Uw zoekacties: Stede en gemeente Schellinkhout, 1450-1970

1156 Stede en gemeente Schellinkhout, 1450-1970 ( Westfries Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Het bestuur tot 1811
1156 Stede en gemeente Schellinkhout, 1450-1970
Inleiding
1.
Het bestuur tot 1811
Organisatie: Westfries Archief
Als in 1402 aan Schellinkhout stadsrechten worden verleend door graaf Albrecht van Beieren, komt er wat meer duidelijkheid over de geschiedenis van het dorp *  . Als oudste vermelding geldt die in de rijmkroniek van Melis Stoke, waarin "Scellinchoute" wordt genoemd als plaats waar Floris V en zijn leger strijd voerden tegen de West-Friezen *  . Over het dorp in de 14e eeuw is weinig bekend. Ingevolge het privilege van 1402 kwam er een bestuur van een schout en 7 schepenen, geassisteerd door 2 poortmeesters (de latere burgemeesters). Ook is er sprake van de 32 rijksten, waaruit de schout de 7 schepenen moest kiezen *  .
In 1414 werden Wijdenes en Oosterleek door Willem VI onder het stadsrecht van Schellinkhout gebracht. De maatregel maakte deel uit van een groot aantal verleningen van stadsrecht aan de dorpen van West-Friesland, die gelegen waren in het Oosterbaljuwschap Medemblik. Voortdurend geldgebrek van de graven van het Beierse Huis is wel als motief genoemd om stadsrechten te verkopen, evenals de wens van Willem VI om West-Friesland gunstig te stemmen voor de opvolging van zijn dochter Jacoba. Waarschijnlijk echter, was de aanleiding voor deze reorganisatie, dat de rechtspraak in het Oosterbaljuwschap dringend aan verbetering toe was. Ambtsmisbruiken door baljuw en schouten kwamen in de 14e eeuw vaak voor *  .
Overigens werden Wijdenes en Oosterleek op 6 januari 1430 door Philips van Bourgondië weer afgescheiden (met behoud van hun rechten) "om der ondaet wille die geschiede aen Andries Adaem onse dienre, ende oock mede sonderlinge andere saecken wille." *  In de loop der tijd werd de schout minder belangrijk, in tegenstelling tot vroedschap, burgemeesters en schepenen *  . De vroedschap had zich ontwikkeld uit de groep van 32 rijksten. Overigens wordt zij pas in 1562 voor het eerst genoemd, namelijk in twee lijfrentebrieven *  . De resoluties van de vroedschap werden vanaf 1668 opgeschreven, nadat "opt versoeck van burgemeesteren bij schepenen verstaan ende geordineert (is), dat Heeren burgemeesteren een goet en bequaem boeck willen koopen waarin men alle resolutiën van vroetschappen alhier sullen registreren en aenteijkenen als wanneer de vroetschap om iet wes verdaghvaert werden." * 
In 1741 bereikte de geschetste ontwikkeling een hoogtepunt, toen namelijk de ambachtsheerlijkheid werd gekocht van de Staten van Holland en West-Friesland *  . Het schoutambt werd nu opgedeeld in twee ambten. Voortaan waren er een schout-crimineel -benoemd door de Staten- , belast met criminele zaken in het gerecht, en een schout-civiel -benoemd door de vroedschap-, belast met civiele zaken. De vroedschap nam verder het recht van benoeming van schepenen over van de schout. De voornaamste taken van het bestuur waren: financieel beheer, het maken van keuren, wegen- en waterstaatszorg (polderbestuur) en controle van kerkmeesters en armenvoogden. De burgemeesters vormden het dagelijks bestuur en beheerden de financiën, een taak die ondermeer de berekening en inning van het landschot inhield *  . Er werden ieder jaar twee nieuwe burgemeesters gekozen, op een manier die afweek van wat gebruikelijk was in andere plaatsen. Er werden 120 personen opgeschreven, die het hoogste in het schot-boek stonden, en ouder dan 24 jaar moesten zijn. Op oudejaarsdag moesten zij op het kerkhof bij het raadhuis verschijnen. De namen werden in een doos gestopt, waaruit achtereenvolgens de schout, burgemeesters en schepenen ieder een naam trokken, samen dus tien.
Deze tien mannen werden dan verzocht om in het raadhuis een stem uit te brengen. Daarna werden nog twee keer namen getrokken en werd nog twee keer gestemd, waarna de in totaal 30 stemmen werden geteld. De oude burgemeesters werden meteen vervangen door de nieuwe, maar bleven verantwoordelijk voor de inning van de belastingen uit "hun" jaar *  . De band tussen burgemeesters en schepenen is altijd nauw geweest, uiteraard ook omdat de funkties binnen een beperkte groep rouleerden. Verder mochten de burgemeesters toehoorder zijn bij rechtszittingen, en konden dan door de schepenen om advies worden gevraagd. Na 1741 waren de funkties niet langer onverenigbaar, zodat soms een persoon tegelijkertijd burgemeester en schepen was. Burgemeesters en schepenen vormden binnen de vroedschap de centrale groep van dorpsbestuurders. In 1795 brak de tijd aan van de Bataafse Republiek. De vroedschap werd ontbonden. In de tien jaren die volgen komen in de notulen veel verschillende namen van het bestuur voor. Tot maart 1798 heet het algemeen bestuur "municipaliteit", "regering" of "collegio mixto van burgemeesters en schepenen", bestaande uit burgemeesters en schepenen *  . Het dagelijks bestuur bleef in handen van de burgemeesters.
Op 20 maart 1798 werd het bestuur gereorganiseerd door "Agenten tot reorganisatie van de Municipaliteiten in het District van Zuyderzee". Om de door hen gewenste gang van zaken te garanderen hadden zij, behalve hun geloofsbrieven, voor de zekerheid ook maar de "Gewapende Burgermagt uit het dorp Hem" meegenomen. De twee zittende burgemeesters werden ontslagen, en vervangen door drie nieuwe municipaliteiten, die het dagelijks bestuur overnamen *  . Samen met de schepenen vormden zij nu het algemeen bestuur, "collegio mixto van municipaliteit en schepenen" geheten. Hoewel het ambt van burgemeester nu in theorie niet meer bestond blijkt uit verschillende stukken dat twee van de drie municipaliteiten toch "burgemeesteren" werden genoemd. Dit illustreert enigszins dat in de praktijk van de reorganisatie niet veel was terecht gekomen.
In 1804 kwam er op last van het Departementaal Bestuur opnieuw een verandering tot stand. Als algemeen bestuur werd een "gemeentebestuur" ingesteld, bestaande uit 7 leden. Uit hun midden werden als dagelijks bestuur 2 burgemeesters gekozen. Het aloude ambt werd formeel in ere hersteld. Burgemeesters en schepenen bleven nog regelmatig samenkomen, bijvoorbeeld voor de benoeming van bepaalde funktionarissen, maar ook vanwege de zittingen van het gerecht. Samengevat kan worden gesteld dat pas in 1804 enige verandering kwam in het bestuur, omdat toen pas de schepenen buiten het algemeen bestuur kwamen te staan. Het dagelijks bestuur was tot 1811 in handen van 2 burgemeesters, van maart 1798 tot 1804 min of meer aangevuld met een municipaliteit.
2. Het gerecht tot maart 1811
3. Het bestuur 1811-1970
4. Het archief
5. Lijsten van burgemeesters en secretarissen 1811-1970

Kenmerken

Datering:
1450-1970
Datering:
1450-1970
Plaats:
Schellinkhout
Soort archief:
Overheid
NB:
oudste kadastrale leggers nog niet geinventariseerd
Omvang:
15030 mm
Openbaar:
Ja
Auteur:
J. de Bruin (1986), J. Kroon (2011)