Uw zoekacties: Archieven van de parochie St. Martinus Zaltbommel, 1663 - 20...

3022 Archieven van de parochie St. Martinus Zaltbommel, 1663 - 2003 (2006, 2012) ( Regionaal Archief Rivierenland )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Beknopte geschiedenis van de statie en de parochie 1)
3022 Archieven van de parochie St. Martinus Zaltbommel, 1663 - 2003 (2006, 2012)
Inleiding
1.
Beknopte geschiedenis van de statie en de parochie 1)
Op 31 juli 1572 werd Zaltbommel bij verrassing door de Geuzen ingenomen, het geen al gauw leidde tot verdrijving van de roomse geestelijken en het verbod van uitoefening van de katholieke zielzorg. In tegenstelling tot vele ander plaatsen in Nederland heeft Zaltbommel praktisch geen beeldenstorm beleefd, hoewel er in 1542 al sprake is van een aanhanger van het nieuwe geloof. Daarna horen we hier een tijd niets meer van reformatorische denkbeelden tot in juli 1566 de pas benoemde kapelaan van de Sint Maarten Jan van Venraay, in zijn preken gaat afwijken van de katholieke leer. Men trachtte hem uit het ambt te zetten, maar vele burgers stonden achter de jeugdige kapelaan. Uiteindelijk kon men tot een overeenstemming komen, waarbij de ene partij toestond dat van Venraay mocht blijven en de andere partij beloofde geen kerken, beelden of altaren te vernielen; waaraan men zich - een enkele kleine uitzondering daargelaten - heeft gehouden.
Nadat de stad de zijde van de prins had gekozen, is de Bommelerwaard tientallen jaren zonder zielzorg gebleven. Pas na de inname van ’s-Hertogenbosch in 1629 en de daarop volgende verdrijving van geestelijken en religieuzen uit de stad, zien we de eerste vermomde priesters rondtrekken door de Meierij en de Bommelerwaard. Eén van deze mannen was Jacobus Mombarts - pastoor van Alem - die echter vanwege het scherpe toezicht op de naleving van de plakkaten sporadisch de Maas kon oversteken. In 1636 werd de grond zelfs te heet onder zijn voeten en moest hij naar elders vluchten.
Na de stichting van het nieuwe minderbroedersklooster in het vrije graafschap Megen (1645), gaat pater Jan Ooms de Bommeler- en Tielerwaard in en vestigt zich op het kasteel te Ammerzoden. Ondertussen werkten er in de Bommelerwaard twee paters jezuïeten, die echter in 1650 hun poging om binnen Zaltbommel een statie te stichten opgeven en de zorg voor de aldaar verblijvende katholieken aan pater Jan Ooms overdragen.
In 1662 krijgt Jan Ooms hulp; zijn overste stuurt pater Servatius Verwey, die zich te Zaltbommel vestigt in de ‘Kerckstraat oost... int huys van jufr. Stout’. 2) In die tijde was de vervolging zo bitter, dat hij zelf getuigt, dat hij in de 37 jaren zijner bediening geen driemaal in vollen dag zich uit zijn huis had begeven, moetende dus alle kerkelijke diensten in het duister en verholen verrigten’. 3) Dit klopt niet helemaal, want in die bittere tijd was er een korte adempauze, toen namelijk in 1672 het Franse leger Zaltbommel veroverde: de oude Sint Maarten werd aan de katholieken teruggegeven en pater Verwey betrok de kapelanie naast de grote kerk. Maar het volgende jaar keerde het tij al weer toen de Fransen zich terugtrokken: de kerk kwam opnieuw in reformatorische handen en de katholieken verdwenen weer in hun schuilkerk.
Tijdens het zware apostolaat moet het pater Verwey voldoening hebben geschonken, dat in 1686 de eerste priesterzoon van de parochie na de hervorming werd gewijd, namelijk pater Theodorus van den Oever die later pastoor te Zaltbommel wordt.
Op 3 september 1700 stierf pater Verwey en zijn stoffelijk overschot werd op stadskosten buiten de stad gebracht om in de kloosterkerk van Megen begraven te worden. Hieruit blijkt dat het getij in die tijd voor de katholieken langzamerhand gunstiger begon te worden.
Pater Verwey werd opgevolgd door de Bommelse pater Theodorus van den Oever, die echter om gezondheidsredenen na zes jaar zijn taak aan een opvolger, Reijnerius Reijnaerts, moest overdragen. Toen hij in 1705 te Zaltbommel kwam, opende hij op de Oude Vismarkt een nietig bedehuisje 4), maar in 1707 kon hij een huisje op de hoek van de Kerkstraat en Heilige Geeststraat tot kerkje inrichten, hetgeen de overheid oogluikend toeliet.
In 1781 kreeg men toestemming om een definitieve kerk te bouwen op het terrein aan de Oliestraat, dat door professor dr. Theodorus Otto speciaal voor dit doel was geschonken. Dit nieuwe godshuis lag nog wel geheel verborgen achter de pastorie die op de plaats van de huidige ingang van de kerk stond; via de Looiersgang kon men in de kerk komen.
In 1819 probeerde men al mogelijkheden te vinden om de kerk achterwaarts uit te breiden, maar de eigenaars van de leerlooierijen wilden geen grond afstaan. Daar de noodzaak van de uitbreiding steeds dringender werd, ging men nieuwe plannen maken: de pastorie afbreken, de kerk naar de Oliestraat uitbreiden en naast de kerk een nieuwe pastorie inrichten. Met de uitvoering van dit plan kon in 1838 worden begonnen. De parochianen droegen toen speciaal bij voor een nieuw orgel.
De nieuwe kerk bevorderde een grotere bloei van het kerkelijk leven, zodat het in 1860 nodig was dat er een vaste kapelaan kwam. Er waren ook verschillende godsdienstige verenigingen opgericht. In het jaarverslag 1913 van de Provincie der Nederlandse Minderbroeders vermeldt de pastoor:
- Derde orde van St. Franciscus (opgericht in 1886);
- broederschap van St. Franciscus Xaverius tot Voortplanting des Geloofs;
- broederschap van de Allerheiligste Rozenkrans (opgericht in 1892);
- broederschap van het koordje van de H. Vader Franciscus;
- broederschap van de H. Familie (opgericht in 1879);
- broederschap van de H. Antonius (opgericht in 1899);
- broederschap van het H. Hart (opgericht in 1892);
- verder noemt hij de Jongelingenvereniging, de Propagandaclub ter bevordering van het privaat en openbaar katholiek leven in Zaltbommel, de Kruisvereniging (allen opgericht in 1912) en de Katholieke Mannenvereniging (opgericht in 1913).
Waarschijnlijk waren toen al enkele broederschappen ter ziele gegaan zoals de broederschap ter uitroeiing der godslasteringen, verwensingen en onkuise gespreken, maar anderzijds kwamen er later weer ander godsdienstige verenigingen bij, zoals de Mariavereniging voor meisjes tot Drankbestrijding (opgericht 1914), de St. Elisabethvereniging met een naaicursus (opgericht in 1915), de broederschap van de Bosse Processie, de Katholieke Aktie en in 1919 de katholiek werkliedenvereniging ‘Sint Joseph’ waaruit later de K.A.B. zou ontstaan.
Rond 1880 liep pastoor A. Kusters al met plannen om een katholieke meisjesschool te stichten, maar op zijn verzoek tot medewerking antwoordden diverse zusterscongregaties negatief. In 1882 werd zijn moeite beloond; het hoofdbestuur van de zusters Franciscanessen van Oirschot wilde wel enkele zusters voor Zaltbommel beschikbaar stellen.
In opdracht van de pastoor werd een groot herenhuis met tuin aan de Nieuwstraat gekocht, waarin het klooster en het gesticht ondergebracht konden worden; het Antoniusgesticht was bedoeld voor de verzorging van wezen en verlaten kinderen, het geven van katholiek onderwijs aan meisjes en het houden van een bewaarschool. De parochie had al wel sedert een aantal jaren een bewaarschool in een daartoe gebouwd lokaal naast de pastorie, maar de juffrouw had haar taak in deze tijd moeten opgeven. De komst van negen zusters op 7 juli 1882 was zeer welkom. 5)
Aangezien er in die tijd aan de bijzonder scholen nog geen rijkssubsidie werd verleend en het schoolgeld ook niet te hoog mocht zijn, had men een andere bron van inkomsten voor de zusters gezocht. Aanvankelijk was dat het weeshuis waarvoor men van verschillende gemeenten een behoorlijke vergoeding ontving, maar toen voor het weeshuis op de duur geen voldoende belangstelling bleek te bestaan, werd het weeshuis in 1900 veranderd in een internaat voor schipperskinderen. Op de dagschool waren te weinig kinderen om hiervoor enigszins rendabel onderwijs te geven, maar met de pensionaires erbij kwam men tot een redelijk aantal, terwijl bovendien het pensionaat voor een deel in het onderhoud van de zusters voorzag, zoals we reeds zagen.
Aanvankelijk werd onderricht gegeven in twee lokalen; één lokaal voor de eerste en de tweede klas en één groot lokaal voor de overige klassen waar echter wel twee leerkrachten voor stonden. Pas in 1923 werd na grote moeilijkheden met het Rijk en de gemeente op kosten van de parochie een derde klaslokaal bijgebouwd.
Op 18 oktober 1921 brandden het klooster en het pensionaat volkomen uit; de kinderen werden naar huis gestuurd en de zusters namen tijdelijk hun intrek in de pastorie. Spoedig kon men een huis op de hoek van de Boschstraat en de Ruiterstraat kopen waar een tijdelijk klooster werd ingericht. Na ongeveer een jaar kon men met het puin ruimen en de herbouw beginnen. Het bestuur van de zuster Franciscanessen van Oirschot kocht het terrein van het afgebrande gesticht en leende het kerkbestuur geld voor de herbouw, terwijl ook vele andere mensen in en buiten Zaltbommel onderhands geld leenden voor de herbouw. Op 19 november 1923 kon pastoor Scholtes het nieuwe gebouw inwijden: er woonden toen twaalf zusters.
In 1931 werd in het pand naast het nieuwe klooster een naaischool geopend, welk gebouw later dienst zou doen als kleuterschool. Deze kleuterschool werd op 22 maart 1944 het huis voor de zusters, toen hun klooster door de Duitse Wehrmacht werd gevorderd, maar op 4 september moest men zelfs uit Zaltbommel evacueren en vertrokken de zusters naar het klooster van hun congregatie te Ammerzoden. Na twee maanden moest ook dat klooster ontruimd worden en werden de zusters opgenomen door de clarissen van Ammerzoden. De ondertussen tot zestig zusters aangegroeide groep moest op 21 januari 1945 Ammerzoden wegens oorlogsgeweld verlaten en mocht de pastorie te Zaltbommel weer betrekken. In september 1945 hadden de Bommelse zusters Franciscanessen hun eigen klooster weer betrokken en waren er weer dertig pensionaires.
Rond 1957 werd een groot herenhuis in de Ruiterstraat 10 gekocht voor woning voor de zusters. Het oude klooster en de meisjesschool werden verbouwd waarin de St. Franciscusschool voor jongens en meisjes werd gevestigd; de kleuterschool ging naar een gedeelte van de oude jongensschool in de Oliestraat. De zusters trokken zich terug uit de school en verzorgden vooral nog en kindercrèche en een opvangcentrum voor gescheiden moeders. Wegens financiële tekorten moesten de zusters in 1975 het werk opgeven en verlieten Zaltbommel.
De jongensschool was in september 1907 in de Oliestraat van start gegaan en in 1958 gefuseerd met de meisjesschool in de Nieuwstaat. In 1968 verhuisde de katholieke basisschool naar een scholencomplex in de Thorbeckestraat.
In de jaar 1973 droeg het kerk/schoolbestuur het bestuur van de basisschool in de Thorbeckestraat en van de kleuterscholen in de Oliestraat en de Frans Halsstaat over aan de Stichting Katholiek Onderwijs te Zaltbommel.
Maar laten we weer de draad van de parochiekerk opnemen. Halverwege de dertiger jaren bleek het kerkgebouw weer te klein worden voor de groeiende parochie: zij moest verbouwd en vergroot worden. Na langdurig onderhandelen kon men zowel achter de kerk een stuk grond van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen kopen, alsmede, met verlof van de gemeente, de Looiersgang enkele meters verleggen.
Op 3 november 1938 werd het werk - dat onder leiding stond van architect ir. J. Franssen - aanbesteed. Op 26 februari 1939 werden de laatste godsdienstoefeningen in de oude kerk gehouden; de volgende dag werd begonnen met het plaatsen van een schot in de kerk en het inrichten van een deel dat als noodkerk zou fungeren.
Pastoor C. Peters had een altaarcomité gevormd, omdat de parochianen voor een nieuw hoofdaltaar zouden zorgen. In een brief over de verbouwing schrijft de pastoor: ‘Het hoogaltaar is een kostbaar stuk: wit marmer met koper. Het is het altaar van het grootsseminarie in Haaren, gemaakt door van Rijswijk te Antwerpen in de tachtiger jaren. Het is toen geëxposeerd in Brussel waar het de eerste prijs haalde. Toentertijd is het gekocht voor 8.000 gulden. Later is de mensa (uit één stuk) vernieuwd en het kostbare tabernakel er op gezet. Ik heb het gekocht voor 1.000 gulden. Door bemiddeling van pastoor de Bruin (een neef van me) te Tiel is het totaal vernieuwd door de firma Daalderop te Tiel. Dezelfde Daalderop heeft tegelijk al ons koper (en dat was zeer goed en mooi) opnieuw gepolijst en gevernist.’ 6) Op de vooravond van Sint Maarten, de patroon van de kerk, vrijdag 10 november 1939 werd de vernieuwde kerk plechtig geopend.
De luiklok die op 21 december 1841 was gegoten, heeft de oorlog niet overleefd; hij is voor omsmelting naar Duitsland vervoerd.
Op 6 september 1944 moest de Bommelse bevolking evacueren, maar kapelaan Klein kreeg eind november vergunning naar de pastorie terug te keren die bij aankomst geheel bleek te zijn leeggestolen. De laatste oorlogsmaanden deed hij - vaak met levensgevaar- zielzorg in de nog bereikbare dorpen in de Bommelerwaard.
Op 14 april 1945 kreeg pastoor F. Laken verlof naar zijn pastorie terug te keren; het huis zat vol geëvacueerde geestelijken en zusters Clarissen en Franciscanessen. ‘Het ging, je moet niet vragen hóé.’
In de eerste jaren na de oorlog werden lichte oorlogsschaden hersteld en andere herstel- en bouwwerkzaamheden uitgevoerd. De verschillende groepen van de jeugdbeweging die enige jaren in de voormalige Israëlische kerk en het patronaat hun onderkomen hadden, kregen in januari 1949 een nieuw clubhuis in de Bloemendaal. Het orgel kreeg een grondige restauratie en op 18 september 1949 werden de nieuwe luiklokken, Maria en Martinus, opgehangen. In 1954 kwamen er nieuwe kerkbanken in de zijbeuken van de kerk in plaats van de lawaaimakende klapstoelen.
Vanaf 1960 kwamen de verschillende vernieuwingen op liturgisch en pastoraal terrein op gang. De derde eucharistieviering op zondag werd ingevoerd (27 maart 1960); een parochieraad werd opgericht; het priesterkoor werd uitgebreid en er kwam een verplaatsbaar altaar zodat de priester met het gezicht naar de gelovigen de mis kom lezen; er kwamen lectoren voor de lezingen; en er weren Nederlandse liederen gezongen. In die tijd van pastoor L. Retél kwamen ook de eerste kontakten tussen de Bommelse kerken op gang: het begin van groeiende oecumenische activiteiten en kerkdiensten.
Bij de viering van de eeuwfeesten - 800 jaar parochie en 300 jaar Franciscaanse zielzorg in Zaltbommel - werd in 1963 de vijftiende eeuwse Piëta, afkomstig uit de grote Sint Maartenskerk van vóór de Reformatie, aan de kerk geschonken. 7)
Na het tweede Vaticaanse Concilie werd in 1969 de kerk aangepast aan de nieuwe inzichten en opvattingen: de banken in de zijbeuken werden naar het altaar gedraaid, een nieuwe altaartafel werd midden op het priesterkoor geplaatst, de zijaltaren verdwenen met de daarbij behorende muurschilderingen, maar de muurschildering van Eugène Laudy in 1942 in de absis aangebracht, bleef behouden.
Op 3 december 1971 kreeg de kerk de zes eikenhouten panelen van de oude communiebanken uit 1750 terug; de heer G. Homburg sr. had aan ieder paneel ongeveer 300 uur belangeloos restauratiewerk besteed; de twee eikenhouten deurtjes zijn echter in het museum Maarten van Rossum te Zaltbommel terecht gekomen.
Tussen het vertrek van pastoor C. de Goede en de komst van pastoor A. van den Berk lagen tien maanden, waarin de pastores van de Bommelerwaard voor waarneming moesten zorgen: met de slogan ‘werk aan de winkel’ werden de groeperingen en de lekenactiviteiten geïntensiveerd en een oproep voor vrijwilligers gedaan.
Na het vertrek van pastoor A. van de Berk werden plannen gemaakt voor een verbouwing van kerk en pastorie. Dit was hard nodig, want in de pastorie moesten wat losse kachels warmte geven, deuren sloten niet meer, vloeren kraakten en wanden waren gescheurd en nat. Door een gemeentelijk bestemmingsplan op een paar kavels grond naast het rk kerkhof -eigendom van het kerkbestuur- kwamen er financiële mogelijkheden. Bovendien kon men subsidie krijgen voor de restauratie van de voorgevel van de kerk die daar wegens vallend gesteente hard aan toe was. De werd grondig verbouwd: in het benedengedeelte kwam naast een spreekkamer het nieuwe parochiecentrum dat op 7 oktober 1979 in gebruik werd genomen; er was in het hele huis centrale verwarming aangelegd; de water-, licht- en gasleidingen waren vernieuwd; de benedenkeuken gerestaureerd en nieuw meubilair voor de zaal gekocht; op de eerste etage werden twee wooneenheden gebouwd: één voor de pastor en één voor een echtpaar. In 1982/1983 bouwde pastor J. van Zeelst zelf een logeerkamer op zolder.
De restauratie van de kerk kwam in maart 1981 gereed: de voorgevel was in de oorspronkelijke staat en kleuren teruggebracht, het hekwerk weer geplaatst, de kerkklokken nagezien en de kerk van binnen schoongemaakt en geschilderd.
Inmiddels gingen de parochiële activiteiten door en groeiden de werkgroepen, aktiviteitencomitees en gespreksgroepen uit. De parochie werkte nauw samen met de parochie Rossum en het dekenaat Bommelwaard.
2. Verantwoording van de inventarisatie
3. Bij de aanvulling (1999)
4. Bij de aanvulling (2004-2005)
5. Bij de aanvulling (2007)
6. Bij de aanvulling (2015)
7. Bij de aanvulling (2016)
Noten
1. Zie literatuurlijst.
2. Oud-archief stad Zaltbommel, inventarisnummer 3020/149: Lijsten van personen die huizen binnen de stad in eigendom hebben (tweede helft 17e eeuw).
3. Provinciaal archief Minderbroeders Utrecht: Labores exantlati et fructus collecti a RR. PP. Minoribus Recollectis Ordinis sancti Francisci provinciae Inferioris Germaniae in foederato Belgie annis 1648-1685. Vgl. Archief voor de Geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht, jrg. 8 (1880), blz. 459; en ook inventarisnummer 3022/368 van deze inventaris.
4. Schutjes, Geschiedenis van het Bisdom ’s-Hertogenbosch, deel V, blz. 979. Zie ook de Bijdragen voor de Geschiedenis van de Provincie der Minderbroeders in de Nederlanden, deel V (1953), blz. 279.
5, Zie inventarisnummer 3022/89: de kroniek van het St. Antoniusgesticht, 1882-1900.
6. Zie inventarisnummer 3022/194.
7. Zie inventarisnummer 3022/261.
Literatuur
Hamers, P., Jong, H. de, Keser, H., e.a, Sint Martinus te Zaltbommel. Uitgave bij gelegenheid van het 200-jarig bestaan van het kerkgebouw in de Oliestraat. Zaltbommel, 1981
Heijer ofm., M., Rond de Sint Maarten. Lezing gehouden te Zaltbommel in 1949. in manuscript - 16 blz. in A4 - aanwezig in het provinciaal archief minderbroeders te Utrecht.
Heijer ofm., M., Pater Jan Ooms, stichter van de franciscaanse ‘missie’in de Bommelerwaard. 1951. In: Bijdragen voor de Geschiedenis van de Provincie der minderbroeders in de Nederlanden, deel III, blz. 9-24.
Heijer ofm., M., Franciscaanse Missie en Zielzorg in de Bommelerwaard, 1651-1951. in manuscript - 42 blz. in A4- uit het jaar 1960 aanwezig in het provinciaal archief minderbroeders te Utrecht.
Keser, H., Historische flitsen van de St. Martinusparochie te Zaltbommel. Acht eeuwen katholicisme en drie eeuwen franciscaanse zielzorg in Zaltbommel. ’s-Hertogenbosch, 1962.
N.N., Jaarverslagen van de parochie betreffende zielzorg, verbouwingen, aanschaffingen, godsdienstige verenigingen, e.d. In: Jaarverslagen van de provincie der Nederlandse Minderbroeders, 1913-1937.
N.N., Zaltbommel - Vernieuwde kerk in gebruik genomen. In: Neerlandia Seraphica (intern tijdschrift van de Nederlandse minderbroedersprovincie), jrg. 13 (1939) blz. 349-353.

Kenmerken

Verversingsgraad:
onregelmatig
Taal:
Nederlands
Omvang in meters:
6