Uw zoekacties: Afbeeldingen (oud)

Afbeeldingen (oud)

beacon
201  afbeeldingen
sorteren op:
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Series en verzamelwerken
Charter
245/4 245/4De hoogheemraden verklaren dat hoogheemraad Diderik van Schagen de archiefstukken die hij in bewaring had heeft overgedragen aan secretaris Cornelis de Jonge die de overdracht bevestigde.
Datering:
1651 maart 30
Bezegeling:
Uithangend zegel van rode was
Overlevering:
Origineel
Samenvatting:
Hoogheemraad Diderick van Schagen heeft bekendgemaakt tegenover de vergaderde hoogheemraden dat de archiefstukken van Delfland overgebracht moeten worden naar het gemeenlandshuis in Delft. De originele privileges, sententies en de belangrijkste charters moeten in een brandvrije ruimte gelegd worden. Van Schagen verklaart dat hij overeenkomstig het besluit van 12 november 1648 de meeste archiefstukken die hij in bewaring had, heeft overgedragen aan de secretaris van het hoogheemraadschap Cornelis de Jonge. Tevens verklaart hij dat hij op 27 oktober alle originele privileges, sententies en charters heeft overgedragen aan Cornelis de Jonge. Deze bevestigt de stukken van hem ontvangen te hebben en dat die zijn overgebracht naar het gemeenlandshuis in Delft, overeenkomstig het besluit van 12 november aan hem opgedragen. Van Schagen heeft verzocht zijn verklaring en de bevestiging door De Jonge op schrift te stellen en daarvan akte van decharge te verlenen. Van Schagen is door het hoogheemraadschap hartelijk bedankt voor de jarenlange goede zorgen met betrekking tot de archiefstukken en er is bepaald dat een en ander in tweevoud zal worden vastgelegd in bezegelde akten, waarvan één bestemd is voor Van Schagen en de ander voor de secretarie.
Plaats:
Delft
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Series en verzamelwerken
Charter
244/4 244/4De advocaat Goudriaan en de hoogheemraden dragen advocaat De Jonge op om een inventarisatie te maken van alle archiefstukken van het hoogheemraden en deze over te brengen naar het gemeenlandshuis in Delft, waar de privileges op een brandvrije plaats opgeborgen moeten worden.
Datering:
1648 november 12
Overlevering:
Origineel
Samenvatting:
De advocaat de heer van Goudriaen maakt bekend dat akten, registers en charters moeten worden overgebracht naar het gemeenlandshuis in Delft. De privileges moeten worden gelegd op een brandveilige plaats. De secretaris De Jonge verzoekt hij om de volgende dag en de dagen erna te inventariseren, daarvan akten op te maken en in goede orde te brengen alle archiefstukken die zich bevinden bij hemzelf, bij de advocaat De Jonge, secretaris De Reeck, penningmeester Soetens en alle anderen, zonder dat zij zich daaraan onttrekken. De heer van Goudriaen en de hoogheemraden geven hiertoe opdracht en bevoegdheid aan De Jonge.
Bezegeling:
Ondertekend
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Series en verzamelwerken
Charter
244/3 244/3De advocaat Goudriaan en de hoogheemraden dragen advocaat De Jonge op om een inventarisatie te maken van alle archiefstukken van het hoogheemraden en deze over te brengen naar het gemeenlandshuis in Delft, waar de privileges op een brandvrije plaats opgeborgen moeten worden.
Datering:
1648 november 12
Overlevering:
Origineel
Samenvatting:
De advocaat de heer van Goudriaen maakt bekend dat akten, registers en charters moeten worden overgebracht naar het gemeenlandshuis in Delft. De privileges moeten worden gelegd op een brandveilige plaats. De secretaris De Jonge verzoekt hij om de volgende dag en de dagen erna te inventariseren, daarvan akten op te maken en in goede orde te brengen alle archiefstukken die zich bevinden bij hemzelf, bij de advocaat De Jonge, secretaris De Reeck, penningmeester Soetens en alle anderen, zonder dat zij zich daaraan onttrekken. De heer van Goudriaen en de hoogheemraden geven hiertoe opdracht en bevoegdheid aan De Jonge.
Bezegeling:
Ondertekend
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Series en verzamelwerken
Charter
244/2 244/2De advocaat Goudriaan en de hoogheemraden dragen advocaat De Jonge op om een inventarisatie te maken van alle archiefstukken van het hoogheemraden en deze over te brengen naar het gemeenlandshuis in Delft, waar de privileges op een brandvrije plaats opgeborgen moeten worden.
Datering:
1648 november 12
Overlevering:
Origineel
Samenvatting:
De advocaat de heer van Goudriaen maakt bekend dat akten, registers en charters moeten worden overgebracht naar het gemeenlandshuis in Delft. De privileges moeten worden gelegd op een brandveilige plaats. De secretaris De Jonge verzoekt hij om de volgende dag en de dagen erna te inventariseren, daarvan akten op te maken en in goede orde te brengen alle archiefstukken die zich bevinden bij hemzelf, bij de advocaat De Jonge, secretaris De Reeck, penningmeester Soetens en alle anderen, zonder dat zij zich daaraan onttrekken. De heer van Goudriaen en de hoogheemraden geven hiertoe opdracht en bevoegdheid aan De Jonge.
Bezegeling:
Ondertekend
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Taakuitoefening
binnenlandse waterstaat
Charter
3999/83 3999/83
Ga naar dit stuk:
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Taakuitoefening
boezembeheer
Charter
2746/60 2746/60Het Hof van Holland geeft de deurwaarder opdracht om in Maasluis bekend te maken dat de ambachtsbewaarders van de westsluizen verkocht hebben aan Frans Denick, burgemeester van Maassluis, acht erven op de Roggekade, ten westen van het erf van Gerrit Proot, voor 600 carolusgulden, waarbij degenen die menen aanspraak te kunnen maken op die erven in de gelegenheid gesteld worden om dit kenbaar te maken tegenover het hof.
Datering:
1663 oktober 31
Overlevering:
Origineel
Samenvatting:
De ambachtsbewaarders van de westsluizen verklaarden tegenover het Hof van Holland dat zij tegenover de dijkgraaf en de hoogheemraden middels een veiling hebben verkocht aan Frans Denick, burgemeester van Maassluis acht erven in Maassluis om daarop te bouwen. De erven zijn gelegen op de Roggekade aan de westzijde van het laatste erf van Gerrit Proot, waar het huis op staat. De erven zijn op 29 januari 1663 gekocht door Denick voor 600 carolusgulden. Een derdedeel van het bedrag wordt een maand na de verkoop betaald aan de penningmeester van de westambachten Soetens. Een derdedeel precies een jaar later, inclusief de rente van 4% en daarna het laatste derdedeel met de rente. Voor elk erf wordt jaarlijks recognitie betaald van één gulden per erf overeenkomstig de voorwaarden. Voor de zekerheid van de koper hebben de ambachtsbewaarders hem ervan in kennis gesteld dat de erven zullen geleverd worden bij een gerechtelijke uitspraak tot vrijwaring door het Hof van Holland. Het hof geeft de deurwaarder opdracht om naar de plaats te gaan waar naar gebruik bekendmakingen worden gedaan om daar de verkoop bekend te maken, waarbij degenen die menen aanspraak te kunnen maken op een van de acht erven worden opgeroepen voor het hof te verschijnen om binnen zes weken daartoe een rechtsvordering in te stellen bij het hof of tot aan het derde default. Na drie dagvaardingen vervalt het recht van degene die is opgeroepen om enig recht op de erven doen gelden. De deurwaarder zal de koop bekendmaken door middel van een affiche aan de kerkdeur en de deur van het stadhuis.
Bezegeling:
Afhangend zegel van rode was is deels afgebrokkeld.
Plaats:
Den Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Taakuitoefening
boezembeheer
Charter
2745/153 2745/153De Hoge Raad dagvaart de voogden van de minderjarige kinderen van mr. Adriaen van Willigen en roept leden van het Hof van Holland op om uitleg te geven over het vonnis van het hof met betrekking tot de invordering van een schuld bij de ambachtsbewaarders van de westambachten.
Datering:
1666 februari 16
Overlevering:
Origineel
Samenvatting:
De Hoge Raad verklaart een verzoek te hebben ontvangen van de ambachtsbewaarders van de acht westambachten waarin zij aangaven zich genoodzaakt te zien om een proces aan te spannen voor het Hof van Holland omdat zij een schuld opgelegd hadden gekregen en waartegen zij een verweerschrift ingediend hadden bij het hof tegen de voogden van de minderjarige kinderen van mr. Adriaen van Willigen. Het hof heeft bij vonnis van 29 januari 1666 het verweerschrift afgewezen. De ambachtsbewaarders zijn tegen dit vonnis in beroep gegaan bij de Hoge Raad. Deze roept de voogden op om voor de raad te verschijnen of zich te laten vertegenwoordigen om hun mening te geven over het vonnis of daarvan afstand te doen. Ook de leden van het Hof van Holland worden opgeroepen. De gedaagden en de leden van het hof wordt opgedragen om iets te doen dat in het nadeel kan zijn van de appellanten. De gedaagden en de leden van het hof krijgen een kopie van de dagvaarding.
Bezegeling:
Afhangend zegel van rode was, zonder beeltenis
Plaats:
De Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Taakuitoefening
boezembeheer
Charter
2637a/14 2637a/14De schepenen van Vlaardingen verklaren dat Johannes van den Kemp te Vlaardingen, namens zijn moeder Elisabeth van der Borst, weduwe van Jacob van den Brink, heeft verkocht en bij dezen overdraagt aan Hendrik Willem van der Wal te Vlaardingen, een huis met erf aan de Kortedijk in Vlaardingen voor het bedrag van 3500 gulden.
Datering:
1787 mei 4
Overlevering:
Origineel
Samenvatting:
Job Versendael en Cornelis Groen, scheepenen van Vlaardingen, getuigen dat voor hen verschenen is Johannes van den Kemp, lid van het vroedschap van die stad, optredend namens zijn moeder Elisabeth van der Borst, weduwe van Jacob van den Brink, die verklaarde dat hij onderhands verkocht heeft en bij deze in volle eigendom overdraagt aan Hendrik Willem van der Wal, sluiswachter te Vlaardingen, een huis met erf aan het oosteinde van de Kortedijk in Vlaardingen. Het perceel is ten oosten belend door het Spui en Frans Jorisz. Ruikum, ten zuiden de ’s Heerenstraat, ten westen de Kortedijk en ten noorden door de weduwe van Jan van Hees. Het verkochte is niet belast, met enkel het recht van de ambachtsheer daarop rustend, zoals de huizen en erven daar in de buurt en de erfdienstbaarheden, vrijheden en rechten, zoals beschreven staat in oude akten, waarvan de jongste dateert van 7 april 1750 op naam van Cornelis van der Borst, toegekomen aan Elisabeth van der Borst als erfgenaam. Met deze transportbrief wordt tevens bepaald dat de nieuwe eigenaar een erfafscheiding moet plaatsen tussen de achterpoort en het Spui en dat onderhouden. De verkoper belooft het verkochte te vrijwaren, waarbij hij zich persoonlijk garantstelt, zich onderwerpend aan de rechtsmacht van het Hof van Holland. De verkoper verklaart verder dat de koopsom van 3500 gulden volledig is betaald.
Bezegeling:
Bezegeld met twee uithangende zegels van groene was, waarvan één in fragment.
Plaats:
Vlaardingen
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Taakuitoefening
boezembeheer
Charter
2538/14 2538/14De grote Raad van Mechelen, uit naam van Koning Filips II, geeft de deurwaarder opdracht vertegenwoordigers van de stad Delft op te roepen om voor het Hof van Holland te verschijnen en de hoogheemraden te dagvaarden naar aanleiding van de heemraadskeur op het verhogen en verwijden van de bruggen over de vliet.
Datering:
1569 juni 11
Overlevering:
Origineel
Samenvatting:
De ambachtsbewaarders van Voorburg hebben aan Filips II een verzoek gericht waarin ze erop wezen dat de bruggen die gelegd zijn op kosten van de lokale bevolking, zonder dat daar het gemeenland iets toe bij heeft gedragen, volledig onder de bevoegdheid vallen van het lokale gerecht, dus ook wat betreft het keuren en schouwen, zodanig dat een beleid gevoerd wordt dat tot voordeel van de lokale bevolking is. De landsheer, gewestelijke overheid of de dijkgraaf en de hoogheemraden hebben hier niets mee van doen. In dat recht zijn de dorpen en ambachten in Delfland en Schieland in 1522 bevestigd door Karel V. Sindsdien hebben de dijkgraaf en de hoogheemraden zich nooit met de bruggen of heulen in Voorburg ingelaten. Wel met het uitdiepen van de vliet tot aan de Leidse Dam overeenkomstig een sententie tussen hen en de stad Delft, waarvan zij de bevoegdheid hadden gekregen, zonder dat daar sprake was van bruggen, heulen of wegen. Onlangs hebben de dijkgraaf en de hoogheemraden op verzoek van Delft een keur gemaakt op de bruggen in Voorburg, met name de Tolbrug, Kerkbrug en de Wijkbrug. Eertijds zijn deze bruggen over de vliet gelegd uitsluitend ten behoeve van de inwoners van Voorburg gebruiken om hooi en andere gewassen van het land aan de zuidzijde van de vliet, in Tedingerbroek, naar hun pachthoeve of woning te brengen. Om die reden zijn de bruggen alleen door hen bekostigd en onderhouden. De dijkgraaf en de hoogheemraden hebben nu voorschriften uitgevaardigd voor de materialen en arbeiders, maar ook voor de hoogte en de wijdte, op kosten van de inwoners van Voorburg, zonder dat daar het gemeenland iets in zal bijdragen. Als de bruggen op de voorgeschreven hoogte gebracht moeten worden, zullen de inwoners daar veel ongemak van ondervinden, omdat ze hun wagens met hooi en voeder daar moeilijk overheen kunnen trekken, waarbij bij het op- en afrijden en vooral bij het keren de kans groot is dat de lading in de vliet terecht komt. (Zie verder PDF-bestand)
Bezegeling:
Afhangend zegel van rode was. Grotendeels verdwenen.
Plaats:
Mechelen
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Taakuitoefening
boezembeheer
Charter
2538/17 B 2538/17 BDe burgemeesters van de stad Delft verklaren dat de hoogheemraden vrijgesteld zullen zijn van de kosten die voortkomen uit de door henzelf opgestelde keur op de verbetering van de heulen bij Voorburg en dat Delft de eventuele kosten zullen dragen van de processen tussen de hoogheemraden en Voorburg, naar aanleiding van het verwijderen van een gedeelte van de Tolbrug.
Datering:
1570 (1569) maart 16
Bezegeling:
Uithangend zegel van groene was
Overlevering:
Origineel
Notabene:
Getransfigeerd met OAD 2538/17-A
Samenvatting:
De burgemeesters van de stad Delft verklaren dat de hoogheemraden vrijgesteld zullen zijn van de kosten die voortkomen uit de door henzelf opgestelde keur op de verbetering van de heulen bij Voorburg. De burgemeesters van Delft beloven dat zij de eventuele kosten zullen dragen van de processen tussen de hoogheemraden en Voorburg, naar aanleiding van het verwijderen van een gedeelte van de Tolbrug.
Plaats:
Delft
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Taakuitoefening
boezembeheer
Charter
2538/17 A 2538/17 ABurgemeesters en schepenen van Den Haag verklaren dat Joachim Jansz., nu secretaris van Hof van Delft en Vrijenban, getuigenis heeft afgelegd dat hij als klerk van de secretaris van Delft de aan deze akte gehechte akte van 16 maart 1569 heeft opgemaakt en dat die door de secretaris van Delft is ondertekend.
Datering:
1589 maart 6
Overlevering:
Origineel
Samenvatting:
Burgemeesters en schepenen van Den Haag verklaren dat verschenen is Joachim Jansz., secretaris van Hof van Delft en Vrijenban om getuigenis af te leggen, naar aanleiding van het verzoek van de procureur van de hoogheemraden. De bestuurders hebben Joachim een perkamenten akte getoond van de stad Delft, die is opgemaakt op 16 maart 1569 en met deze akte is getransfigeerd. Joachim heeft op grond van zijn ambtseed verklaard dat hij ten tijde van die akte en daarna klerk was van de secretaris van Delft, Arend van der Meer en die akte zelf heeft opgesteld en ondertekend door de genoemde secretaris.
Bezegeling:
Uithangend zegel van groene was
Plaats:
Den Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Taakuitoefening
waterkeringen
Charter
2186 2186De Geheime Raad wijst het verzoek af van de dijkgraven en hoogheemraden van Rijnland, Delfland en Schieland om de Rijndijk te verlengen vanaf het einde van de oude dijk tot aan de Dode Sluis in de IJsseldijk en draagt op het gedeelte nieuwe dijk dat al was gelegd af te breken, waarbij de hoogheemraadschappen wel schouw- en rechtsprekende bevoegdheid krijgen over de Rijndijk vanaf Katwijk tot aan de plaats van de laatste doorbraak van de Diemerdijk.
Datering:
1571 september 22
Samenvatting:
Aan de Geheime Raad van koning Filips II hebben de dijkgraven en hoogheemraden van Rijnland, Delfland en Schieland het geschil voorgelegd tussen hen en het Hof van Utrecht over het verlengen van de Rijndijk vanaf het punt waar die altijd gelegen heeft tot aan de Dode Sluis in de IJsseldijk, vanwege de Allerheiligenvloed. Hierbij was de Diemerdijk op negen plaatsen doorgebroken, waardoor het gebied ten zuiden van de Rijndijk was geïnundeerd en de Rijndijk doorgebroken en overstroomd. Als een vertegenwoordiger van het Hof van Holland nauwlettend toezicht had gehouden was dat volgens de verzoekers niet gebeurd. Het Hof van Holland was verantwoordelijk voor de verbetering van de Rijndijk. De vorige winter waren er ook al problemen ontstaan vanwege het doorbreken van de Lekdijk. De Rijndijk was toen door de hoogheemraadschappen verlengd tot aan de Linschoterbrug in het Sticht. Het verzoek aan de Geheime Raad was de dijk nog verder te verlengen te verlengen tot aan de Doode Sluis. Zij wezen erop dat de verbetering van de dijk op het Hollandse gebied weggegooid geld zou zijn als het gedeelte dijk op Stichtse grond niet goed werd onderhouden. Zij verzochten daarom om een dijk te mogen leggen tussen de IJsseldijk en de Doode Sluis in Linschoten en de dijk tot aan Bodegraven te verstevigen en de Rijndijk te schouwen. De Geheime Raad had een commissaris opdracht gegeven een en ander te onderzoeken en daarvan verslag uit te brengen. De burggraaf van Montfoort verklaarde tegenover de commissaris dat de dijk gelegd mocht worden op voorwaarde dat het burggraafschap daaraan niet hoefde bij te dragen, niet verantwoordelijk was voor het onderhoud van de dijk, dat de inwoners gecompenseerd werden voor het verlies aan land en dat de burggraaf niet aangetast zou worden in zijn jurisdictie. (Zie verder PDF-bestand)
Overlevering:
Afschrift
Plaats:
Brussel
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Taakuitoefening
waterkeringen
Charter
2266 2266Het stadsbestuur van Delft maakt bekend dat de hoogheemraden van Delfland vergunning aan hem verleend heeft om de deuren van de schutsluizen zodanig te maken dat er geen water door kan sijpelen en schutdeuren te plaatsen in de heul achter Dijkshoorn en in de Groeneveldschewatering en op de bodem van de Lotswatering, zodat het water via de Kerstanjewetering naar Delft geleid wordt, waarbij het belooft dat als er ooit klachten komen over schadelijke gevolgen voor het land, het zal toestaan dat de hoogheemraden deze vergunning intrekken.
Datering:
1472 mei 6
Overlevering:
Origineel
Samenvatting:
Het stadsbestuur van Delft maakt bekend dat de hoogheemraden van Delfland op zijn verzoek vergunning aan hem verleend heeft om de deuren van de schutsluizen zodanig te maken dat er geen water door kan sijpelen. Tevens heeft Delft toestemming om schutdeuren te plaatsen in de heul achter Dijkshoorn en in de Groeneveldschewatering en op de bodem van de Lotswatering, zodat het water via de Kerstanjewetering naar Delft geleid wordt. Het stadsbestuur belooft dat als er ooit klachten komen over schadelijke gevolgen voor het land, het zal toestaan dat de hoogheemraden deze vergunning intrekken.
Bezegeling:
Uithangend zegel van bruine was
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Taakuitoefening
waterkeringen
Charter
2155 2155Het Hof van Holland machtigt de dijkgraaf en hoogheemraden om van de opbrengst van het verkochte hout en ijzer dat was weggespoeld, het dorp, strand en de duinen te herstellen
Datering:
1552 februari 17
Overlevering:
Authentiek afschrift
Samenvatting:
De dijkgraaf en hoogheemraden hebben op verzoek van de inwoners van Scheveningen het Hof van Holland medegedeeld dat door de zware stormen van deze winter, zoals op 19 december, 12 en 13 januari, 16 februari en nog andere dagen, het dorp grote schade heft opgelopen. Niet alleen zijn er 40 huizen weggeslagen, maar zijn ook herstelwerkzaamheden nodig aan de duinen en het strand. Het hof machtigt de dijkgraaf en hoogheemraden om met de opbrengst van het door Jacob Sijmonsz. en anderen verkochte hout en ijzer dat was weggespoeld of vergaan, het dorp, strand en de duinen te herstellen.
Plaats:
Den Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Taakuitoefening
waterkeringen
Charter
1934/8 1934/8De Hoge Raad geeft naar aanleiding van het appèl van de hoogheemraden, schout, ambachtsbewaarders en achtemannen van Berkel tegen de uitspraak van het Hof van Holland dat de landeigenaren en pachters in het Noordeinde van Berkel gerechtigd waren om de landscheiding te beweiden, de deurwaarder opdracht om Cornelis Aertsz. Boertge, namens zijn zuster Leendert Aertsen Conijnenburch, Franck Jacobsz., Dirck Cornelisz., Aelbrecht en Adriaen Jacobsz. Matroos, gevolmachtigden van de andere ingelanden van het Noordeinde te dagvaarden om toelichting te geven op het vonnis van het Hof van Holland.
Datering:
1651 november 7
Overlevering:
Origineel
Samenvatting:
De Hoge Raad die op verzoek van de hoogheemraden, schout, ambachtsbewaarders en achtemannen van Berkel de zaak heeft aangenomen waarin zij stelden dat zij als verweerders en daarna als eisers betreffende de invordering van een schuld, evenals verweerders van de tegeneis genoodzaakt waren om een proces aan te spannen voor het Hof van Holland tegen Cornelis Aertsz. Boertge, namens zijn zuster Leendert Aertsen Conijnenburch, Franck Jacobsz., Dirck Cornelisz., Aelbrecht en Adriaen Jacobsz. Matroos, gevolmachtigden van de andere ingelanden van het Noordeinde van Berkel aan de landscheiding, betreffende het landeigendom alsook het recht van beweiding en verpachting van de landscheiding. De eisers waren van oordeel dat de verweerders niet gerechtigd waren om de landscheiding te beweiden. Desondanks had het Hof van Holland op 31 juli 1651 hen verboden tegen de verweerders in beroep te gaan tegen de uitspraak dat de landeigenaren en pachters gerechtigd waren om de landscheiding te beweiden. De eisers zijn tegen deze uitspraak van het hof in beroep gegaan bij de Hoge Raad om hierin een voorziening te treffen. De Hoge Raad geeft de deurwaarder de opdracht de genoemde verweerders te dagvaarden om toelichting te geven op het vonnis van het hof of zich daarvan te distantiëren en op basis daarvan het vonnis te herzien. Ook de leden van het Hof van Holland zullen eventueel worden opgeroepen te verschijnen voor de Hoge Raad. De gedaagden krijgen een kopie van deze uitspraak en van de dagvaarding
De hoofdklerk van de griffie van de Hoge Raad, A. van de Voegen, heeft 36 ponden ontvangen als boete van de beroepszaak.
Bezegeling:
Afhangend zegel van rode was.
Plaats:
Den Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Taakuitoefening
waterkeringen
Charter
2048/1 2048/1Het Hof van Holland geeft toestemming aan de hoogheemraden om zes stuivers per morgen te heffen ter bekostiging van de uitbreiding van de stenen bekleding van de Maasdijk, versteviging van de zeedijk bij Scheveningen en voor beplanting van de duinen.
Datering:
1533 mei 6
Overlevering:
Authentiek afschrift
Literatuur:
Transcriptie in: C. Postma, Hoogheemraadschap van Delfland in de Middeleeuwen 1289- 1589 (Hilversum 1989) 426-427. Literatuur: Th.F.J.A. Dolk, Geschiedenis van het Hoogheemraadschap van Delfland ('s-Gravenhage 1939) 434-436.
Samenvatting:
De hoogheemraden hebben het Hof van Holland gemeld dat de Maasdijk en andere dijken in Delfland bij de zware storm van november 1532 beschadigd zijn geraakt. Om herhaling te voorkomen is het noodzakelijk om het aantal stenen dijken uit te breiden en de oude stenen Maasdijk te verlengen. Ook is er sprake van verstuiving van de duinen, zodat meer beplanting nodig is. Bij Scheveningen moet de zeedijk verstevigd worden met palen. Na inspectie ter plaatse door enkele commissarissen van het Hof hebben de hoogheemraden een keur opgesteld. Het Hof wordt om toestemming gevraagd voor omslagheffing voor deze werken. Het Hof staat toe dat de hoogheemraden zes stuivers per morgen heffen over alle ambachten binnen Delfland. De omslag wordt betaald door de gebruikers van de landerijen. De landeigenaren verrekenen voor het jaar 1533 de helft van de omslag in de pacht, ongeacht de pachtvoorwaarden en met behoud van rechtsbevoegdheid van het gemeenland op de strekweren. Ten behoeve van de inning van de omslag heeft het Hof aangesteld voor de westambachten Anthonis Aertsz. en voor de oostambachten Diereck Willemsz. van Pijnaeckel. Hiertoe moeten zij voldoende borg stellen en de rekening van inkomsten overleggen aan de commissarissen van het Hof, in aanwezigheid van de hoogheemraden en ingelanden van Delfland, die daartoe opgeroepen worden.
Plaats:
Den Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Taakuitoefening
waterkeringen
Charter
1955/1 1955/1De hoogheemraden verklaren dat een akkoord is gesloten met afgevaardigden uit de oostambachten en de westambachten en het kapittel in Den Haag inzake het herstel van de gebreken aan de Kapittelduinen en dat daarna het onderhoud uitgevoerd wordt door het kapittel, onder toezicht van de hoogheemraden.
Datering:
1564 augustus 29
Overlevering:
Origineel
Samenvatting:
Dagelijks worden talrijke klachten bij de hoogheemraden ingediend over gebreken aan de duinen ten westen van Ter Heijde, waardoor het gemeenland van Delfland en de omliggende landen schade dreigen op te lopen. Om de duinen te verhogen en met helm te beplanten hebben verschillende keren enkele personen opdracht gekregen om ter plaatse te gaan kijken. Dit heeft echter geen einde gemaakt aan de klachten. Daarom zijn nog eens enkele personen gaan kijken op 28 maart 1564, samen met de heemraadsklerk en Jan Willemsz. van Dorp, schout van Monster, die smaldeler van de westambachten was, namens de ingelanden, en Pieter van Diepenhorst en Pieter Wolbrandi, kanunniken te Den Haag, namens het kapittel. Zij hebben hierover rapport en advies uitgebracht aan de hoogheemraden. Op grond van het rapport hebben de hoogheemraden besloten een aantal personen op te roepen in de woning van hoogheemraad Cornelis de Jonge in Den Haag om hen op de hoogte te stellen van de maatregelen om de duinen te verbeteren. Hiertoe zijn verschenen voor de hoogheemraden: de eerder genoemde kanunniken namens het kapittel van Den Haag, broeder Anthonis, prior van ’s-Gravesande, als afgevaardigde van het Nieuweland onder ’s-Gravesande, samen met Cornelis Adriaensz. Verder Adriaen Dircxzoon, schout Jan van Dorp Willemsz., samen met mr. Pieter Henricxz., ambachtsbewaarder van Monster, Dirck Pietersz., ambachtsbewaarder van Naaldwijk, Jan Cornelisz. Bruijn, ambachtsbewaarder van Schipluiden, samen met Cornelis Lourijsz., Pieter Vranckez., ambachtsbewaarder van Voorburg, Pieter Zijmonszoon, ambachtsbewaarder van Wateringen, Willem Huijgez., ambachtsbewaarder van Maasland, Derck Willemszoon, schout van Pijnacker, de smaldeelder van vijf oostambachten, als afgevaardigde van Pijnacker, samen met Vranck Joostez., ambachtsbewaarder van Hof van Delft, Henrick Bertelmeeusz., ambachtsbewaarder van Vrijenban, Jan Doez, ambachtsbewaarder van Kethel, [...]. Zie verder PDF-bestand.
Bezegeling:
Aanhangende zegels van rode was, waarvan één geheel verdwenen, één vrijwel verdwenen en vier afgebrokkeld.
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Bestuursinrichting
Charter
342/35 342/35De Hoge Raad bepaalt dat het beroep dat is ingesteld door de ambachtsheer en ambachtsbewaarders van Naaldwijk en Wateringen ongegrond is, naar aanleiding van het vonnis van het Hof van Holland waarbij de dijkgraaf en hoogheemraden erkend werden in hun bevoegdheid om lokale waterwerken te schouwen en de boetes van overtreders te innen.
Datering:
1585 juni 8
Bezegeling:
Uithangend zegel is verdwenen.
Overlevering:
Origineel
Literatuur:
C. Dekker, Inventaris van de stukken van enkele belangrijke processen door het Hoogheemraadschap van Delfland in de 16e en 17e eeuw gevoerd over de jurisdictie van het hoogheemraadschap (z.p., z.j.) 1-2, 17 en C. Postma, Hoogheemraadschap van Delfland in de Middeleeuwen 1289 – 1589 (Hilversum 1989) 86.
Samenvatting:
Zaak aangespannen voor de Grote Raad van Mechelen en de Hoge Raad door Johan van Ligne, de graaf van Arenberg, als echtgenoot en voogd van Margriete van der Marck, ambachtsheer van Naaldwijk en Wateringen, en de ambachtsbewaarders van deze ambachten tegen Johan François van Bodegem, voormalig dijkgraaf van het Hoogheemraadschap van Delfland, over de schouwbevoegdheid over alle wegen, watergangen, kaden, molens, heulen, dammen en dergelijke in deze ambachten. In 1559 is deze zaak gebracht voor het Hof van Holland. De ambachtsheer verklaarde bij die gelegenheid in leen te hebben van de graaf van Holland de ambachten van Naaldwijk en Wateringen, met de hoge jurisdictie over Naaldwijk en de ambachtsheerlijkheid Wateringen. Van oudsher hebben de ambachtsheren hier rechtsprekende bevoegdheid. Binnen de polder van de Nieuwe Broekmolen van 600 morgen groot en de polder van de Vlietmolen van zeven of 800 morgen groot hadden zij zowel de criminele als de civiele rechtsprekende bevoegdheid. Binnen Wateringen de civiele rechtspraak over zaken van beneden de tien ponden boete. In het bijzonder hadden zij de schouwbevoegdheid over alle wegen, watergangen, kaden, molens, heulen, dammen en dergelijke. Sinds mensenheugenis wordt deze schouw uitgevoerd door de schouten en slikheemraden van beide ambachten, die de daaruit voortvloeiende boeten en emolumenten innen. Ondanks dat heeft Johan van Bodegem als dijkgraaf van Delfland onlangs drie ingezetenen van Naaldwijk voor de vierschaar gedaagd. Dit waren Lenert Corneliszn., Sijmons Hendricxz.. en Jan Diericxz. Vercroft, woonachtig in de genoemde polders in Naaldwijk. Zij kregen een boete opgelegd van tien pond vanwege het ongeoorloofd inlaten van boezemwater in de polder. Daarnaast legde de dijkgraaf een boete op van drie pond en twee stuivers aan Arlewijn Janssen uit Naaldwijk vanwege het niet bloten van de kade. (Zie verder PDF-bestand)
Plaats:
Den Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Taakuitoefening
waterkeringen
Charter
1868/4 1868/4Prins Maurits draagt de deurwaarder op om de dijkgraaf en de hoogheemraden van Rijnland te dagvaarden, naar aanleiding van het appel dat is ingesteld door de dijkgraaf en de hoogheemraden van Delfland vanwege vermeende inbreuk op hun jurisdictie door de gedaagden.
Datering:
1614 mei 13
Overlevering:
Origineel
Samenvatting:
Prins Maurits heeft van de dijkgraaf en de hoogheemraden het verzoek gekregen naar aanleiding van een verzoek van Jan van Wesel, als eigenaar van een woning aan de Hoevenzijwinde, grensscheiding tussen Delfland en het Hoogheemraadschap van Rijnland. Van Wesel beweerde tevens eigenaar te zijn van het gedeelte landscheiding ter hoogte van zijn woning en land. De Dijkgraaf en de hoogheemraden zijn ter plaatse gaan kijken om daarna een besluit te nemen. Hoewel de dijkgraaf en de hoogheemraden van Rijnland niet bevoegd zijn hebben zij in deze zaak uitspraak gedaan. Bovendien hebben zij op verzoek van de ingezetenen van Den Haag, Leiden en Haarlem en na inspectie ter plaatse een keur gemaakt op de heerweg die gelegen is tussen Haagambacht tot aan Den Deijl, terwijl deze binnen het Hoogheemraadschap van Delfland gelegen is, alsook op het plaatsen van grenspalen tussen beide hoogheemraadschappen. In 1585 hebben de dijkgraaf en de hoogheemraden de grenspalen vervangen, zonder dat de bestuurders van Rijnland daar bezwaar tegen gemaakt hebben. Ook hebben de dijkgraaf en de hoogheemraden van Delfland in 1546 een aangeland aan de andere kant van de Hoevenzijdwind toestemming gegeven de landscheiding daar te ontgronden, op voorwaarde dat het niet lager zou worden als het laagste punt van de landscheiding, en de langsliggende sloot te mogen uitgraven. Hiertegen hebben de dijkgraaf en de hoogheemraden evenmin bezwaar gemaakt. De dijkgraaf en de hoogheemraden van Delfland hebben altijd hun rechtsmacht uitgeoefend binnen het betreffende gebied. De bestuurders van Rijnland proberen nu op de hier genoemde manieren inbreuk te maken. De dijkgraaf en de hoogheemraden van Delfland voelen zich genoodzaakt om hiertegen in beroep te gaan bij de hoogste instantie. (Zie verder PDF-bestand)
Bezegeling:
Afhangend zegel van rode was.
Plaats:
Den Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Taakuitoefening
waterkeringen
Charter
1868/12 1868/12De Hoge Raad verklaart dat de door de dijkgraaf en hoogheemraden ingediend rekest civiel tijdens de eerstvolgende zitdag in behandeling zal worden genomen in aanwezigheid van de partijen of hun vertegenwoordigers.
Datering:
1619 januari 10
Overlevering:
Origineel
Samenvatting:
De Hoge Raad verklaart van de dijkgraaf en hoogheemraden een rekest civiel te hebben ontvangen, dat bij deze akte is gevoegd. Het verzoekschrift heeft betrekking op een kwestie met de dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland. De raad heeft besloten de zaak tijdens de eerstvolgende zitdag te behandelen in aanwezigheid van de partijen of hun vertegenwoordigers om de verzoekers een strafmaatregel op te leggen of vrijstelling van de eerder opgelegde straf te verlenen.
Bezegeling:
Afhangend zegel van rode was. Vrijwel geheel afgebrokkeld.
Plaats:
Den Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Taakuitoefening
waterkeringen
Charter
1868/11 1868/11De Hoge Raad verklaart in behandeling te nemen het door de dijkgraaf en hoogheemraden van Delfland ingesteld beroep tegen de uitspraak van het Hof van Holland van 7 november 1617 in de zaak die de dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland hadden aangespannen tegen de Delflandse keur op de reparatie en verhoging van de weg bij de woning van Jan van Wesel.
Datering:
1617 december 15
Overlevering:
Origineel
Samenvatting:
De Hoge Raad heeft een verzoekschrift ontvangen van de dijkgraaf en hoogheemraden waarin zij vermeldden dat zij genoodzaakt waren om een proces aan te spannen naar aanleiding van de uitspraak van het Hof van Holland in het hoger beroep dat zij hadden aangespannen tegen de dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland hadden naar aanleiding van de verwerping van hun verzoek op 7 november 1617 om de vroegere rechtstoestand betreffende de jurisdictie te herstellen. Het hof had de door Delfland opgestelde keur over de reparatie verhoging van de weg bij de woning van Jan van Wesel nietig verklaard omdat die zou ingaan tegen een eerdere uitspraak van het hof en de dijkgraaf en hoogheemraden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Zij hebben daarop beroep aangetekend bij de Hoge Raad. De raad roept de dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland op te verschijnen en een reactie te geven op het vonnis van het hof en de verzoekers krijgen de gelegenheid om nieuwe feiten in te brengen, zodat de raad zich een oordeel kan vormen. Ook de leden van het Hof van Holland worden verzocht ter rechtzitting te verschijnen. Verder is het verboden om iets te doen wat tegen deze zaak in gaat. De verzoekers en gedaagden krijgen ieder een kopie van deze akte en van de dagvaarding.
Bezegeling:
Afhangend zegel van rode was. Afgebrokkeld.
Plaats:
Den Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Bestuursinrichting
Charter
339/4 339/4De griffier van het Hof van Holland maakt bekend dat Jan Hobijn is gemachtigd door de baljuw tevens dijkgraaf van Delfland, Adriaen van der Does, om ten alle tijden iemand in zijn plaats te stellen.
Datering:
1559 april 1
Overlevering:
Authentiek afschrift
Samenvatting:
Voor de griffie van het Hof van Holland is verschenen Adriaan van der Does, baljuw en dijkgraaf van Delfland, die Jan Hobijn machtigde om te allen tijde iemand in zijn plaats te stellen.
Plaats:
Den Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Bestuursinrichting
Charter
338/1 338/1Het Hof van Holland bepaalt dat de eis van Vop Pietersz. tegen de dijkgraaf om teruggave van zijn graan en andere goederen vanwege zijn weigering om voor de vierschaar te verschijnen niet-ontvankelijk is en veroordeelt hem tot betaling van de proceskosten.
Datering:
1542 mei 15
Overlevering:
Origineel
Samenvatting:
Vop Pietersz. te Delft heeft een zaak aangespannen tegen de dijkgraaf van Delfland omdat deze hem had gedaagd voor de vierschaar van Delfland. De hoogheemraden gelastten in hun vonnis dat hij antwoord moest geven op de eis van de dijkgraaf, anders zou hij veroordeeld worden tot die eis. Volgens de clausule van surcheantie van het hof van 3 juli 1539 in het mandement van reformatie mocht deze zaak niet verder behandeld worden door de vierschaar totdat het hof uitspraak had gedaan op de zitting van maandag daaropvolgend. Die dag, 7 juli, kwam het hof niet tot een uitspraak, waardoor de bepaling van opschorting vervallen zou zijn. Ter uitvoering van het vonnis van de hoogheemraden haalden ambtenaren van het hoogheemraadschap graan en andere goederen uit de woning van Vop Pietersz., waarop hij bij het hof een verzoek indiende voor teruggave van zijn spullen met de eis dat alles teruggebracht zou worden in de oorspronkelijke staat en dat de dijkgraaf de proceskosten betaalde. De dijkgraaf voerde ter verdediging aan dat het in Delfland een oude gewoonte was van de vierschaar om de gedaagde te gelasten te antwoorden en als daar geen gevolg aan werd gegeven hem te veroordelen in de eis. Nadat de clausule van surcheantie was vervallen is Vop Pietersz. herhaalde malen gemaand het vonnis van de hoogheemraden uit te voeren. Dat heeft hij nagelaten, waarop de dijkgraaf het vonnis heeft voltrokken. Omdat de dijkgraaf in zijn recht staat vraagt deze het hof om deze zaak kosteloos en schadeloos af te doen. Na uitgebreid hoor en wederhoor, onderzoek van schriftelijke stukken, uitgebreide beraadslaging en overleg besloot het hof tot niet-ontvankelijkheid van de eis en veroordeling van de eiser tot betaling van de proceskosten.
Bezegeling:
Uithangend zegel van rode was
Plaats:
Den Haag
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Bestuursinrichting
Charter
334/18 334/18Notaris Gerardus Zuurmont verklaart dat voor hem is verschenen een aantal met name genoemde ingelanden en de ambachtsbewaarder van Maasland om bezwaar te maken tegen de opdracht die de deurwaarder van het Hof van Holland en de Grote Raad van Mechelen door Pieter Sijmonsz. is verstrekt om zes groten per morgen te innen ter vergoeding van de proceskosten.
Datering:
1524 oktober 10
Samenvatting:
Notaris Zuurmont verklaart dat op 15 mei 1524 zijn verschenen Willem Adriaensz., Heijnrijck Gherrijtsz., Claes Jacobsz. Lucht, ambachtsbewaarder van Maasland, als vervanger van de andere ingelanden. Zij hebben in aanwezigheid van Jan van Scellack, deurwaarder van het Hof van Holland en de Grote Raad van Mechelen, geprotesteerd tegen de opdracht van Pieter Sijmonsz. aan de deurwaarder op 9 februari 1524 om bij de ambachtsbewaarders van de acht westambachten zes groten per morgen te innen, omdat zij hem machtiging gegeven zouden hebben om namens hen een proces aan te spannen. Het is echter uit niets gebleken dat zij gehouden zijn de zes groten per morgen te betalen. Bovendien is niet aangetoond dat de ambachtsbewaarders een dergelijke machtiging gegeven hebben. Vandaar dat de comparanten uit Maasland ernstig bezwaar maken tegen de heffing van zes groten per morgen.
Overlevering:
Origineel
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
I. Inventaris Oud Archief Delfland (OAD)
3. Bijlage: Regesten van charters
Bestuursinrichting
Charter
334/14 334/14Notaris Anthonius Egbertsz.verklaart dat een aantal met name genoemde ingelanden die onderhoudsplichtig zijn aan de Naaldwijkersluis François Bubbe, François Laderiere en Pieter Restant, procureurs bij de Grote Raad van Mechelen, machtigen om namens hen op te treden in processen die voor de raad aanhangig zijn of nog zullen volgen als eiser of verweerder.
Datering:
1524 oktober 28
Samenvatting:
Notaris Anthonius Egbertsz. verklaart dat voor hem verschenen zijn op 28 oktober 1524 Pieter Gisbrechtsz., [.?.] Hubrechtsz., Pieter Claesz., Martijn Claesz., Jacob Jansz. Bol, Andries Oedtziersz., Pieter Dircxz, Claes Jacopsz., Martijn Adriaensz., Claes Maertsz., Isaac Jansz., eigenaren en gebruikers van land dat onderhoudsplichtig is aan de Naaldwijkersluis, Gerrit Maertsz., Isbrant Jacopsz., Jan Adriaensz., Pieter Pietersz., Zier Adriaensz., gebruikers van land onder deze sluis, wonende te Eikenduinen, om François Bubbe, François Delarie en Pieter Restant, procureurs bij de Grote Raad van Mechelen, te machtigen om namens hen op te treden in processen die voor de raad aanhangig zijn of nog zullen volgen als eiser of verweerder. In het bijzonder betreft het het proces dat nog aanhangig is voor de raad waarin de ingelanden optreden als eiser tegen Jan Jacobsz. van Utrecht en Pieter Sijmonsz. vanwege de zes groten Vlaams die de verweerders de ingelanden per morgen opgelegd hebben. De procureurs zijn tevens bevoegd om iemand in hun plaats te benoemen.
Overlevering:
Origineel