Uw zoekacties: Banne Oostwoud, 1855-1933

0860 Banne Oostwoud, 1855-1933 ( Westfries Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Geschiedenis van de organisatie
0860 Banne Oostwoud, 1855-1933
Inleiding
1.
Geschiedenis van de organisatie
Organisatie: Westfries Archief
Op 3 november 1859 stelden Provinciale Staten van Noord-Holland bijzondere reglementen van bestuur vast voor de 16 bannen in het ambacht de Vier Noorder Koggen. Nadat deze reglementen op 15 december 1859 in het Provinciaal Blad waren afgekondigd, vonden in het jaar daarop verkiezingen plaats voor de nieuwe banbesturen.
De taak van de bannen bestond uit het omslaan en innen van de lasten van het ambacht, zorg voor wegen en voetpaden en het schoonhouden en schouwen van sloten. Daarnaast zonden de bannen een vertegenwoordiger naar de "waarschappij" van de Vier Noorder Koggen. Na de totstandkoming van een bijzonder reglement van bestuur voor dit ambacht in 1864 gebeurde dit door middel van een periodieke verkiezing van een hoofdingeland (in de banne Hoogwoud en Aartswoud en in de banne Wognum en Wadway twee hoofdingelanden), die de banne in de hoofdingelandenvergadering van het ambacht vertegenwoordigde(n). De bannen waren geen polders. Hun grenzen werden niet door een gemeenschappelijke dijk bepaald of door een gemeenschap van waterlozing aangewezen, maar werden bepaald door traditionele grenzen van oude plaatselijke bestuurseenheden en vielen dikwijls samen met een gemeentegrens.
De reglementering van 1859 maakte een eind aan de toestand dat in de meeste bannen het bestuur van de banne werd uitgeoefend door het gemeentebestuur. De bemoeienis van het gemeentebestuur met de plaatselijke waterstaat had historische redenen. Vóór 1795 waren plaatselijke waterstaatstaken veelal aan de dorpsbesturen opgedragen. De Bataafse Omwenteling gaf ingezetenen van steden en dorpen het recht om zelf hun stads- of dorpsbestuur te kiezen. Colleges, belast met het toezicht over dijken en andere waterwerken bleven bestaan, maar voortaan zouden de leden van deze colleges door de ingelanden verkozen moeten worden. Het beginsel van zelfregering door middel van bestuurders, door de belanghebbenden zelf uit hun midden gekozen, sloot vereniging van waterschaps- en dorpsbesturen uit. De in 1800 door het Vertegenwoordigend Lichaam van de Bataafse Republiek vastgestelde instructie voor de gemeentebesturen bepaalde dat alle werken die op kosten van de ingelanden door polders, dijkcolleges of andere waterschappen werden onderhouden, beheerd zouden worden door personen die daartoe door de ingelanden waren gekozen.
Wanneer het beheer van deze werken nog aan het plaatselijk bestuur, toen "municipaliteit" geheten was opgedragen, moest deze alle landeigenaars bijeen roepen om een afzonderlijk waterschapsbestuur te kiezen. Archieven en kassen moesten gescheiden worden en tevens moest een plan ontworpen worden tot aanwijzing van werken die voortaan door de ingezetenen en werken die voortaan door de ingelanden moesten worden onderhouden. Het beginsel van afscheiding van gemeentebestuur en plaatselijk waterschapsbestuur was door dit besluit van het Vertegenwoordigend Lichaam uitgesproken, maar het zou in de meeste plaatsen in de Vier Noorder Koggen meer dan een halve eeuw duren tot zaken die steeds verenigd waren geweest en zeer met elkaar verwant waren daadwerkelijk gescheiden werden. Wel werden na 1800 overal de kassen van gemeenten en bannen, meestal met de niet geheel correcte benaming "polderdistricten" aangeduid, gescheiden, maar overal in de Vier Noorder Koggen bleven de gemeentebesturen de taken op waterstaatsgebied zelf uitoefenen. Besluiten met betrekking tot de waterstaat werden genomen door de gemeenteraad, die zichzelf op dat moment als "plaatselijk polderbestuur" betitelde. Pas in 1836 kreeg de banne Wognum en Wadway, als eerste banne in de Vier Noorder Koggen, een koninklijk goedgekeurd bestuursreglement waarbij het "polderbestuur" werd afgescheiden van het gemeentebestuur.
Na de vaststelling van de Gemeentewet in 1851 en het Algemeen Reglement van bestuur voor de waterschappen in Noord-Holland in 1854 werd de in 1800 door het Bataafse bewind voorgeschreven scheiding tussen gemeenten en plaatselijke waterschappen doorgevoerd en werden alle plaatselijke waterschappen, nu officieel "bannen" genoemd, voorzien van een bijzonder reglement van bestuur, opgemaakt volgens uniforme principes, maar van banne tot banne verschillend in nadere uitwerking. Zo kregen sommige bannen een college van hoofdingelanden, andere bannen -de kleinere- niet, en verschilden de eisen van grondbezit voor verkiesbaarheid tot lid van het bestuur van banne tot banne.
De weinig omvangrijke taak van de bannen werd in 1890 nog verder beperkt, toen het ambacht het onderhoud van de bij de bannen in beheer zijnde wegen overnam. De bannebesturen waren sindsdien niet veel meer dan gaarders van lasten. De in de twintigste eeuw steeds sterkere tendens tot centralisatie en schaalvergroting en het streven naar bezuiniging betekenden het einde van het bestaan van de bannen als zelfstandige waterschappen. In februari 1932 zonden Gedeputeerde Staten van Noord-Holland een circulaire aan alle waterschappen in de provincie waarin de wenselijkheid werd uitgesproken van een meer geconcentreerd beheer op het terrein van de waterschapszorg. Gedeputeerde Staten hadden hierbij vooral de bannen op het oog, 62 in de gehele provincie, wier taak even goed verricht kon worden door de polders waarin deze bannen waren gelegen. Ondanks protesten van de belanghebbenden zette het provinciebestuur zijn plannen door. Op 23 mei 1933 besloten Provinciale Staten tot opheffing van de bannen in de Vier Noorder Koggen als gereglementeerde waterschappen. Op 23 augustus 1933 werd dit besluit in het Provinciaal Blad afgekondigd, tegelijk met de vaststelling van een nieuw bijzonder reglement van bestuur voor het ambacht de Vier Noorder Koggen, dat de taak van de bannen overnam (Prov. Blad 1933, nr. 206).
2. Geschiedenis van de archiefvorming
3. Verantwoording van de inventarisatie
4. Geraadpleegde bronnen
5. Geraadpleegde literatuur
6. Lijst van functionarissen

Kenmerken

Datering:
(1855) 1859-1933
Datering:
(1855) 1859-1933
Plaats:
Midwoud
Soort archief:
Overheid
Omvang:
910 mm
Openbaar:
Ja
Auteur:
P. Schevenhoven (1996)