Landdagsrecessen ( Gelders Archief )
12.175 landdagsrecessen
1707 Gelderse Landdagsrecessen 1581-1798
Inventaris
1593
Landdag 11 december - 31 december 1593 / begin januari te Arnhem
14 januari 1594 - werkzaamheden van de commissie tot de rekesten van de landdag van december 1593

428 Op het verzoek van de kloosterzusters van Renkum (" Redinckhem") besluit de commissie de stad Wageningen aan te schrijven met de opdracht het in beslag genomen rundvee te vergoeden en middelen ter betaling van de schoolmeester van de zusters te zoeken, in afwachting van een definitieve regeling, te treffen op de eerstvolgende landdag, om in het onderhoud van de zusters te voorzien. Zie Nota bene.
Datering:
1594 januari 14
Notabene:
a. "...die Conventualinnen van Redinckhem...": de kloosterzusters van het in 1405 te Renkum gestichte Augustinessenklooster, bij een aan Onze Lieve Vrouw van Renkum gewijd bedevaartkapelletje (het betreffende Mariabeeld staat nu nog steeds in de kerk te Renkum). Dit klooster werd in 1585 grotendeels verwoest; de Augustinessen waren na de confiscatie van hun goederen in 1580 al uitgeweken naar een convent binnen de muren van Wageningen.
b. De opdracht aan de magistraat van Wageningen luidt dat de raad de betaling voor de schoolmeester moet zien te vinden binnen de inkomsten uit de vicarieën waarvan de heren de collatie "vermeinen" (menen) te hebben. Bij wie het collatierecht berustte was in de aanvankelijke chaos na de inbeslagname van de katholieke geestelijke goederen vaak verre van duidelijk.
c. De tegemoetkomingen aan het verzoek van de kloosterzusters vloeit voort uit hun "...schemele g[e]legenheidt..." (armoedige toestand).
d. "Fiant l[itte]rae": het is goedgevonden brieven te schrijven.
e. Voor 'vicarie' en 'collatie', zie Verklarende woordenlijst.
b. De opdracht aan de magistraat van Wageningen luidt dat de raad de betaling voor de schoolmeester moet zien te vinden binnen de inkomsten uit de vicarieën waarvan de heren de collatie "vermeinen" (menen) te hebben. Bij wie het collatierecht berustte was in de aanvankelijke chaos na de inbeslagname van de katholieke geestelijke goederen vaak verre van duidelijk.
c. De tegemoetkomingen aan het verzoek van de kloosterzusters vloeit voort uit hun "...schemele g[e]legenheidt..." (armoedige toestand).
d. "Fiant l[itte]rae": het is goedgevonden brieven te schrijven.
e. Voor 'vicarie' en 'collatie', zie Verklarende woordenlijst.
Toegangsnummer:
0008 Staten van het Kwartier van Veluwe en hun Gedeputeerden
Inventarisnummer:
Folionummer:
63 v. (scan 130)
Organisatie: Gelders Archief
laatste wijziging 20-12-2024
1707 Gelderse Landdagsrecessen 1581-1798
Inventaris
1593
Landdag 11 december - 31 december 1593 / begin januari te Arnhem
28 december

340 Op het rekest van rentmeester Carl Cats (Caetz) stelt de Landdag dat in deze de Rekenkamer zijn gewone instructie en procedure moet volgen. Voor de inhoud, zie Nota bene.
Datering:
1593 december 28
Notabene:
a. Carl (Caerl) Cats (Kaets, Caets, Caetz, Catz)) was rentmeester van het ambt Geldern, ongeveer in de periode 1579 - 1609. In 1584 compareerde hij in de landdag voor twee steden in het Overkwartier, Wachtendonk en Geldern.
b. Over Carl Caets, zie de regesten 090 (1584), 265 (1593), 427 (1593 / 1594) en 056 (1609).
c. In 0012 Archief van de Rekenkamer, inv. nr. S 3, zijn in het reces over 1593 na fol. XIIII v. (scan 688) twee latere stukken ingevoegd, namelijk een document uit 1603 (scan 689) en een afschrift uit 1603 van een stuk uit 1597 (scan 691). Het stuk uit 1597 is het antwoord van het Hof op een klaagschrift van Johan Schoell en Sijmon van Rees, bode van de stad Wezel, namens de burgers en boeren uit Geldern en omgeving, gericht tegen Carl Caetz. Het Hof sommeert iedereen het reces van 24 mei 1597 na te leven. Caetz wordt opgeroepen binnen een maand een verweerschrift in te dienen tegen de klachten. Voortaan mag hij bij de boeren geen kosten meer in rekening brengen voor de door hem verrichte vorderingen van geld, behalve bij diegenen op wie bij specificatie van het Hof een gedwongen vordering van toepassing is. Ook moet hij van de aanvoerder en de provoost van de ingezette soldaten een onkostenspecificatie eisen alvorens hen te betalen. Tot slot moet hij de boeren desgevraagd een kwitantie geven van het door hen betaalde geld.
Het stuk uit 1603 is een rekest van Caetz zelf, die klaagt over de grote betalingsachterstanden, en dat bij verdere inlegering en doortocht van troepen wellicht de betalingen helemaal zullen stoppen; waarop hij verzocht wordt de exacte achterstallige bedragen op te geven, en de namen van diegenen die voor een gedwongen heffing in aanmerking komen.
b. Over Carl Caets, zie de regesten 090 (1584), 265 (1593), 427 (1593 / 1594) en 056 (1609).
c. In 0012 Archief van de Rekenkamer, inv. nr. S 3, zijn in het reces over 1593 na fol. XIIII v. (scan 688) twee latere stukken ingevoegd, namelijk een document uit 1603 (scan 689) en een afschrift uit 1603 van een stuk uit 1597 (scan 691). Het stuk uit 1597 is het antwoord van het Hof op een klaagschrift van Johan Schoell en Sijmon van Rees, bode van de stad Wezel, namens de burgers en boeren uit Geldern en omgeving, gericht tegen Carl Caetz. Het Hof sommeert iedereen het reces van 24 mei 1597 na te leven. Caetz wordt opgeroepen binnen een maand een verweerschrift in te dienen tegen de klachten. Voortaan mag hij bij de boeren geen kosten meer in rekening brengen voor de door hem verrichte vorderingen van geld, behalve bij diegenen op wie bij specificatie van het Hof een gedwongen vordering van toepassing is. Ook moet hij van de aanvoerder en de provoost van de ingezette soldaten een onkostenspecificatie eisen alvorens hen te betalen. Tot slot moet hij de boeren desgevraagd een kwitantie geven van het door hen betaalde geld.
Het stuk uit 1603 is een rekest van Caetz zelf, die klaagt over de grote betalingsachterstanden, en dat bij verdere inlegering en doortocht van troepen wellicht de betalingen helemaal zullen stoppen; waarop hij verzocht wordt de exacte achterstallige bedragen op te geven, en de namen van diegenen die voor een gedwongen heffing in aanmerking komen.
Toegangsnummer:
0008 Staten van het Kwartier van Veluwe en hun Gedeputeerden
Inventarisnummer:
Folionummer:
28 r. - 28 v. (scan 59-60)
Organisatie: Gelders Archief
laatste wijziging 20-12-2024
1707 Gelderse Landdagsrecessen 1581-1798
Inventaris
1593
Landdag 11 december - 31 december 1593 / begin januari te Arnhem
25 december

265 De Landdag draagt het Hof en de Rekenkamer op te beslissen over de klachten van de inwoners van de voogdij van Geldern betreffende de gedwongen vordering van verschuldigde betalingen door rentmeester Carl Caetz. Voor de inhoud, zie Nota bene.
Datering:
1593 december 25
Notabene:
a. Inhoud besluit: Hof en Rekenkamer moeten deze kwestie zo regelen dat rentmeester Caetz zijn strenge optreden bij het invorderen van deze betalingen matigt, zodat de arme boeren niet op de vlucht gejaagd worden. Gearresteerde wanbetalers moet hij naar Arnhem brengen en niet in militaire handen laten.
b. de "Vaegdije": dit is de voogdij rond de stad Geldern.
c. Carll (Carl) Caets (Caetz, Cats, Catz), rentmeester van het ambt Geldern (periode 1579 - 1609); in 1584 ook als comparant in de landdag voor het Overkwartier.
d. In 0012 Archief van de Rekenkamer, inv. nr. S 3, zijn in het reces over 1593 na fol. XIIII v. (scan 688) twee latere stukken ingevoegd, namelijk een document uit 1603 (scan 689) en een afschrift uit 1603 van een stuk uit 1597 (scan 691). Het stuk uit 1597 is het antwoord van het Hof op een klaagschrift van Johan Schoell en Sijmon van Rees, bode van de stad Wezel, namens de burgers en boeren uit Geldern en omgeving, gericht tegen Carl Caetz. Het Hof sommeert iedereen het reces van 24 mei 1597 na te leven. Caetz wordt opgeroepen binnen een maand een verweerschrift in te dienen tegen de klachten. Voortaan mag hij bij de boeren geen kosten meer in rekening brengen bij vordering van geld, behalve bij diegenen op wie bij specificatie van het Hof een gedwongen vordering van toepassing is. Ook moet hij van de aanvoerder en de provoost van de ingezette soldaten een onkostenspecificatie eisen alvorens hen te betalen. Tot slot moet hij de boeren desgevraagd een kwitantie geven van het door hen betaalde geld.
Het stuk uit 1603 is een rekest van Caetz zelf, die klaagt over de grote betalingsachterstanden, en dat bij verdere inlegering en doortocht van troepen wellicht de betalingen helemaal zullen stoppen; waarop hij verzocht wordt de exacte achterstallige bedragen op te geven, en de namen van diegenen die voor een gedwongen heffing in aanmerking komen.
e. Voor 'executie' en 'provoost', zie Verklarende woordenlijst.
b. de "Vaegdije": dit is de voogdij rond de stad Geldern.
c. Carll (Carl) Caets (Caetz, Cats, Catz), rentmeester van het ambt Geldern (periode 1579 - 1609); in 1584 ook als comparant in de landdag voor het Overkwartier.
d. In 0012 Archief van de Rekenkamer, inv. nr. S 3, zijn in het reces over 1593 na fol. XIIII v. (scan 688) twee latere stukken ingevoegd, namelijk een document uit 1603 (scan 689) en een afschrift uit 1603 van een stuk uit 1597 (scan 691). Het stuk uit 1597 is het antwoord van het Hof op een klaagschrift van Johan Schoell en Sijmon van Rees, bode van de stad Wezel, namens de burgers en boeren uit Geldern en omgeving, gericht tegen Carl Caetz. Het Hof sommeert iedereen het reces van 24 mei 1597 na te leven. Caetz wordt opgeroepen binnen een maand een verweerschrift in te dienen tegen de klachten. Voortaan mag hij bij de boeren geen kosten meer in rekening brengen bij vordering van geld, behalve bij diegenen op wie bij specificatie van het Hof een gedwongen vordering van toepassing is. Ook moet hij van de aanvoerder en de provoost van de ingezette soldaten een onkostenspecificatie eisen alvorens hen te betalen. Tot slot moet hij de boeren desgevraagd een kwitantie geven van het door hen betaalde geld.
Het stuk uit 1603 is een rekest van Caetz zelf, die klaagt over de grote betalingsachterstanden, en dat bij verdere inlegering en doortocht van troepen wellicht de betalingen helemaal zullen stoppen; waarop hij verzocht wordt de exacte achterstallige bedragen op te geven, en de namen van diegenen die voor een gedwongen heffing in aanmerking komen.
e. Voor 'executie' en 'provoost', zie Verklarende woordenlijst.
Toegangsnummer:
0008 Staten van het Kwartier van Veluwe en hun Gedeputeerden
Inventarisnummer:
Folionummer:
17 r. - 17 v. (scan 37-38)
Organisatie: Gelders Archief
laatste wijziging 20-12-2024
1707 Gelderse Landdagsrecessen 1581-1798
Inventaris
1609
Ordinaris Landdag 19 - 27 april te Nijmegen
26 april

056 Het verzoek van Carll Caets, rentmeester van het ambt Geldern, om zijn "sober tractement" tijdens het Twaalfjarig Bestand te mogen behouden, wordt in handen gesteld van de Rekenkamer voor nader advies, uit te brengen op de volgende Landdag. In de tussentijd mag Caets zijn salaris behouden. Zie Nota bene.
Datering:
1609 april 26
Notabene:
a. In de recessen van het Kw. v. Zutphen, 0005 Staten van het Kwartier van Zutphen en hun Gedeputeerdenen, inv. nr. 5, fol. 44r., wordt de naam van de rekestrant gespeld als "Carel Caetz"; in 0008 Staten van het Kwartier van Veluwe, inv. nr. 891, fol. 17 v., als "Carl Catz".
b. Carll ( Carl,Caerl) Cats (Kaets, Caets, Caetz, Catz)) was rentmeester van het ambt Geldern, ca. de periode 1579 - 1609. In 1584 compareerde hij in de landdag voor twee steden in het Overkwartier, Wachtendonk en Geldern.
c. Over Carl Caets, zie de regesten 090 (1584), 340 (1593), 265 (1593) en 427 (1593 / 1594).
b. Carll ( Carl,Caerl) Cats (Kaets, Caets, Caetz, Catz)) was rentmeester van het ambt Geldern, ca. de periode 1579 - 1609. In 1584 compareerde hij in de landdag voor twee steden in het Overkwartier, Wachtendonk en Geldern.
c. Over Carl Caets, zie de regesten 090 (1584), 340 (1593), 265 (1593) en 427 (1593 / 1594).
Toegangsnummer:
0003 Staten van het Kwartier van Nijmegen en hun Gedeputeerden
Inventarisnummer:
Folionummer:
19 r.
Organisatie: Gelders Archief
laatste wijziging 20-12-2024