a. De beide rekestranten krijgen toestemming hun zaak aan te spannen voor het Hof, als zij tot een rechtszaak willen over gaan, hoewel zij in eerste instantie niet onder het Hof maar onder het rechtsgebied van "die Vaegdije" vallen. Hiermee wordt de Voogdij van Geldern bedoeld, in het fel omstreden Overkwartier dat sinds 1587 grotendeels weer stevig in Spaanse handen was. Het reces vermeldt dat de Voogdij voor mensen van "deser sijden" (de Staatse en calvinistische zijde) niet zonder levensgevaar te bereiken is; vandaar de toestemming voor een proces voor het Hof.

b. Mocht het tot een rechtszaak komen, dan zal men ook rentmeester Carll Caetz voor het Hof ontbieden om met de beide rekestranten tot overeenstemming te komen. Carll ( Carl,Caerl) Cats (Kaets, Caets, Caetz, Catz)) was rentmeester van het ambt Geldern, ongeveer in de periode 1579-1609. In 1584 compareerde hij in de landdag voor twee steden in het Overkwartier, Wachtendonk en Geldern.

c. Over Carl Caets, zie de regesten 090 (1584), 340 (1593), 056 (1609) en vooral regest 265 (1593).

Zie voor het optreden van Boijemer (Boyemer) als vertegenwoordiger voor de bannerheren bijvoorbeeld 2000 Oud archief Arnhem, inv. nr. 4687, fol. 404-405; en voor ditzelfde stuk, M. van Gent,Landdagen en andere landelijke bijeenkomsten van Staten en steden in Gelre en Zutphen 1423-1584. Database...website Inst. voor Ned. Gesch. (Den Haag 2006), document nr. 260. Zie ook regest 426 (1593 / 1594).

a. Het is niet duidelijk of "wachtmeister" betrekking heeft op de functie van Jorden, of dat het een eigennaam "Jorden Wachtmeister" betreft. Vgl. regest 414 (1593 / 1594).

b. Voor het rekest van de erfgenamen van de heer van Grevenbroick, zie regest 414 (1593 / 1594).

a. Deze diplomatieke missie uit 1584 betrof de opdracht van de soevereiniteit over de Nederlanden aan de Franse koning Hendrik III van Orléans (1574-1589).

b. Over deze diplomatieke missie naar Frankrijk, zie de regesten 211 tm. 215 (1584), 225 (1584) en 251 tm. 260 (1584).

c., Voor de financiële afwikkeling van de missie, zie 2000 Oud archief Arnhem, inv. nr. 4745, rekening van 9 december 1585, en de regesten 196 (1585), 241 (1585), 090 (1586), 105 (1587), 106 (1587), 090 (1588), 091 (1588), 092 (1588), 012 (1590) en 092 (1593).

d. In 2000 Oud archief Arnhem, inv. nr. 4745, berust een ongedateerd afschrift van een rekest van de stad Nijmegen, met verzoek om teruggave van o.a. geld, door de stad voorgeschoten t.b.v. van de missie naar Frankrijk en betaald uit de te Nijmegen geheven Convooien. Dit is duidelijk het stuk waarop de aanbevelingsbrief van het Hof is gebaseerd: behalve de herkomst van het geld (Convooien en Licenten) en het doel waarvoor dat geld gediend had komen ook de klachten van Nijmegen behoorlijk overeen met de brief van het Hof, namelijk dat de financiële toestand van de stad zo slecht is dat ze niet in staat is aan de schulden van het gewest Gelre bij te dragen. Gezien de referentie aan Adolf van Nieuwenaar "z.[aliger] gedacht[enis]", zijn dood op 18 oktober 1589, en aan een landdag te Nijmegen van daarna die inmiddels bezig is, dateert dit stuk van februari 1592: het tijdstip van de eerste landdag te Nijmegen nadat Maurits de stad, die in de periode 1585-1591 in Spaanse handen was, heroverd had. Het rekest is echter op de landdag van 1592 niet behandeld, maar blijkbaar blijven liggen tot eind 1593.

e. "Fiant l[itte]rae": het is goedgevonden brieven te schrijven.

f. Voor 'Convooien' en 'Licenten', zie Vedrklarende woordenlijst.