Het ambachtsbestuur werd gevormd door schout, schepenen en burgemeesters/ambachtsbewaarders.
De schout had als taak om nieuw benoemde functionarissen te installeren en te beëdigen. Een andere belangrijke taak van de schout lag op het juridische vlak. Hij was openbaar aanklager en uitvoerder van het vonnis. Rechtspreken deed hij niet. Dat was alleen voorbehouden aan de schepenen. De functie van schout was meestal gecombineerd met dat van secretaris.
In Boskoop waren er zeven schepenen die voor twee jaar werden aangesteld. Zij hadden samen met de schout de lage jurisdictie. Dit hield in dat zij rechtspraken in civiele zaken en criminele zaken waarop geldboeten stonden. Verder passeerden voor hen transportakten, testamenten, schuldbekentenissen, etcetera. Ook waren zij verantwoordelijk voor de samenstelling van kohieren ten behoeve van de inning van de hoofdelijke omslag.
Ttwee burgemeesters of ambachtsbewaarders waren in Boskoop werkzaam die voor twee jaar werden aangesteld. Hun taak was de inkomsten van het ambacht te administreren en daarop toezicht te houden. Tevens hadden zij de zorg voor de uitvoering van alle werken voor het ambacht. Verder moesten zij de privileges, octrooien, rechten en gerechtigheden van de Ridderschap en van de heerlijkheid Boskoop handhaven en voorstaan.

De komst van de Fransen in 1795 had tot gevolg dat er in Boskoop een municipaliteit ingesteld werd. Concreet betekende dit de instelling van het Comité van het Ambachtsbestuur te Boskoop. Daarnaast kwam het Comité Civiel te Boskoop, welke zaken van juridische aard behandelde.
Hoe de machtswisseling in Boskoop precies verlopen is, is niet veel bekend. In dit verband is het wel interessant te vermelden dat Jacob van Leeuwen “van de waarneeminge van ’t schouts ambt is ontzet”. Waarschijnlijk nam Anthony Medenblik sindsdien deze functie waar. Later zien we J. van Leeuwen terugkeren als schout. Hij was toen voorzitter van het gemeentebestuur dat uit drie leden bestond.

In 1810 werd het Koninkrijk Holland ingelijfd bij het Franse Keizerrijk onder Napoleon Bonaparte. Wat dit bestuurlijk voor Boskoop betekende, is niet geheel duidelijk vanwege het ontbreken van bronnenmateriaal uit die tijd. Waarschijnlijk kreeg Boskoop toen een geheel ander bestuur met als voorzitter de eerdergenoemde Medenblik, die zichzelf maire en later president noemde.