brugge [= Kerkbrug], Voorburch, de vaert naer Leijden, de wech naer Wilsveen, den heerwech, de tolbrugge [= Oude tolbrug], Ouwelandenbrugge, de Vriesen [= de Nieuwe Tolbrug], copelle, de horenbrugge [= Hoornbrug], coorenmolen, de wech in questie [middelweg nu Prinses Mariannnelaan], de Geestbrugge, de kade, de wech naer Rijswijk, Matenesse, watrinck, de sloot in questie, mr. Thomas, sluysken, een hoel [heul]

[Achterzijde:] Tekenijng om niewe jocken. [Losse tekst:] Genomen voor 't water, genomen voor de gront.

[Achterzijde:] Besteck vande brugge o[ver de] Poldervaert 1632, Teijckening vande Ketelbrugge voor de heeren dijckgraeff ende heeren hogen hem[raden], Spierincxhoeck sal't nijet laten dit patroenen te doubleren tegen donredach des wanneer dien secret[aris] dit sal connen toelichten 16en martij 1632 Voorzijde: Ke[thelbru]gge, Pol[dervaar]t

Caerte consept omme een nijeuwen brugge te maecken inde Leewecht ontrent den Orangenpolder ter plaetse geteijckent met F, omme een deel van het s'-Gravesantse water te brengen langens den Maesdijck totaen de sluijsse van Maeslantsluijs. Aldus gedaen bij het ooch in junij 1652 bij mijn Pieter Floris vander Sallem, gheswooren lantmeter losse tekst: Gerekent op tvijftijch roeden, de Leewecht, waterijnck, de Groenenwecht, waterijnck comende vande Waelwecht af naerde Lee, den Delflantsen Maesdijck, Orangenpoldersdijck, buijtelant, den Orangenpolder

[Achterzijde:] Ie caerte van erven op de Rochecade op Maeslandersluijsen den .... 1649, daerop de roeije eerst was gestelt, doch naderhant ingetrocken volgens IIe caerte daervan sijnde, ende ampliatie vanden voorwaerden [Tekstblok:] Caerte, metinghe ende affpalinghe, gedaen bij mijn ondergeschreven, om(m)e zeeckere erven uuijt te geven, ghelegen aan de zuijtwestzijde van de Spoeij tot Maeslantsluijs, ende zijn deselve erven lanck ende breet als alhijer met chijffergetal op dese caerte geteijckent staet, alles gerekent roede, voeten ende duijmen, een duijm drije ofte vijer, min ofte meer onbegrepen. Gedaen den eersten meij 1649. Pieter Floris vander Sallem, gheswooren lantmeter [Losse tekst:] de kulck ende haven van Maeslandtsluijs, den Delflandtsen Maesdijck, de huijsen ende erven staende aenden dijck, het Spoeij, de nijeuwe geconsijpijeerde quakel, die men over de Spoeij soude maecken

[Achterzijde:] IIe caerte daerop d'erven op de Rochecade op Maeslandersluijsen sijn ver[h]oocht den XIIIIen mei 1649 [Linker tekstblok:] Caerte, metinghe ende affpalinghe, gedaen bij mijn ondergheschreven, omme zeeckere erven uuijt te gheven, ghelegen aan de zuijtwestzijde van de Spoeij tot Maeslantsluijs, ende zijn deselve erven lanck ende breet als alhijer met chijffergetal op dese caerte geteijckent staet, alles gerekent roede, voeten ende duijmen, een duijm drije ofte vijer, min ofte meer onbegrepen. Gedaen den ee [Rechter tekstblok:] Alsoo mijn vertoont is de voorwaerden vande voorss. erven dat de pael bij het slop moet 4 voeten ingetogen werden, soodat het daer in plaets van 54 nu maer 50 voeten moet lanck wesen ende dat de eerste pael van 't eerste erff vast moet blijven staen ende dat lijnije recht te raeijen volgens dese twee paelen zuijtoostewaert op tot 't eijnde boven [?] gheteijckende erven. Soo hebbe ick de lenckten van erff tot erff pro rato vermindert uuijt de caerte die opten eersten meij 1649 was afgeteijckent tot 't eijnde de voors. erven toe. Soo bevinde ick dat het leste erff 5 voeten ende 10 duijmen met verlijessen als 't op eenen rechte sal affgepaelt werden soedat de voors. erven nu lanck ende breet sullen wesen als hijerboven op dese caerte gezijen kan werden. Aldus gecaerteert opten V augustus 1649 bij mij, Pieter Floris vander Sallem, gheswooren lantmeter [Losse tekst:] de kulck ende haven van Maeslantsluijs, den Delflantsen Maesdijck, de huijssen ende erven staende aenden dijck, het Spoeij, de nijeuwe geconsijpijeerde quakel, die men over de Spoeij souden maecken

met dwarsdoorsnede

[Achterzijde:] Caerte. [Losse tekst:] de Heerewech of Vlietwech, Wouter Pietersz., Jan Jacobsz., Arien Iochemse Sonnevelt, Dussen, de Vlijet, boomgaert van Wouter Pietersz., Wouter Pietersz., het Kerckpat, menheer Voorburch, burgemeester Voorburgh, de Quack, Arijen Jochemse Sonnevelt, Pieter vander Dussen, de Noortwech.

[[Achterzijde:] Caerte. [Losse tekst:] de Heerewech of Vlijetwech, Wouter Pietersz., Jan Jacobsz., Arijen Jochemsz. Sonnevelt, Dussen, de Vlijet, boomgaert van Wouter Pietersz., Wouter Pietersz., het Kerckpat, menheer Voorburch, burgemeester Voorburgh, de Quack, Arijen Jochemsz. Sonnevelt, Pieter vande Dussen, de Noertwech

[Tekstblok:] Explicatie van het versoek, a:a: is de sloot die versogt wert gedempt te mogen werden, b:b: is de vijver die vier roeden moet verbreet werden, c:c: is de sloot die een roe moet verbreet werden om daermede de dam voor het huis te maecken, d:d: is de nieuwe brugh over de Sweth, E: is een slootje dat gedamt moet worden, F: is een draei daer een brugge moet gelegt werden, g:g: is een poortje tot uijtwateringh van de orange thuijn, h:h: is de plaets daer het thuijnhuisje moet komen [Losse tekst:] de vaert nevens de Groote Beuckelaen, Spirins wateringh, bos, boomgaert, moesthuijn, de vaert of Kastagne, vrugtthuijnen of Orangethuijn, partaire, het huis, het plain voor het huis, beuckebos, de vaert of de Sweth, de ouwde brugh

Achterzijde: Afteijckeninge van eene steene brugge tot Ouderschie

Brugge op sijn lenghte, jockbint, gront van de brugge

[Achterzijdet:] Teekening [van de te] stellen balansbrug in plaats van den Grooten Draaij[brug in] Maassluis a[nn]o 1836