Bij gemeenteraadsbesluit van 22 september 1931 wordt de bezuinigings-inspecteur J.A. Vis, of degene die hem vervangt, aangewezen als boekhoudkundige (lees: accountant) die volgens de nieuwe Gemeentewet de bedrijfsrekeningen om de jaarrekeningen van de gemeentelijke diensten en bedrijven moet controleren en deugdelijk moet verklaren. Daarmee is de oprichting van een gemeentelijke accountantsdienst een feit. De dubbelfunctie hoofd van de accountantsdienst en bezuinigingsinspecteur heeft te maken met het feit dat beide functies veel raakvlakken hebben en erg met elkaar zijn verweven. In de aangetroffen correspondentie lopen de benamingen dan ook wat door elkaar. Soms wordt er gesproken over de Bezuinigingsdienst of Bezuinigings- en Accountantsdienst. Formeel is er slechts sprake van de Gemeentelijke Accountantsdienst, waarvan de bezuinigingsinspecteur hoofd is.
Met enkele medewerkers verricht hij niet alleen de financiële controle bij de gemeentelijke diensten en bedrijven, maar ook bij woningbouwverenigingen en door de gemeengesubsidieerde instellingen.

In 1940 heeft de dienst drie accountants en twee assistenten. In 1946 telt de dienst negen personeelsleden. In 1948 wordt de dienst als Gemeente-Accountantsdienst aangeduid en het hoofd directeur genoemd.

De aanwezigheid van een accountant die in de keuken van de diensten en bedrijven mag rondneuzen, wordt in die tijd niet altijd als vanzelfsprekend beschouwd: in 1955 wordt het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf zelfs door het college van burgemeester en wethouders schriftelijk opgedragen de door de accountantsdienst gewenste gegevens te verstrekken en alle medewerking te verlenen die noodzakelijk is.