Uw zoekacties: Gemeente Wijlre, 1797-1937

T405 Gemeente Wijlre, 1797-1937 ( Historisch Centrum Limburg, te Heerlen (voormalig Rijckheyt) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Voorwoord
Schets van het Plaatselijk Bestuur
T405 Gemeente Wijlre, 1797-1937
Inleiding
Schets van het Plaatselijk Bestuur
Toen Wijlre in 1800 weer een zelfstandige gemeente werd, na, na de komst der Fransen in 1794, in de periode 1796-begin 1800 deel te hebben uitgemaakt van het kanton Gulpen het kanton waar Wijlre toe behoorde kreeg eerst Gulpen als hoofdplaats; op 9 januari 796 werd Vaals echter tot hoofdplaats aangewezen en op 10 februari 1796 Witeem, zodat de naam van het kanton Wittem luidt *  , kreeg het zoals alle plaatsen met minder dan 2500 inwoners een maire en een adjoint municipal aan het hoofd met daarnaast een conceil municipal van 10 leden. * 
Bij Koninklijk Besluit van 14 februari 1818, nr. 95, werd een reglement van bestuur voor het platteland vastgesteld. Elke plattelandsgemeente in Limburg kreeg ingevolge dit reglement een schout, benoemd door de koning, aan het hoofd, terwijl het plaatselijk bestuur verder bestond uit twee schepenen, benoemd door gedeputeerde staten, voor de eerste maal onmiddelijk, en vervolgens op voordracht van de raad, uit opgaven van een dubbeltal kandidaten. De leden der plaatselijke besturen werden benoemd voor zes jaren en waren steeds herkiesbaar. De raadsleden werden bij derde gedeelten vernieuwd: om te twee jaar trad een derde gedeelte van de raad en 1 schepen af, terwijl de schout met het laatste derde gedeelte aftrad
Het aantal raadsleden was niet in elke gemeente hetzelfde; het bedroeg, de schout inbegrepen, 12 in gemeenten met meer dan 1.000 inwoners, 9 in die 500-1.000 en 6 in die met minder dan 500 inwoners
Schout en schepenen benoemden alle andere gemeentefunctionarissen met uitzondering van de gemeentesecretaris en de gemeente-ontvanger, die door gedeputeerde staten werden benoemd uit een dubbeltal kandidaten, voorgedragen door de raad
Bij het reglement op het bestuur ten platten lande in de provincie Limburg, vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 23 juli 1825, nr. 132, *  werden de namen schout en schepenen veranderd in burgemeester en assessoren, benamingen, die in de noordelijke provincies reeds sedert de eerste reglementen voor het bestuur der plattelandsgemeenten in de verschillende provincies (1815-1819) in gebruik waren. Het plaatselijk bestuur bleef bestaan uit een burgemeester, twee assessoren en een gemeenteraad. De burgemeenster werd door de koning benoemd, de assessoren vanwege de koning door de staatsraad gouverneur der provincie, uit de leden van de gemeenteraad en de gemeenteraad door gepeduteerde staten, na het plaatselijk bestuur te hebben gehoord
De termijn van benoeming voor al deze functionarissen bleef zes jaar, herbenoeming was steeds mogelijk. Om de twee jaar trad een derde of ongeveer een derde gedeelte der gemeenteraad af; de assessoren maakten deel uit van het eerste of tweede aftredende derde gedeelte, de burgemeester behoorde tot het laatste
De gemeenteraad, inclusief burgemeester en assessoren, bestond uit 7 of 9 personen, naar gelang de provinciale staten bepaalde
De gemeentesecretaris werd door de koning op voordracht van de gemeenteraad benoemd, de gemeente-ontvanger door gedeputeerde staten, eveneens op voordracht van de gemeenteraad
Bij de Belgische opstand in 1830 stond bijna geheel Limburg aan de zijde van onze Zuiderburen. Ook Wijlre heeft negen jaar lang, 1830 - 1839, deel uitgemaakt van het nieuwe Belgische Koninkrijk. Als gevolg van de afscheiding ontstond er een nieuwe bestuursregeling voor de plattelandsgemeenten. Ingevolge het bluit van het gouvernement provisiore van 8 october 1830 *  moesten de notabelen ( zij die een bepaalde som in de belasting betaalden en zij die een vrij beroep uitoefenden) een burgemeester, assessoren en raadsleden kiezen. Over de termijn van benoeming werd in dit besluit niet gesproken. Het besluit van het gouvernement provisoire van 28 october 1830 *  bepaalde, dat de gemeentesecretaris zou worden benoemd door de gemeenteraadsleden en de gemeente-ontvanger door de gouverneur der provincie uit een voordracht van 3 kandidaten door te gemeenteraad
Met de Belgische gemeentewet an 30 maart 1836 *  traden nieuwe bepalingen in werking en vervielen ipso facto de zo juist genoemde gouvernementsbesluiten. In deze wet werd de gemeenteraad, niet meer de burgemeester, op de voorgrond geplaats. De raadsleden werden door de kiesgerechtigde inwoners (censuskiesrecht) gekozen, en wel rechtstreeks; de burgemeester en schepenen werden door de koning uit de leden van de raad benoemd. De zittingstermijn der raadsleden, evenals die van burgemeester en schepenen, was zes jaar, maar in de wijze van aftreding kwam enige verandering; deze zou om de drie jaar plaats hebben, de helft der raadsleden trad dan telkens af; de schepenen zouden voor de helft bij de eerste reeks behoren, voor de helft bij de etweede en de burgemeester bij de tweede. Het aantal raadsleden, inclusief burgemeester en schepenen, bedroeg 7 in gemeenten beneden 1.000 inwoners, 9 in die van 1.000-3.000 inwoners, 11 in die van 3.000-10.000etc. ... en tenstlotte 31 in die van 70.000 en meer inwoners
De gemeentesecretaris werd volgens de gemeentewet van 30 maart 1836 door de gemeenteraad benoemd, welke benoeming moest worden goedgekeurd door de députation permanente du conceil provincial. De eerste benoeming van de secretaris geschiedde bij koninklijk besluit
De gemeente-ontvanger werd eveneens door de gemeenteraad benoemd onder goedkeuring van de députation permanente du conceil provincial
Na de ingevolge het Londens tractaat van 19 april 1839 *  tot stand gekomen vereniging van de tegenwoordige provincie Limburg met de noordelijke Nederlandse provincies (officieel door de wet van 4 september 1840, Stv..48) werd bij besluit van koning Willem I van 24 september 1840 de Nederlandse grondwet, zoals die in dat jaar gewijzigd was, voor het hertogdom Limburg van kracht verklaard. * 
Voordien echter waren er al voorlopige bestuursmaatregelen getroffen o.a. dat alle bestaande en werkzame ambtenaren, zonder onderscheid of uitzonderng, in de weder in het bezit genomen landstreken van Limburg, aanvankelijk en tot zolang daaromtrent nader zou zijn beschikt, hun bedieningen bleven uitoefenen. Ook na de van kracht verklaring van de grondwet )24 september 1840) kwamen er nog verschillende wetten omtrent het plaatselijk bestuur in de provincie tot stand.
We vatten deze besluiten en wetten voor wat betreft de benoeming van burgemeester, schepenen, raadsleden, secretaris en ontvanger gemakshalve als volgt kort samen:
De burgemeester bleef benoemd worden door de koning.
De schepenen werden benoemd door de commissaris, belast met het voolopig, later door de Staatsraad Gouverneur van het hertogdom.
De raadsleden werden benoemd door de commissarissen, belast met het voorlopig bestuur, en vanaf 28 september 1841 door de gedeputeerde staten.
De secretaris werd benoemd door de koning.
De ontvanger werd benoemd door de commissarissen, belast met het voorlopig bestuur, en later door de Staatsraad Gouverneur van het hertogdom
De grondwet van 1848 en de daardoor geëiste gemeentewet van 29 juni 1851, Stb.85, stellen de raad aan het hoofd van de gemeente. Het bestuur van elke gemeente bestaat uit een gemeenteraad, een college van burgemeester en wethouders en een burgemeester. De leden van de raad worden gekozen door de inwoners der gemeente volgens censuskiesrecht. De raadsleden hebben zitting gedurende 6 jaar; een derde van hen treedt om de twee jaar af en zijn weer herkiesbaar. De wethouders worden door de raad uit zijn midden benoemd; ze worden gekozen voor 6 jaar, de helft treedt om de drie jaar af en zijn weer herkiesbaar. De burgemeester wordt door de koning benoemd voor de tijd van 6 jaar; hij kan na verloop van die tijd herbenoemd worden
Het aantal raadsleden bedraagt, onverschillig of de burgemeester al dan niet lid van de raad is, 7 in gemeenten beneden de 3.000, 11 in gemeenten van 3.000-6.000, 13 in gemeenten van 6.001-1.000 inwoners etc. ... en tenslotte 45 in gemeenten boven de 200.000 inwoners
De gemeentesecretaris wordt door de raad, op voordracht van burgemeester en wethouders benoemd, geschorst of ontslagen. De burgemeester, tot secretaris benoemd, wordt als zodanig niet dan met goedkeuring van de Kroon geschorst of ontslagen. De gemeente-ontvanger wordt eveneens door de raad, op voordracht van burgemeester en wethouders, benoemd, geschorst of ontslagen
De grondwet van 1848 en de gemeentewet van 1851 zijn, met inbegrip van hun vele wijzigingen, nog steeds de grondslag voor de huidige samenstelling van het plaatselijk bestuur. de voornaamste wijzigingen in verband met het hierboven behandelde zijn: het algemeen kiesrecht, de zittingsperiode van 4 jaar voor zowel de gemeenteraad als de wethouders en de afschaffing van de periodieke aftreding
Verantwoording van de ordening en Inventarisatie

Kenmerken

Datering:
1797-1937
Titel:
Gemeente Wijlre, 1797-1937
Inhoud:
Inventaris van de archieven van de gemeente Wijlre
Beschrijving:
Inventaris van de archieven van de gemeente Wijlre
Omvang:
ca. 23 mtr.
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld.
Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Rijckheyt, Centrum voor Regionale Geschiedenis, Heerlen. Toegang T405 Gemeente Wijlre, 1797-1937
VERKORT:
NL-HrlRi T405