Uw zoekacties: Distributiedienst Sittard, 1939-1952

228 Distributiedienst Sittard, 1939-1952 ( Regioarchief Sittard-Geleen )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1.1. Algemeen
228 Distributiedienst Sittard, 1939-1952
1. Inleiding
1.1.
Algemeen
Een situatie van oorlog, oorlogsgevaar en bezetting heeft onvermijdelijk tot gevolg, dat consumptiegoederen en andere gebruiksartikelen alsmede industriële grondstoffen schaars worden. Maatregelen op economisch gebied mogen derhalve in de voorbereiding van een totale landsverdediging niet ontbreken.
Met het oog op de kritieke toestand in Midden-Oost-Europa pakte de overheid op het eind van de dertiger jaren- door de Eerste Wereldoorlog ook op dit gebied een ervaring rijker geworden- de economische verdedigingsvoorbereiding serieus aan. Onder toezicht van de Economische Defensieraad werd een achttal wetsontwerpen uitgewerkt. Deze hadden onder meer betrekking op: de voedselvoorziening; het vorderen van goederen; de inschakeling van de bevolking van wat een oorlogseconomie zou zijn; het tegengaan van de prijsopdrijving; het vorderen en verzekeren van zeeschepen; de distributie van levensmiddelen en andere artikelen voor algemeen gebruik en de organisatie van de bodemproductie.
Met de Sudetencrisis (september 1938: de inval van Duitsland in Tsjecho-Slowakije) leek het gevaar op een Tweede Wereldoorlog acuut, waardoor genoemde wetsontwerpen in versneld tempo tot wet werden verheven, met een geldigheidsduur van vijf maanden. Zodoende kreeg de Economische Defensieraad de gelegenheid betere wetsontwerpen voor te bereiden. Vooral de wet, die in hoofdzaak de verdeling regelde van wat "distributiegoederen" zou gaan heten, kende nogal wat tekortkomingen. Punten zoals vervoer, koop en verkoop, aflevering of bewerking waren daarin niet geregeld.
Op 24 juni 1939 (Staatsblad no. 633) kwam de Distributiewet 1939 *  tot stand.
In deze wet was het productie- en distributieproces in al zijn stadia en vormen geregeld, teneinde ingeval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden een doelmatige distributie van goederen in het belang van de volkshuishouding, landsverdediging en veiligheid van niet-militaire personen of lichamen mogelijk te maken. De wet trad voor de eerste maal op 1 juli 1939 geheel in werking.
Bij koninklijk besluit van 29 augustus 1939, no. 5 werd het land in ruim vijfhonderd distributiekringen opgedeeld. Binnen iedere distributiekring was een gemeentelijke distributiedienst werkzaam. Ingeval dat een kring uit twee of meerdere gemeenten bestond, werden in dié gemeente(n) waar de distributiedienst niet zetelde, agentschappen en/of uitreiklokalen ingericht of werden zitdagen gehouden. Organiek waren de distributiediensten verantwoording verschuldigd aan het door het Ministerie van Economische Zaken opgerichte Centraal Distributiekantoor te 's-Gravenhage. Hoofd van de distributiedienst was de burgemeester. Wanneer echter een dienst voor twee of meerdere gemeenten werkzaam was, diende de inrichting te worden geregeld in een door de betrokken burgemeesters te treffen gemeenschappelijke regeling, welke koninklijk moest worden goedgekeurd.
De taak van de distributiedienst betrof hoofdzakelijk de periodieke uitkering van bonnen aan consumenten en de toewijzing van coupurekaarten aan detaillisten. Met de bonnen -die alleen op grond van een geldige distributiestamkaart te verkrijgen waren- kon men tegen normale betaling in winkels "gerantsoeneerde" artikelen kopen. De winkeliers plakten de ontvangen bonnen op vellen en tegen inlevering van deze vellen ontvingen zij van de distributiedienst zogenaamde coupures. Hiermee konden zij dor de groothandel of industrie worden herbevoorraad.
Ook waren de distributiediensten tot samenwerking verplicht met de rijksbureaus. Deze bureaus (o.a. het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening, het Rijksbureau voor Textiel, het Rijkskolenbureau) zorgden voor de distributie van schaars geworden industriële artikelen. Zij vormden de administratieve schakel tussen de producenten en de groot- en kleinhandelaren in een bepaalde bedrijfstak.
Tijdens de neutraliteitsperiode (juli 1939-mei 1940) kwamen twee artikelen op de "bon": suiker en erwten. De in werkingstelling -zoals later bleek- was eigenlijk geschied om het systeem uit te proberen. Alleen suiker was schaars.
Vanaf het begin van de bezetting greep de distributie echter steeds verder om zich heen. De rantsoenering bleef niet meer beperkt tot levensmiddelen alleen. Ook andere artikelen werden tot "distributiegoed" verklaard zoals fietsbanden, fietsen, steenkolen, kleding, schoenen, tabaksartikelen, versnaperingen, en huishoudelijke artikelen * 
In de kosten van de distributiediensten werd door het rijk in de sectoren materiaal en personeel een tegemoetkoming van 85% verleend. Het niet declarabele gedeelte kwam ten laste van de gemeente(n). De verrekening daarvan met de kringgemeenten gebeurde jaarlijks op basis van het inwonertal.
Na 1947 kwamen steeds meer artikelen van de "bon", zodat in 1949 tot liquidatie van het distributieapparaat kon worden overgegaan. In verband hiermede werd bij koninklijk besluit van 19 juli 1949 (Staatsblad no. J 331) bepaald, dat de Distributiewet van kracht zou blijven tot en met 26 september 1950. De bekrachtiging hiervan vond plaats bij de Wet van 23 februari 1950 (Staatsblad no. K 38). De financiële afwikkeling moest zijn voltooid vóór 1 april 1950.
Bij koninklijk besluit van 18 juli 1950 (Staatsblad no. K 297) werd de uiteindelijke werkingsduur bepaald tot en met 26 september 1951. De bekrachtiging hiervan geschiedde bij de Wet van 21 december 1950 (Staatsblad no. K 611).
De indeling van de distributiekringen, zoals op dat tijdstip geldend, bleef gehandhaafd. Ook de gemeentelijke distributiediensten bleven formeel bestaan, doch hadden in verband met het buiten werking stellen van de overige artikelen van de Distributiewet 1939 uiteraard geen taak meer!
1.2. Geschiedenis van de dienst
1.3. Geschiedenis van het Archief * 
1.4. De verantwoording van de inventaris

Kenmerken

Datering:
1939-1952
Soort toegang:
Inventaris
Datering:
1939-1952
Omvang:
2 m1
Status:
Definitieve inventaris ontsloten via internet
Geografische namen: