Uw zoekacties: Dorpsbestuur Sijbekarspel, 1548-1859

2280 Dorpsbestuur Sijbekarspel, 1548-1859 ( Westfries Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Geschiedenis van de organisatie
2280 Dorpsbestuur Sijbekarspel, 1548-1859
Inleiding
1.
Geschiedenis van de organisatie
Organisatie: Westfries Archief
De oudste vermelding van Sijbekarspel is te vinden in een bul uit 1245. Daarin bevestigt paus Innocentius IV het nonnenklooster te Hemelum in het bezit van een aantal goederen. *  Vóór 1414 ressorteerde het platteland van oostelijk Westfriesland wat betreft de hoge of criminele jurisdictie onder het Oosterbaljuwschap. Aan het hoofd daarvan stonden de baljuw van Medemblik en zijn baljuwsgerecht. Voor civiele (middelbare en lage) jurisdictie bestond er in vrijwel iedere banne een college van schout en schepenen. We zien in oude charters dan ook vaak dat de woorden ‘banne’ (of dorp) en ‘schoutambacht’ als synoniem worden gebruikt. Ook ‘banne’ en ‘kerspel’ (of parochie) zijn synoniem, want pastoor, kerk en kerkgang waren aan de bannegrenzen gebonden. Die grenzen zijn mogelijk al tijdens de ontginning van het Westfriese veengebied vastgelegd en worden gekenmerkt door een grote continuïteit. *  In de loop der eeuwen zijn slechts bij hoge uitzondering aanwijzingen te vinden voor wijziging van grenzen tussen bannen onderling. Hetzelfde geldt voor het ontstaan van nieuwe bannen door opsplitsing van een ‘moederbanne’. De belangrijkste reden voor grenswijzigingen was landverlies aan de Zuiderzee. Bij landinwaarts gelegen dorpen speelde dit uiteraard niet. Toch is Sijbekarspel ooit zo’n 100 morgen “kwijtgeraakt”. In 1399 breidde Albrecht van Beieren de banne Abbekerk aanzienlijk uit ten koste van Opmeer, Sijbekarspel en Twisk. * 
In 1414 ontvingen Sijbekarspel en Benningbroek als ‘stede Sijbekarspel’ stadsrechten van de graaf van Holland, hertog Willem VI van Beieren. Op dezelfde dag werden ook andere Westfriese dorpen onder een stadsrecht verenigd. Over de achtergronden van deze opmerkelijke maatregel is in literatuur veel informatie te vinden. *  Belangrijk is hier de constatering dat de dorpen weliswaar werden verenigd als rechtsgebied, maar als dorp zelfstandig bleven. Het dorpsbestuur van Sijbekarspel telde voortaan achttien vroedschappen, het aantal dat in het stadsrecht werd genoemd. Hieronder waren ook de door de schout gekozen vier schepenen, die als dorpsbestuurder geen bijzondere rol speelden. De belangrijkste dorpsfunctionaris was de burgemeester. Hij werd ieder jaar gekozen door de vroedschappen van Sijbekarspel. Na afloop van zijn ambtperiode van een jaar verantwoordde de afgaande burgemeester zijn ontvangsten en uitgaven ten overstaan van het dorpsbestuur. Dat was geen financiële verantwoording verschuldigd aan de stede Sijbekarspel.
Het dorpsbestuur benoemde jaarlijks kerkmeesters en armenvoogden en hield toezicht op het door hen gevoerde financieel beheer. Ook de voor onbepaalde tijd benoemde schot- en verpondingsgaarder werd regelmatig gecontroleerd. Deze ging met dermate grote bedragen om, dat hij bij zijn aanstelling een aanzienlijke borg moest stellen.
Oorspronkelijk onderhield iedere banne een eigen gedeelte van de Westfriese Omringdijk. Landeigenaren waren verplicht om naar rato van de oppervlakte van hun grondbezit (‘morgen-morgensgelijk’) een stukje dijk te onderhouden. In iedere banne fungeerde een ‘waarschap’ - in Sijbekarspel was dat de burgemeester - om toezicht te houden op de dijkplichtige ingelanden. In de Vier Noorder Koggen werd het toezicht omstreeks 1500 opgedragen aan vier ‘dijkshoofdlieden’, één per kogge. Sijbekarspel deed mee aan de verkiezing van een dijkshoofdman voor de Middelkogge. Na de gemeenmaking van de Westfriese Omringdijk in 1650 werden de dijkwerken alleen nog door aannemers uitgevoerd. In de Vier Noorder Koggen woonden de waarschappen sindsdien nog wel de aanbestedingen en de afschouw bij. Het dagelijks toezicht op de uitvoering van de werken bleef echter de taak van de dijkshoofdlieden. De kosten van het dijkonderhoud werden ieder jaar bekendgemaakt aan de lokale autoriteiten, die vervolgens de dijklasten morgen-morgensgelijk omsloegen over de ingelanden. Gezien de grote bedragen die ermee gemoeid waren, was de inning van de dijklasten de belangrijkste dorpstaak. Andere waterstaatslasten op de dorpsrekening waren de kogge- en molenlasten van de Vier Noorder Koggen en de omslag voor het onderhoud van de Hondsbossche Zeewering.
Vanaf 1414 bepaalden vermogen en graad van bloedverwantschap of een inwoner tot de vroedschap kon worden toegelaten. In 1643 verzocht schout Jan Jacobsz. Sijms aan de Staten van Holland en Westfriesland namens de gereformeerde vroedschappen “om ordre te stellen tegen het bedrijf ende traversiën van de Paus-gezinde”, die in de vroedschappen van Sijbekarspel en Benningbroek “verre het meerendeel” waren. De Staten bepaalden dat in de vroedschap van de stede Sijbekarspel voortaan alleen gekozen mogen worden ‘soodanige, die professie doen van de Gereformeerde Religie, immers die tot deselve [religie] ende tot den Staet deser Landen wel zijn gheaffectioneert, oock tot ghehoor van Godts Woordt komen in de publique Kercken’. *  Zo werd aan oorspronkelijke twee criteria een derde toegevoegd: godsdienst. *  .
Aan de bevoorrechte positie van de gereformeerden kwam pas een einde door de Bataafse Omwenteling (1795). De Verklaring van de rechten van de mens en van de burger van 31 januari 1795 stelde iedereen voor de wet gelijk en bepaalde bovendien dat “het Volk ten allen tijde het recht heeft, zijn Regeringsvorm te veranderen, te verbeteren of een geheel andere te verkiezen”. Hierdoor waren ook de bestuurlijke getalsverhoudingen in het stadsrecht van 1414 niet heilig meer. Dit bleek bij de verkiezingen voor de nieuwe dorpsbesturen van Benningbroek en Sijbekarspel. Die vonden plaats in april 1795. In Sijbekarspel kozen de stemgerechtigde inwoners een nieuwe municipaliteit van elf leden. Een van hen werd gekozen als burgemeester. *  Er werden ook vier schepenen gekozen. Een principieel verschil met vroeger was dat de schepenen slechts zitting hadden in het stedelijke college van justitie. Zij waren geen lid meer van het dorpsbestuur.
In de periode 1795-1811 is ongetwijfeld, net als in andere Westfriese plaatsen, diverse keren gesleuteld aan de bestuurlijke inrichting van Benningbroek en Sijbekarspel. Vermoedelijk kwam ook hier in 1798 een eind aan het stelsel van jaarlijkse verkiezingen. Het archief van de stede Sijbekarspel en de dorpsarchieven van Benningbroek en Sijbekarspel geven hier echter nauwelijk informatie over prijs. Hetzelfde geldt voor de in juli 1802 gestarte voorbereidingen voor een reorganisatie van lokale bestuursinstellingen. De municipaliteiten kregen van het Departementaal Bestuur opdracht tot het opmaken van reglementen op de inrichting van ‘gemeentebesturen’. De reglementen traden in 1804 in werking, maar zijn van Benningbroek noch Sijbekarspel bewaard gebleven.
Hoewel de termen ‘municipaliteit’ en ‘gemeentebestuur’ direct na hun formele invoering algemeen werden gebruikt, was de aanduiding voor hun werkgebied nog vaak ‘dorp’ of ‘banne’. Geleidelijk werd echter ook het woord ‘gemeente’ als territoriaal begrip gebruikt. Na de invoering van de Franse wetgeving in 1811 worden dorpen plotseling alleen nog ‘gemeente’ (of ‘mairie’) genoemd. Aan het hoofd van een gemeentebestuur (of ‘conseils municipaux’) stond nu een maire, die werd bijgestaan door een adjoint en vijf gewone leden. Intussen werd op regeringsniveau gewerkt aan vereenvoudiging van het lokaal bestuur door vermindering van het aantal gemeenten. Ingevolge het “Décret Impérial du 21 octobre 1811 sur la circonscription des arrondissements, cantons et communes, qui composent les départements de la Hollande” werden Sijbekarspel en Benningbroek samengevoegd tot één gemeente. Het vroegere stadhuis van de stede Sijbekarspel deed voortaan dienst als gemeentehuis.
2. Geschiedenis van de archiefvorming
3. Verantwoording van de inventarisatie
4. Geraadpleegde bronnen
5. Geraadpleegde literatuur

Kenmerken

Datering:
1548-1811 (1859)
Datering:
1548-1811 (1859)
Plaats:
Sijbekarspel
Soort archief:
Overheid
Omvang:
650 mm
Openbaar:
Ja
Auteur:
J. de Bruin (2017)