Uw zoekacties: Collectie Akerlaken, van (familie), 1619-1894

1471 Collectie Akerlaken, van (familie), 1619-1894 ( Westfries Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Geschiedenis van de organisatie / familie
1471 Collectie Akerlaken, van (familie), 1619-1894
Inleiding
1.
Geschiedenis van de organisatie / familie
Organisatie: Westfries Archief
In het archief van de familie Van Akerlaken ligt de nadruk in kwantitatieve zin op de twee laatste ‘grote’ vertegenwoordigers van de familie, jhr.mr. Pieter van Akerlaken (1792-1862) en zijn zoon jhr.mr. Dirk van Akerlaken (1815-1892). Beiden waren in de negentiende eeuw bekende en invloedrijke personen die hun sporen hebben verdiend in de landelijke politiek maar ook een grote betekenis hadden in de lokale en regionale bestuurlijke organen van Noord-Holland, West-Friesland en Hoorn.
Jhr.mr. Pieter en jhr.mr. Dirk van Akerlaken stamden uit een geslacht dat zijn oorsprong had in West-Brabant en dat via Dordrecht en Amsterdam vanaf de tweede helft van de 17e eeuw deel ging uitmaken van de Hoornse regentenklasse.
De familiereeks begint met Joan Storm van Aeckerlaecken (in 1596 te Dordrecht begraven), stammend uit een geslacht Storm met een slot, Akerlaeck(e) geheten, in de omgeving van Zevenbergen in West-Brabant. Waarschijnlijk is het vernoemd naar een riviertje of waterloop, de Ockerlake. Zijn zoon Barthout (Bartold) van Aeckerlaecken was schout te Dordrecht, jurist, raadsheer van Lodewijk van Egmond en bekend als genealoog van vorstelijke en adelijke personen. De toevoeging ‘Storm’ komt in deze tijd te vervallen en via ‘Van Aeckerlaecken’ en ‘Van Aeckerlaken’ wordt de familienaam uiteindelijk ‘Van Akerlaken’.
Barthouts vierde zoon Adriaen van Aeckerlaecken (geb. 1597 te Dordrecht) verhuist naar Amsterdam en diens enige zoon en oudste kind, Christoffel van Aeckerlaken (1637-1678), ‘bedrijft daar een uitgebreide handel’ en is opperboekhouder van de VOC. Hij was gehuwd met Anna Voordij die na zijn dood hertrouwt met de Hoornse regent Cornelis de Groot.
Joan van Akerlaken (1672-1712), zoon van Christoffel, verhuist naar Hoorn, trouwt regentendochter Petronella Merens en brengt het daar tot schepen, raad en burgemeester. Hij werd hiermee stamvader van de Hoornse regentenfamilie Van Akerlaken.
Vanaf deze tijd krijgt de familie een stevige positie in de Hoornse regentenklasse en wordt deze verder uitgebouwd door huwelijken met andere regentenfamilies als Van Foreest, Merens, Avenhorn, Berkhout, Van Nieuwstad, Schagen, Verloren.
Verschillende familieleden gingen in de 17e en 18e eeuw belangrijke functies bekleden bij VOC, lokaal (als vroedschap, schepen, burgemeester, weesmeester, kerk- en armenvoogd etc.) en regionaal bestuur (waterschappen). Van de gestage uitbouw van bezittingen en bestuurlijke invloed vindt men in het archief een neerslag in de vorm van benoemingen, notariële aktes betreffende erfenissen en boedelscheidingen, overzichten van kapitaal en bezittingen, aankondigingen van huwelijken en uitnodigingen voor begrafenissen.
In dit verband zijn de nazaten van Joan van Akerlaken vermeldenswaard. Alleen de belangrijkste functies worden genoemd, voor details wordt verwezen naar Kooijmans (1985) en de ‘Verzameling van Geschriften’ (1889).
Joan’s oudste zoon, mr. Cornelis Christoffel van Akerlaken (1694-1769), was gehuwd met Margareta Avenhorn. Hij was schepen, raad , vele malen burgemeester en daarnaast huiszitten armenvoogd, kerk- en armenvoogd, kerkmeester, rekenmeester, gecommitteerde raad, ontvanger konvooien en licenten VOC, kapitein schutterij, bewindhebber VOC, ouderling.
Mr. Meynard van Akerlaken (1695-1731), gehuwd met Elisabeth Berkhout, was onder andere schepen, regent oude mannen- en vrouwenhuis, secretaris van de weeskamer en directeur van de Levantse handel.
Joan van Akerlaken (1699-1742), gehuwd met Susanna Elisabeth Merens, was schepen, regent van het weeshuis, weesmeester en directeur van de Levantse handel.
Maria Eva van Akerlaken (1705-1736) huwde Cornelis van Foreest, neef en erfgenaam van een van de rijkste regenten van zijn tijd, Nanning van Foreest. Hij liet het huis bouwen aan de Grote Oost dat nog steeds wordt gesierd met de familewapens van de Foreesten en Van Akerlakens.
Twee andere dochters van Joan, Bregitta van Akerlaken (1701-1723) en Pompeja van Akerlaken (1710-1743) huwden respectievelijk mr. Cornelis Avenhorn, schepen en burgemeester, en Simon van Nieuwstadt, schepen van de stad Hoorn.
Dr. Anthony Allard van Akerlaken (1706-1745), medisch doctor, ongehuwd en vroeg gestorven, was schepen, directeur Levantse handel en deken van het chirurgijnsgilde. Zijn bul wordt gesierd met hantekening van Herman Boerhaave.
De afstammingsreeks volgend komen we via mr. Pieter van Akerlaken (1722-1784), zoon van Cornelis Christoffel van Akerlaken en gehuwd met zijn nicht Petronella Bregitta van Foreest, bij zoon Dirk van Akerlaken (1753-1810), schepen van de stad Hoorn en gehuwd met Geertruij Impeitat. De laatstgenoemde Dirk was vader respectievelijk grootvader van de eerdergenoemde jhr.mr. Pieter van Akerlaken en jhr.mr. Dirk van Akerlaken.
Met het overlijden van jhr.mr. Dirk van Akerlaken in 1892 sterft de adellijke tak van de familie in de mannelijke lijn uit. Zijn broer jhr.mr. Abraham van Akerlaken, kantonrechter te Hoorn, was ongehuwd en bleef kinderloos.
Uit het huwelijk van Dirk met Christina Johanna van Bredehoff le Vicq werden negen kinderen geboren waarvan bij zijn overlijden alleen nog twee getrouwde dochters in leven waren. Het tweede huwelijk met Johanna Godardina Laurentia van Doorn bleef kinderloos. De enige zoon, jhr.mr. Dirk Christiaan Joan van Akerlaken, overleed ongehuwd en kinderloos in 1877. Met het overlijden van jkvr. Maria Jacoba van Akerlaken (1848-1912), dochter van Dirk, komt er een definitief einde aan de adellijke tak van de familie.
Na bovenstaande schets van de afstammingsreeks van de familie Van Akerlaken die loopt van Joan Storm Van Akerlaken tot de laatste grote vertegenwoordiger jhr.mr. Dirk van Akerlaken moet nog worden stilgestaan bij Maria Margaretha van Akerlaecken (1605- na 1662), dochter van de eerder genoemde Barthout van Aeckerlaecken. Zij zette als genealoge het werk van haar vader voort en gaf het opnieuw uit onder de titel ‘De oude, groote ende warachtige genealogieen (…)’ (1655). Als broodschrijfster schreef ze lofdichten op vorstelijke en adellijke personen en publiceerde ze dichtbundels onder de titel ‘Den Cleefschen Pegasus’ (1654) en ‘Den Lof der Vrouwen’ (1662). In het laatstgenoemde werk zette zich af tegen vooroordelen over vrouwen, de tekst is integraal opgenomen in de ‘Verzameling van Geschriften’.
Aan de literaire kwaliteit van het werk van Maria Margaretha werd later weinig belang gehecht. Schotel die het bespreekt in de Algemeene Konst- en Letterbode (1843) noemde het ‘zeer middelmatig’ en Dirk van Akerlaken spreekt in de ‘Verzameling van Geschriften’ (1889) van ‘kreupele rijmen’. Volgens historica Els Kloek die in ‘1001 Vrouwen uit de Nederlandse Geschiedenis’ (2013) een artikel aan Maria Margaretha wijdt, is er tegenwoordig sprake van een hernieuwde belangstelling voor haar werk. Het werd opgenomen in de ‘Lauwerkrans’ (2008), een literair overzichtswerk, niet zozeer vanwege de letterkundige kwaliteit, maar vanwege het zelfbewustzijn waarmee ze haar werk uitgaf. Belangwekkend zijn ook de brieven die Maria Margaretha schreef aan raadpensionaris Johan de Wit en zijn vader. Negentiende eeuwse afschriften van de originele brieven die zich in het rijksarchief bevinden, zijn in het familiearchief aanwezig.
Zoals aangegeven verwierf de familie Van Akerlaken in de 19e eeuw onder nieuwe omstandigheden van het Koninkrijk der Nederlanden opnieuw een vooraanstaande positie in de personen van jhr.mr. Pieter van Akerlaken en zijn zoon Dirk. Ook nu vormen de stukken in het familiearchief een neerslag van de grote politieke en bestuurlijke invloed van de familie. Veel van de stukken hebben betrekking op het grote aantal benoemingen in lokaal bestuur, waterschappen en dijkbesturen. Pieter had de bijnamen ‘Pieter Almachtig’ en ‘Koning van Noord-Holland’. Dirk stond bekend als ‘Jonker Dirk’. De carrières van vader en zoon in de politiek en het lokaal bestuur leken sterk op elkaar.
Jhr. mr. Pieter van Akerlaken was gehuwd met Maria van Stralen, dochter van Abraham van Stralen en Catharina Johanna Nieuwstadt. Na een rechtenstudie en promotie in Utrecht begon hij zijn werkzaam leven als advocaat in Hoorn. In 1814 werd hij benoemd tot waarschap van Drechterland en plaatselijk ontvanger te Hoorn. In 1822 werd hij hoofdingeland van West-Friesland en in 1827 lid Provinciale Staten van Holland. Daarna volgde een reeks van functies, vooral in polderbesturen (hoofdingeland Hondbossche, dijkgraaf Baarsdorpermeer, banmeester Hoorn, molenmeester Oosterpolder etc.), maar ook in de stad Hoorn (vice-president van de commissie van administratie over de huizen van correctie en arrest en president van het college van notabelen). Als dijkgraaf van Drechterland (1852-1862) zette hij zich in voor reorganisatie van het dijkbestuur, dijkversterking en aanleg van verharde wegen.
De loopbaan van Pieter van Akerlaken in de nationale politiek begon in 1838 met zijn verkiezing tot lid van de Tweede Kamer. Daarin nam hij onder meer stelling nam tegen splitsing van de provincie Holland in noord en zuid, een opstelling waarin ook het regionale belang van West-Friesland een rol speelde. In 1843 werd hij vanwege zijn capaciteiten en onvoorwaardelijke steun voor de koning verheven in de adelstand en ging deel uitmaken van de Ridderschap. In de nationale politiek stond hij bekend als deskundig op gebied van de overheidsfinancien, de nationale schuld, maar sloeg hij een aanbod om minister van Financien te worden af. Een jaar lang was hij voorzitter van de Tweede Kamer (1844-1845). In politiek opzicht was hij uitgesproken conservatief, vooral waar het ging om inperking van de macht van de koning en behoorde dan ook tot de tegenstemmers van de grondwetsherziening, waarvoor de liberalen onder aanvoering van Thorbecke pleitten. Na aanvaringen met liberalen en pers begon Pieter van Akerlaken zich terug te trekken uit de nationale politiek en ging vervolgens voor het burgermeesterschap van Hoorn (1844), een functie die hij tot zijn dood (1862) heeft bekleed. Een verzoek om minister van Binnenlandse Zaken te worden sloeg hij af en in 1848 werd hij niet herkozen als lid van de Tweede Kamer. Vervolgens was hij nog korte tijd lid van de Eerste Kamer en werd opnieuw lid van de Staten van Noord-Holland.
Zijn zoon jhr.mr. Dirk van Akerlaken was gehuwd met Christina Johanna de Vicq, dochter van François van Bredehoff de Vicq en Elisabeth van Foreest en na haar overlijden hertrouwde hij met jkvr. Johanna Godardina Laurentia van Doorn.
Dirk studeerde en promoveerde bij Thorbecke in Leiden (1838) en is door hem in zijn opvattingen beinvloed. In tegenstelling tot zijn vader behoorde hij tot de liberale stroming in de politiek.
Net als zijn vader begon hij zijn carriere als advocaat en plaatselijk ontvanger in Hoorn en bekleedde vele functies in de lokale bestuursorganen van de stad Hoorn en in polders en waterschappen in de regio. Volgens Numan (1895) leek het in vele opzichten op een soort erfopvolging. Dirk was onder andere gemeenteraadslid, wethouder, rechter plaatsvervanger en president van de arrondissementsrechtbank in Hoorn. Op regionaal niveau onder meer waarschap van Drechterland, hoofdingeland van West-Friesland, dijkgraaf van Drechterland en hoogheemraad van de Hondsbossche. In deze functies ging Dirk voort op de weg van zijn vader met bestuurlijke reorganisatie, dijkversterking en wegenaanleg. Ook maakte hij zich sterk voor versnelde aansluiting van Hoorn en West-Friesland op het spoorwegnet en voor behoud van de arrondissementsrechtbank in Hoorn.
Evenals zijn vader heeft ook Dirk van Akerlaken zich verdienstelijk gemaakt in de nationale politiek. Hij was lid van de Tweede Kamer van 1850 tot 1860, en van 1869 tot 1874. Tijdens het eerste ministerie van Thorbecke, een periode van grote politieke vernieuwing, was hij diens medestander. In het archief bevindt zich een tweetal brieven van Thorbecke (1868, 1869) aan Dirk van Akerlaken waarin hij hem aanmoedigt het nog eens te proberen als kamerlid en zich weer verkiesbaar te stellen. Ook een andere brief waarin de kwestie van een ad interim ministerie aan de orde wordt gesteld is waarchijnlijk toe te schrijven aan Thorbecke. In tussenliggende perioden was Dirk lid van Provinciale Staten van Noord-Holland en na de definitieve beëindiging van het Tweede-kamerlidmaatschap nam Dirk (1874) zitting in de Eerste Kamer, een functie die hij tot zijn dood (1892) heeft bekleed. Andere functies in het lokaal bestuur die Dirk van Akerlaken heeft bekleed betroffen de schutterij, het onderwijs, het gevangeniswezen, en op maatschappelijk en cultureel gebied zoals correspondent rijksadviseur voor monumenten van geschiedenis en kunst, lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, de commissie van toezicht op het te stichten Westfries Museum etc.
Dat ook de familie Van Akerlaken problematische kanten kende blijkt uit een stuk uit de collectie gedrukte stukken. Het betreft een afschrift van een adres aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten Generaal uit 1890 waarin familieleden uit Amsterdam gewag maken van een serieuze aanklacht tegen het Eerste-kamerlid Dirk van Akerlaken bij de rechtbank in Alkmaar wegens verwaarlozing en niet nakoming van zijn verplichtingen tegenover familieleden. De kwestie ging terug op een voogdij- en erfeniskwestie die al speelde in het begin van de 19e eeuw.
In de bibliotheek bevindt zich ook een boekwerkje van de klaagster, W. van Akerlaken-Witz, getiteld ‘Levensrampen of de vernietiging der oudste tak der familie van Akerlaken’ (18?), waarin op welhaast Dickensiaanse wijze wordt vehaald van de lotgevallen van de verarmde familieleden en hun pogingen ondersteuning te verkrijgen en de botte afwijzing ervan door hun rijke en machtige verwanten in de personen van jhr.mr. Pieter van Akerlaken en zijn zoon Dirk.
2. Geschiedenis van de archiefvorming
3. Verantwoording van de inventarisatie
4. Geraadpleegde bronnen
5. Geraadpleegde literatuur
6. Lijst van functionarissen
Inventaris

Kenmerken

Datering:
1619-1894
Datering:
1619-1894
Plaats:
Hoorn
Soort archief:
Particulier
Omvang:
3,36 m
Openbaar:
Ja
Auteur:
Herzien door J. Bakker (2013)