Uw zoekacties: Dorpen Wognum en Wadway en gemeente Wognum, 1436-1940

1433 Dorpen Wognum en Wadway en gemeente Wognum, 1436-1940 ( Westfries Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Geschiedenis van de organisatie
1433 Dorpen Wognum en Wadway en gemeente Wognum, 1436-1940
Inleiding
1.
Geschiedenis van de organisatie
Organisatie: Westfries Archief
Over de verlening van stadsrechten aan allerlei dorpencombinaties in West-Friesland is reeds door diverse auteurs geschreven, en over de motieven daartoe gespeculeerd. Behalve het voortdurende geldgebrek van de graaf moet vooral de poging om een eind te maken aan allerlei misstanden op het gebied van de rechtspraak een rol hebben gespeeld. In december 1413 droeg graaf Willem VI het schoutambt van de stede Wognum op aan Garbrant Jacobsz. In het schoutambacht waren de bannen Wognum, Wadway, Oudebucswoude (Hauwert) en Nieuwebucswoude (Nibbixwoud) verenigd. Het gebruik van het woord stede in deze akte is enigszins prematuur; het charter waarbij het stadsrecht werd verleend dateert van 2 februari 1414. Het bestuur zou bestaan uit een vroedschap van 33 personen, die uit hun midden 2 raden (burgemeesters) aanwezen. De schout koos jaarlijks op Nieuwjaarsdag uit de vroedschap 7 schepenen.
Net als andere nieuwbakken steden in West-Friesland raakte Wognum verstrikt in de politieke intriges van de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Te lang hield Wognum de kant van Jacoba van Beieren. Op 20 augustus 1426 legde Filips de Goede Wognum een boete op van 2.000 kronen. Het stadsrecht moest worden ingeleverd en het gebied kwam weer onder een baljuw. Toch is de oorspronkelijke situatie niet blijvend hersteld. Op 9 december 1426 reeds kocht Wognum het poortrecht van Hoorn, waarvoor vermoedelijk 2331/2 Franse kronen werd betaald. *  Waarschijnlijk heeft Filips de Goede gebruik gemaakt van de situatie om fouten te corrigeren die waren ontstaan uit de haastige verdeling van de stadsrechten. Zo kreeg Grootebroek, dat eveneens het stadsrecht was kwijtgeraakt door Jacoba van Beieren te steunen, dit recht een jaar later al weer terug, en werd de boete van 2.000 kronen gehalveerd. En enkele jaren later, in 1430, werden Wijdenes en Oosterleek weer van Schellinkhout afgescheiden, waarmee ze in 1414 waren verenigd.
Na de samenvoeging met Hoorn stelden de burgemeesters van Hoorn vredemakers in Wognum aan die waren belast met het opmaken van de landschotrekening. Het dorp hield wel een eigen schout, wiens bevoegdheden echter beperkt waren tot het berechten van zaken die hoogstens een pond boete opleverden. In 1434 gaf Hoorn aan de graaf te kennen dat het van mening was recht te hebben op het schoutambacht van Wognum. Weliswaar kon dat recht niet aan de hand van privileges worden aangetoond, maar blijkbaar wist de klank van edel metaal Filips te overtuigen. Op 13 april 1436 bepaalde hij dat de schout van Hoorn tevens schout van Wognum zou zijn. In 1638 deed zich een konflikt voor met Hoorn over de benoeming van nieuwe vroedschappen. Wognum ontleende het recht hiertoe aan een octrooi dat in 1560 door Filips II was verleend. Na rekesten van Hoorn, dat het octrooi bestreed, gericht aan de Staten van Holland en West-Friesland beslisten de Staten in het voordeel van Wognum. Bij overlijden van leden van de vroedschap, die uit 16 personen bestond, moeten de overige leden uit de pondrijksten van het dorp een opvolger kiezen, mits deze de gereformeerde religie was toegedaan. (Resolutie van 3 mei 1638).
Aan de band met Hoorn kwam in 1795 een einde al was dat nog niet definitief. Voor de criminele rechtspraak zocht Wognum tot 1797 aansluiting bij de Stede Berkhout c.a.. Daarna bestond er tot 1803 een criminele rechtbank voor Wognum, Nibbixwoud en Hauwert samen. In 1803 is de jurisdictie van Hoorn hersteld en wel tot de invoering van de rechtspraak naar Frans model in 1810. De laatst genoemde plaatsen Wognum, Nibbixwoud en Hauwert hadden van 1795 tot 1803 samen een civiele rechtbank. Opmerking verdient het feit dat Wadway voor wat de rechtspraak betreft geheel buiten deze samenwerkingsvormen stond. De "Stede Wadway" bezat van 1795-1803 een eigen criminele én civiele rechtbank, eveneens tot het herstel van de jurisdictie van Hoorn. Voor de regeling van andere dan gerechtelijke zaken hadden vooraanstaande personen in het dorp een bestuur gevormd. Uit hun midden kozen ze telkens voor één maand, later voor twee maanden, een voorzitter. Het bestuur was echter niet ingericht volgens de bestaande voorschriften, vandaar dat men in 1802 een model voor een bestuursvorm kreeg toegestuurd.
Op 15 november 1802 berichtte men aan het Departementaal Bestuur van Holland dat het "plan voor het gemeentebestuur" de voorgeschreven tijd ter visie had gelegen maar dat het na stemming was verworpen. Het Departementaal Bestuur achtte de zaak blijkbaar niet zo urgent dat er direct moest worden ingegrepen. Ruim een jaar later (21 november 1803) moest het dorpsbestuur twee leden uit zijn midden afvaardigen (Pieter Commandeur Czn. en Klaas Commandeur Jzn.) om de nieuw benoemde baljuw J.H. Crommelin te Hoorn op diens verzoek in te lichten over de inrichting van het bestuur. Pas op 14 mei 1804 trad een nieuwe gemeenteraad aan als gevolg van de inwerkingtreding van het op 3 mei door het Departementaal Bestuur vastgestelde "Reglement voor het gemeentebestuur". De gemeenteraad zou bestaan uit 7 leden, waarvan 2 afkomstig uit Wadway, die uit hun midden een "president" kozen voor steeds één jaar. In de praktijk bleef Klaas Pereboom echter voorzitter van de raad van zijn aantreden op 14 mei 1804 tot de benoeming van Klaas Raat op 23 april 1817. In 1825 werd het algemeen geldende "Reglement op het bestuur ten platten lande in de provincie Holland" (vastgesteld bij K.B. van 23 juli 1825 nr. 132) ingevoerd.
In de loop van de 19de eeuw is er diverse keren sprake geweest van de samenvoeging van kleine gemeenten in Noord-Holland om slagvaardiger maar vooral ook relatief goedkopere besturen in het leven te roepen. *  Bij een aantal plannen was Wognum niet betrokken zodat deze onbesproken kunnen blijven. In 1849 stelde de minister van Binnenlandse Zaken een indeling voor van Noord-Holland waarvoor de in Friesland bestaande grietenijen model hadden gestaan. In een nader ontwerp (in het eerste plan was geen rekening gehouden met de rechterlijke indeling zodat onder verschillende kantons ressorterende gemeenten zouden moeten samengaan) kwam de minister wat Wognum betreft tot de volgende combinatie: Wognum, Zwaag, Blokker, Westwoud, Schellinkhout en Wijdenes.
Gedeputeerde Staten gaven de minister te kennen dat zij tegen het voorstel dezelfde bezwaren hadden als tegen het oorspronkelijke ontwerp. De bezwaren kwamen er op neer dat er in hun ogen te grote eenheden zouden ontstaan. Door de grote onderlinge afstanden zou men in ieder dorp een veldwachter of een raadslid moeten aanstellen. De raadsleden zouden bezoldigd moeten worden, terwijl de bezoldiging van burgemeesters en secretarissen omhoog zou moeten. Hiermee dreigde het financiële voordeel van de herindeling in een nadeel te verkeren. Als gevolg van een ministerwisseling in 1849 belandde het "grietenijen-plan" in een bureaulade. De nieuwe minister, Thorbecke, stelde een samenvoeging van gemeenten op een geheel andere grondslag voor. Een door Gedeputeerde Staten uit hun midden ingestelde commissie bracht in 1851 rapport uit. Dit kan hier verder buiten beschouwing blijven omdat Wognum niet langer in het voorstel was opgenomen.
Pas in 1940 kwam de samenvoeging van gemeenten opnieuw officieel aan de orde. De Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken (waarnemend hoofd van het Departement, aan wie de Rijkscommissaris uitgebreide bevoegdheden had toegekend) kwam met een gedetailleerd plan, waarin onder andere de samenvoeging van Wognum met Opmeer, Sijbekarspel en Spanbroek werd voorgesteld. Achterliggende gedachte was dat financieel sterke gemeenten moesten samengaan met noodlijdende, opdat "levenskrachtige eenheden" werden gevormd. Het Rijk zou daarmee verlost zijn van de geldelijke steunverlening aan noodlijdende gemeenten waarmee sedert de 30er jaren enorme kapitalen gemoeid waren. De raden van de gemeenten die bij de herindeling waren betrokken werden door Gedeputeerde Staten uitgenodigd om hun mening over het voorstel te geven. De reakties waren van dien aard dat slechts vijf van de voorgestelde dertig combinaties voor realisatie in aanmerking kwamen. Van deze vijf is er slechts één, namelijk de samenvoeging van Broek-op-Langendijk met Oudkarspel en Noord- en Zuid-Scharwoude, tot stand gekomen.
Ook de gemeenteraad van Wognum beoordeelde het voorstel negatief. De raad trok besparing op het bestuursapparaat in twijfel, mede omdat hij de vestiging van hulp-secretarieën in de uitgestrekte nieuwe gemeente noodzakelijk achtte. Maar al koos de gemeenteraad ervoor om zelfstandig te blijven, toch ging hij uitvoerig in op het voorstel, dat "de best denkbare combinatie" werd genoemd omdat de bevolking van alle betrokken gemeenten haar bestaan in hoofdzaak in de land- en tuinbouw vond. Wetend hoe de gemeentegrenzen in 1979 zijn getrokken is het interessant even bij dit voorstel uit 1940 stil te staan. In de eerste plaats was de raad van oordeel dat Wognum de hoofdplaats van de nieuwe gemeente moest worden. Wognum telde immers niet alleen de meeste inwoners en was het grootst in oppervlakte, het had ook de meest gunstige ligging ten opzichte van Hoorn, dat men nodig had vanwege zijn markt- en winkelfunktie.
Praktisch was de mededeling dat de andere drie gemeenten een klein en oud gemeentehuis hadden terwijl de eigen secretarie onlangs (1939-1940) was uitgebreid. Aardig is ook het voorstel om de nieuw te vormen gemeente "de historische naam Wognum" te geven. De Wognummer kogge maakte immers sedert eeuwen deel uit van de Vier Noorder Koggen. De nieuwe gemeente zou echter helemaal "compleet" zijn als daartoe tevens een deel van Berkhout (Baarsdorpermeer en Lekermeer) en het dorp Nibbixwoud gingen behoren. Deze aanvulling op het voorstel werd beargumenteerd met het feit dat al meer dan een halve eeuw kinderen uit de Baarsdorpermeer de openbare lagere school van Wognum bezochten. Wat Nibixwoud betreft was er al een groente- en fruitveiling, en ook een station, met de gecombineerde naam "Wognum-Nibbixwoud". In de later te vervaardigen inleiding op de totale inventaris (t/m 1978) zal nader worden ingegaan op de gemeentelijke herindeling van 1978.
2. Geschiedenis van de archiefvorming
3. Verantwoording van de inventarisatie
4. Geraadpleegde bronnen
5. Geraadpleegde literatuur
6. Lijst van functionarissen

Kenmerken

Datering:
1436-1940
Beschrijving:
Bevat dorpsbestuur Wognum, dorpsbestuur Wadway 1436-1796, gemeentebestuur Wognum 1796-1940, Ambtenaar van de burgerlijke stand Wognum 1806-1945, Burgerlijk Armbestuur Wognum, Crisis-Steuncomité, Electriciteitbedrijf, Levensmiddelenbedrijf Wognum
Datering:
1436-1940
Plaats:
Wognum
Soort archief:
Overheid
Omvang:
22500 mm
Openbaar:
Ja
Auteur:
W. Brieffies (1992, 2011, verbeterd 2013)