Uw zoekacties: Familie Gockinga (3), 1591 - 1965

518 Familie Gockinga (3), 1591 - 1965 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Geschiedenis van de familie Gockinga
518 Familie Gockinga (3), 1591 - 1965
Inleiding
1.
Geschiedenis van de familie Gockinga
Organisatie: Groninger Archieven
De eerste Gockinga's komen reeds in de tweede helft van de 13e eeuw in Reiderland en in het begin van de 15e eeuw voor te Zuidbroek, waar zij een sterke burcht bezaten, de "Gockingaheerd", later genoemd "De Drostenborgh". Zij leefden bijna voortdurend in onmin met de bewoners der stad Groningen, die tevergeefs trachtten het kasteel te vermeesteren. * 
Elde of Eijolt Gockinga had als aanhanger der Vetkopers deelgenomen aan de twisten met Groningen, doch zich in 1399 met de stad verzoend en beloofd de wetten des lands te zullen eerbiedigen. De gesloten zoen werd echter spoedig verbroken en Elde werd voor de rechter gedagvaard. Om dit tegen te gaan deed hij alles wat hem gelast werd: hij slechtte de wallen van zijn kasteel, dempte de grachten, dankte zijn lieden af en bood zichzelf aan als gijzelaar.
Op 29 april 1401 werd een nieuwe overeenkomst gesloten, waarbij o.a. bepaald werd dat hij de bezetting van zijn slot naar goeddunken mocht kiezen en dat zijn broer Tammo Gockinga, in vervanging van zijn zoon Eppo Gockinga die toen in Westerwolde was, zich in pandschap zou stellen.
Elde reisde naar Westerwolde om zijn zoon naar Groningen te geleiden, doch in zijn afwezigheid belegerden de Oldambster boeren zijn kasteel.
Dit kasteel moet men zich voorstellen als een eenvoudige, rechthoekige toren met een zadeldak, bestaande uit een kelder en een zolder en daartussen één, twee of drie verdiepingen. De afmetingen van het kasteel van de Gockinga's te Zuidbroek waren 8,50m bij 11,40m. Dit zijn de afmetingen buitenwerks. De muren zelf waren 2 à 4 stenen dik, dus 65 à 130 cm, soms zelfs nog meer. Het dak sprong waarschijnlijk zover terug dat er plaats was voor een ommegang met kantelen van waaraf men de belegeraars kon bestoken. Het kasteel diende primair voor de verdediging. De omvang was verder zodanig dat men er kon wonen. * 
In 1955 heeft men onder leiding van de Oudheidkundige Dienst te Groningen een onderzoek ingesteld naar de resten van "De Drostenborch" te Zuidbroek. * 
Elde, die met zijn zoon inmiddels teruggekeerd was, trachtte boden naar Groningen te zenden om zich te beklagen over het schenden van de overeenkomst, doch dezen vielen in handen van de belegeraars, die vervolgens de hulp van de stad inriepen en daarmede het slot innamen.
Elde en zijn zoon werden naar Groningen vervoerd en tot 1405 gevangen gehouden op de A-poort. * 
Elde Gockinga was gehuwd met Wernel, gravin van Kauwenborg en Stemborg *  en had daarbij één zoon, de bovengenoemde Eppo Gockinga.
Eppo herbouwde het vaderlijk slot en versterkte het zoveel mogelijk. Eppo Gockinga, steunend op de hulp van zijn zwager, Edzard Cirksema, de graaf van Oost-Friesland, stelde alles in het werk om de handel van de stad Groningen te benadelen.
Toen Philips de Goede, hertog van Bourgondië, Eppo Gockinga aan zijn hof verbond begonnen de Groningers te vrezen voor de toeneming van zijn macht; zij belegerden zijn slot te Zuidbroek in 1438. Door tussenkomst van graaf Edzard werd een overeenkomst gesloten waarbij Eppo Gockinga zijn slot terugkreeg. Hij overleed in het begin van 1444.
Een achter-achterkleinzoon van Eppo was Scato Gockinga (1566-1641). Hij werd in 1595 benoemd tot secretaris van Gedeputeerde Staten van Groningen, in 1602 tot raad en syndicus der Ommelanden en in 1618 tot lid der Staten-Generaal. In 1619 behoorde hij tot de rechters in het proces tegen Van Oldenbarneveld, De Groot en Hoogerbeets. *  Voorts was hij curator van de Groninger universiteit van 1615 tot 1640. * 
Een dochter van Scato Gockinga, Hille, huwde met Ludolf (Henrici) Werumeus, secretaris van de Hoge Justitiekamer van Stad en Lande. Zijn kinderen namen de naam Gockinga aan. Ludolf (Henrici) Werumeus wordt beschouwd als de stamvader van het tweede, thans nog levende geslacht Gockinga. Het eerste geslacht Gockinga is in het midden van de 18e eeuw in de mannelijke lijn uitgestorven.
Het geslacht Gockinga is voor de provincie Groningen, ja zelfs voor de geschiedenis van ons vaderland zeer belangrijk geweest. Gedurende meer dan vier eeuwen vervulden leden van deze familie functies bij de rechterlijke macht en namen deel aan politieke gebeurtenissen, wat in dit familiearchief duidelijk tot uiting komt.
Enkele personen wil ik met name noemen, niet omdat zij belangrijker zijn dan de overige familieleden, maar enkel om een indruk te geven welke functies o.a. door leden van de familie Gockinga bekleed zijn.
Scato Gockinga, 1624-1683, was raadsheer te Groningen, secretaris van Gedeputeerde Staten en werd in 1672 lid van de Staten-Generaal. In de hachelijke omstandigheden waarin ons vaderland in dat jaar verkeerde werd hij door de staten onder de eed van geheimhouding gemachtigd om gezamenlijk met prins Willem III, Van Beuningen en Van Beverningk met de Engelse gezanten Arlington en Buckingham te onderhandelen. In 1665 was hij wegens Groningen lid van de admiraliteit van Amsterdam en in de jaren 1680, 1682 en 1683 curator van de Groninger universiteit. *  Zijn beeltenis komt voor op een gedenkpenning geslagen ter herinnering aan het beleg van Groningen van 9 juli-17 augustus 1672. * 
Campegius Hermannus Gockinga, 1748-1823, studeerde rechten in Groningen en verwierf in 1768 zijn doctorsgraad na de verdediging van zijn dissertatie "De mitigatione poenarum". In 1792 werd hij benoemd tot lid van Gedeputeerde Staten. In 1802 werd hij verkozen tot lid van het Staatsbewind van de Bataafse Republiek en in 1805 tot lid der provinciale staten van Groningen. Koning Lodewijk benoemde hem op 27 april 1808 tot kwartierdrost van Winschoten en lid van de Raad van State en schonk hem de Orde der Unie. Bij de inlijving bij Frankrijk werd Gockinga benoemd tot onderprefect, maar hij wilde dit ambt niet aanvaarden.
Na de bevrijding van ons vaderland behoorde hij tot de notabelen die in 1814 de Grondwet aannamen. Hij werd vervolgens tot lid der Staten-Generaal gekozen en nam deel aan de samenstelling der Nederlandse wetboeken.
De voornaamste redevoeringen door hem in de Staten-Generaal gehouden zijn in een bundel uitgegeven onder de titel "Het tegenwoordig stelsel van belastingen in het Koninkrijk der Nederlanden." In de jaren 1805 tot 1808 was hij curator van de Groninger universiteit. * 
Campegius Hermannus Gockinga, 1804-1882, werd reeds als student te Groningen met goud bekroond wegens zijn geschrift "Commentatio de poena stigmatis". In 1827 werd hij advocaat, in 1829 griffier van het vredegerecht te Groningen, 16 september 1838 rechter te Winschoten, 14 juni 1844 lid van de Hoge Raad, 7 november 1877 Vice-President en op 6 april 1878 President van dat College. Hij was Commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw en Commandeur in de Groot Hertogelijke Luxemburgse Orde der Eikenkroon. Van zijn hand verschenen o.a. "Brieven over het recht van Beklemming."
2. Verantwoording van de inventarisatie

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het familiearchief Gockinga (III)
Bewerker:
H.Chr.A. Pals en M. Visch-Camphuis
Behoort tot collectie:
Rijk
Laatste Publicatie:
2017
Laatste uitvoer:
12-05-2022
Omvang:
3 charters 2,5 m standaardarchiefberging
Bijzonderheden:
Eerdere versie uit 1975, herzien in verband met aanvulling.
Archiefvormer(s):