oostzaan behoorden Oostzaan en Oostzaandam.
De naam gaardersarchieven is een verzamelnaam voor de archieven die gevormd zijn door de secretarissen van dorpen en steden in Holland in hun functie van gaarder van bepaalde gewestelijke belastingen of gemenelandsmiddelen, te weten de boeten van ongefundeerde processen, de belasting op de verkoop van onroerende goederen, de belasting op de collaterale successie, de belasting op de openbare verkoop van roerende goederen, de impost op trouwen en begraven en de belasting op familieadvertenties in de kranten. Voor een nadere uiteenzetting over deze belastingen verwijs ik naar de paragraaf Overzicht van de verschillende soorten belasting. De term gaardersarchieven en de term gaarders voor de collecteur van deze belastingen kan misleidend werken, aangezien men hieruit zou kunnen opmaken dat zij de enige functionarissen waren met deze naam. Men dient hen echter te onderscheiden van de gaarders van de collectieve (vroeger verpachte) middelen, die in het geheel niets te maken hebben gehad met het hierna beschreven archief.
De basis voor de functie van gaarder van de hierna omschreven belastingen werd gelegd in de ordonnantie van 22 december 1598 *  op de belasting op de verkoop van onroerende goederen en de collaterale successie, waar bepaald werd dat de secretaris van stad of dorp belast zou worden met de inning, daar waar meerdere secretarissen fungeerden werd de beslissing wie van hen gaarder zou worden overgelaten aan het stadsbestuur.
De gaarders waren verplicht van de aangifte en ontvangst registers bij te houden. De ontvangsten moesten worden afgedragen aan de ontvangers van de gemenelandsmiddelen in hun kwartier, de zogenaamde kwartierontvangers. De rekeningen die ter controle opgesteld dienen te worden, werden gecontroleerd door de rekenkamers, voor de plaatsen in het Zuiderkwartier die in Den Haag, voor de plaatsen in het Noorderkwartier die in Hoorn (na de opheffing van de laatste in 1750 geschiedde dit voor het Noorderkwartier eveneens in Den Haag). Jammer genoeg zijn in het archief van de rekenkamer in Den Haag alleen de rekeningen vanaf ca. 1800 bewaard gebleven *  terwijl van de bij de rekenkamer te Hoorn ingeleverde rekeningen geen enkele bewaard bleef. Gelukkig werden in vele gevallen wel de zogenaamde Rendantexemplaren bewaard. De rekeningen werden namelijk veelal in tweevoud opgemaakt en ingediend bij de rekenkamer. Na controle bleef één exemplaar daar berusten, het andere werd voor akkoord getekend en geretourneerd aan de gaarder, zodat deze aan de hand van de rekening kon aantonen dat alles in orde was bevonden. Behalve de voor de hand liggende functie van deze rekeningen kan men ze dus vanuit het gezichtspunt van de gaarder vergelijken met een kwitantie. Buiten de reeds eerder genoemde registers van aangifte en ontvangst en de hierboven genoemde rekeningen kunnen we ook nog andere archivalia aantreffen in de gaardersarchieven, zo als registers van taxatie, correspondentie en voorschriften.
Er werden verschillende soorten belasting door de gaarders geïnd. De eerste van deze gaardersbelastingen werd ingesteld in 1595, de laatste ruim twee honderd jaar later, in 1797. Bij de vele veranderingen die optraden na de val van de Republiek in 1795 werd ook het belastingsysteem niet ongemoeid gelaten. In de tijd van de Republiek waren praktisch alle belastingen van plaatselijke of gewestelijke aard, zo ook de gaardersbelastingen.
In andere gewesten vindt men weliswaar belastingen die er op lijken, maar nooit zijn ze in alle opzichten gelijk. Het gevolg was een zeer verwarrend, onoverzichtelijk belastingsysteem. Vandaar dat in het kader van de centralisering van allerlei zaken ook de belastingen aan bod kwamen; bij de hervormingen, uitgevoerd door I.J.A.Gogel, vervielen dan ook met ingang van 1 januari 1806 de gaardersbelastingen, om vervangen te worden door een systeem dat gold voor het gehele land.
De archieven (voor zover bewaard gebleven) bleven berusten onder de functionarissen die ze gevormd hadden. Aangezien deze functionarissen een dubbelfunctie hadden, namelijk behalve gaarder ook stads of dorpssecretaris, kwamen de archieven veelal terecht in de archieven van stad of dorp. Het zou daarom niet ondenkbaar zijn dat nader onderzoek in deze archieven nog verschillende onderdelen van de gaardersarchieven aan het licht zou brengen. In 1925 en 1927 werd in de vergadering van rijksarchivarissen gesproken over de overbrenging van de gaardersarchieven naar de rijksarchiefbewaarplaatsen. *  De voorstanders hiervan wilden hier toe overgaan op grond van het feit dat het hier geen plaatselijke belastingen, maar gewestelijke belastingen betrof, geïnd door de stads of dorpssecretaris in de functie van gewestelijk ambtenaar. Tegenstander van deze motivering was Dr. P.A. Meilink, archivaris van het Algemeen Rijksarchief die betoogde dat de gaardersarchieven eerder als particuliere archieven te beschouwen waren en hoogstens als aanhangsel bij het gemeentearchief (zie ook de artikelen van de hand van H. Brouwer en P.A. Meilink in het Nederlandsch Archievenblad. * 
Tot overeenstemming kwam men niet, maar op voorstel van de Algemene Rijksarchivaris, Professor Mr. R. Fruin, werd besloten een voorstel te doen tot overbrenging van die onderdelen van de gaardersarchieven die in nauw verband stonden met de rechterlijke archieven en de collectie doop-, trouw- en begraafboeken. *  Hiervan werd een gedeelte gerealiseerd bij het Koninklijk Besluit van 31 mei 1929, Staatsblad 269, waarin de overbrenging werd geregeld van de kerkelijke doop-, trouw- en begraafboeken, de schepentrouwboeken en die gedeelten van de gaardersarchieven die aantekening bevatten van geboorte, huwelijk, overlijden en begraven. De rest van de gaardersarchieven werd naar de rijksarchiefbewaarplaatsen overgebracht op grond van een zeer ruime interpretatie van genoemd Koninklijk Besluit. De periode waarbinnen dit alles plaats vond kan men ongeveer stellen van 1930 af, met als hoogtepunt de jaren rond 1950. Betreffende de impost op trouwen en begraven zal men in dit overzicht weinig aantreffen, men zal de meeste gegevens hieromtrent dienen te zoeken in de collectie doop-, trouw- en begraafboeken, gemakshalve wordt dan ook verwezen naar de inventaris van deze collectie * 
2. Overzicht van de verschillende soorten belasting
3. Verantwoording van de inventarisatie
4. Gebruikte bronnen
Inventaris

Kenmerken

Datering:
1777 - 1805
Gemeente:
Oostzaan
Omvang in meters:
0,62
Toegang:
Inventaris, digitaal
Openbaar:
Ja
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld.
Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Gemeentearchief Zaanstad. Toegang OA-0026 Gaardersarchief Oostzaan
VERKORT:
NL-ZdGAZOA-0026