Uw zoekacties: Gemeente Nuth (1650-1933) en Vaesrade (1775-1821), 1650-1933

T002 Gemeente Nuth (1650-1933) en Vaesrade (1775-1821), 1650-1933 ( Historisch Centrum Limburg, te Heerlen (voormalig Rijckheyt) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Voorwoord (1.01.)
Schets van het plaatselijk bestuur (1.02.)
T002 Gemeente Nuth (1650-1933) en Vaesrade (1775-1821), 1650-1933
1. Inleiding
Schets van het plaatselijk bestuur (1.02.)
Voordat Nuth in 1626 door de koning van Spanje als afzonderlijke heerlijkheid werd verpand behoorde het tot de schepenbank van Klimmen. De eerste verpanding, d.d. 11 augustus 1626, aan Hendrik van den Bergh, genaamd Trips, ging uiteindelijk niet door; op 20 augustus d.a.v. werd Nuth nogmaals verpand als heerlijkheid, nu aan Steven van Eynatten. Zijn zoon Ulrich kwam in 1642 door aankoop in het bezit van de heerlijke rechten. Deze bleven eigendom van de familie van Eynatten tot het einde van de 18e eeuw. * 
Vaesrade was van oudsher een bezitting van het kapittel van St. Servaas te Maastricht. Voornoemd kapittel was reeds in 1139 in het bezit van Vaesrade blijkens een pauselijke breve uit dat jaar. Schout, schepenen en bode werden door het kapittel benoemd. * 
Na de komst der Fransen in 1794 werd, tegelijk met de invoering van de departementale bestuursvorm, ter vervanging van de plaatselijke besturen een organisatie van kantons ingevoerd, voortvloeiend uit de grondwet der Franse republiek van 5 fructidor an III (22 augustus 1795). Bij deze nieuwe bestuursorganisatie werd aan alle plaatsen beneden de 5000 inwoners het zelfstandig bestuur ontnomen; deze plaatsen konden geen eigen municipaliteit meer vormen, men plaatste hen kantonsgewijze onder een gemeenschappelijk bestuur, te weten de z.g. municipale administratie van het kanton. De plaatsen behielden in zoverre nog een restant van hun oorspronkelijke zelfstandigheid, dat ze ieder een agent municipal en adjoint konden kiezen. De gezamenlijke agenten en adjoints vormden de municipale administratie, aan het hoofd waarvan een president stond, die voorzitter was. De municipale administratie van een kanton bestond aldus uit de gezamenlijke agenten en adjoints van de vroegere zelfstandige gemeenten, die nu deel uitmaakten van het kanton, met aan het hoofd een president.
Naast of boven de municipale administratie stond in ieder kanton een vertegenwoordiger van het departementaal bestuur, de z.g. "Commissaire du directoire exécutif", die zijn instructies ontving door tussenkomst van de commissaris bij het departementaal bestuur. De commissaris van het directoir executief bij het kanton moest toezicht uitoefenen op de plaatselijke gezagsdragers en er voor waken dat de wetten stipt werden uitgevoerd, terwijl hij de municipale administratie bovendien bijstond als raadsman. Bij de beraadslagingen beschikte hij weliswaar niet over het recht om mee te stemmen, maar anderzijds mocht de lokale administratie geen beslissingen treffen zonder zijn medeweten. Wanneer deze hem onwettig voorkwamen beschikte hij over de bevoegdheid ze te annuleren. Hij stond voortdurend in contact met de centrale administratie van het departement om verslag uit te brengen over de toestand en de politieke activiteiten in het kanton, alsmede over het gedrag van de kantonnale bestuurders. Hij werd benoemd door de commissaris van het directoir exécutif bij het departement. * 
Nuth en Vaesrade werden ingedeeld bij het kanton Oirsbeek, dat verder de plaatsen Amstenrade, Bingelrade, Brunssum, Geleen, Hoensbroek, Jabeek, Merkelbeek, Oirsbeek, Schinnen, Schinveld, Spaubeek en Wijnandsrade omvatte. * 
In Nuth, dat 201 huizen en 1020 inwoners telde in 1796 *  , komen we als agent municipal J.H. Ackermans tegen en als adjoints achtereenvolgens L. Clootz en B. Drummen. * 
Te Vaesrade zijn J.M. Ritzen, J.P. Diederen en J. Mannens achtereenvolgens agent municipal terwijl de laatste vóór zijn benoeming tot agent municipal de post van adjoint bekleedde. * 
In 1800, bij de wet van 28 pluviose an VIII (17 februari 1800), werden de "municipalités de canton" opgeheven, waardoor de plaatsen beneden de 5000 inwoners weer in het bezit van een eigen bestuur werden gesteld. In de meeste plaatsen waar voorheen een agent municipal en adjoint was kwam nu een maire met een of meer adjoints (naar gelang het aantal inwoners van beneden de 2500 tot boven de 2500, boven de 5000 en boven de 10.000 varieerde) met daarnaast een conceil municipal van 10 tot 30 leden. * 
Het einde van de Franse tijd in 1814 heeft geen onmiddellijke invloed gehad op het plaatselijk bestuur, alleen heette de maire voortaan burgemeester. Ook bij de overgang tot het koninkrijk der Nederlanden bleef de inrichting van het plaatselijk bestuur hetzelfde tot aan de nieuwe bestuursorganisatie in 1818. Eerste maire van Nuth werd J.G. Goossens *  , van Vaesrade J. Mannens. * 
Nuth telde in 1816 1127 inwoners, als volgt over de gemeente verdeeld: Nuth 356, Hellebroek 236, Hunnecum 197, Terstraten 159 en Grijzegrubben 179 *  ; Vaesrade telde er dat jaar 122. * 
Bij Koninklijk Besluit van 14 februari 1818, nr. 95, werd een reglement van bestuur voor het platteland vastgesteld. Elke plattelandsgemeente in Limburg kreeg ingevolge dit reglement een schout, benoemd door de koning, aan het hoofd, terwijl het plaatselijk bestuur verder bestond uit twee schepenen, benoemd door gedeputeerde staten uit de leden van de gemeenteraad, op voordracht van de raad, uit een dubbeltal, en een gemeenteraad, benoemd door gedeputeerde staten, voor de eerste maal onmiddellijk, en vervolgens op voordracht van de raad, uit een opgave van een dubbeltal kandidaten. De leden der plaatselijke besturen werden benoemd voor zes jaren en waren steeds herkiesbaar. De raadsleden werden bij derde gedeelten vernieuwd: om de twee jaar trad een derde gedeelte van de raad en 1 schepen af, terwijl de schout met het laatste derde gedeelte aftrad.
Het aantal raadsleden was niet in elke gemeente hetzelfde; het bedroeg, de schout inbegrepen, 12 in gemeenten met meer dan 1.000 inwoners, 9 in die met 500-1.000 en 6 in die met minder dan 500 inwoners. Schout en schepenen benoemden alle andere gemeentefunctionarissen met uitzondering van de gemeentesecretaris en de gemeenteontvanger, die door gedeputeerde staten werden benoemd uit een dubbeltal kandidaten, voorgedragen door de raad.
Op 15 september 1819 bevestigde de Hoge Raad van Adel de gemeente Nuth in het bezit van het navolgende wapen: zijnde St. Bavo, in zijn gewone wapenrusting. * 
Bij Koninklijk Besluit van 26 juli 1821 werd de gemeente Vaesrade opgeheven en bij de gemeente Nuth gevoegd. *  Vaesrade telde op 31 december van het daaraan voorafgaande jaar 122 inwoners *  , Nuth 1055. * 
Bij het reglement op het bestuur ten platten lande in de provincie Limburg, vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 23 juli 1825, nr. 132, *  werden de namen schout en schepenen veranderd in burgemeester en assessoren, benamingen, die in de noordelijke provincies reeds sedert de eerste reglementen voor het bestuur der plattelandsgemeenten in de verschillende provincies (1815-1819) in gebruik waren. Het plaatselijk bestuur bleef bestaan uit een burgemeester, twee assessoren en een gemeenteraad. De burgemeester werd door de koning benoemd, de assessoren vanwege de koning door de staatsraad gouverneur der provincie, uit de leden van de gemeenteraad en de gemeenteraad door gedeputeerde staten, na het plaatselijk bestuur te hebben gehoord.
De termijn van benoeming voor al deze functionarissen bleef zes jaar, herbenoeming was steeds mogelijk. Om de twee jaar trad een derde of ongeveer een derde gedeelte der gemeenteraad af; de assessoren maakten deel uit van het eerste of tweede aftredende derde gedeelte, de burgemeester behoorde tot het laatste.
De gemeenteraad, inclusief burgemeester en assessoren, bestond uit 7 of 9 personen, naar gelang de provinciale staten bepaalden. De gemeentesecretaris werd door de koning op voordracht van de gemeenteraad benoemd, de gemeente-ontvanger door gedeputeerde staten, eveneens op voordracht van de gemeenteraad.
Provinciale staten bepaalden het aantal raadsleden, inclusief burgemeester en assessoren, voor Nuth op 7. De gemeente telde 1178 inwoners in 1825. * 
Bij de Belgische opstand in 1830 stond bijna geheel Limburg aan de zijde van onze Zuiderburen. Ook Nuth heeft negen jaar lang, 1830-1839, deel uitgemaakt van het nieuwe Belgische Koninkrijk. Als gevolg van de afscheiding ontstond er een nieuwe bestuursregeling voor de plattelandsgemeenten. Ingevolge het besluit van het gouvernement provisoire van 8 october 1830 *  moesten de notabelen (zij die een bepaalde som in de belasting betaalden en zij die een vrij beroep uitoefenden) een burgemeester, assessoren en raadsleden kiezen. Over de termijn van benoeming werd in dit besluit niet gesproken.
Het besluit van het gouvernement provisoire van 28 october 1830 *  bepaalde, dat de gemeentesecretaris zou worden benoemd door de gemeenteraadsleden en de gemeente-ontvanger door de gouverneur der provincie uit een voordracht van 3 kandidaten door de gemeenteraad.
Met de Belgische gemeentewet van 30 maart 1836 *  traden nieuwe bepalingen in werking en vervielen ipso facto de zo juist genoemde gouvernementsbesluiten. In deze wet werd de gemeenteraad, niet meer de burgemeester, op de voorgrond geplaatst. De raadsleden werden door de kiesgerechtigde inwoners (censuskiesrecht) gekozen, en wel rechtstreeks; de burgemeester en schepenen werden door de koning uit de leden van de raad benoemd. De zittingstermijn der raadsleden, evenals die van burgemeester en schepenen, was zes jaar, maar in wijze van aftreding kwam enige verandering; deze zou om de drie jaar plaats hebben, de helft der raadsleden trad dan telkens af; de schepenen zouden voor de helft bij de eerste reeks behoren, voor de helft bij de tweede en de burgemeester bij de tweede.
Het aantal raadsleden, inclusief burgemeester en schepenen, bedroeg 7 in gemeenten beneden 1.000 inwoners, 9 in die van 1.000-3.000 inwoners, 11 in die van 3.000-10.000 etc. en tenslotte 31 in die van 70.000 en meer inwoners.
De gemeentesecretaris werd volgens de gemeentewet van 30 maart 1836 door de gemeenteraad benoemd, welke benoeming moest worden goedgekeurd door de députation permanente du conceil provincial. De eerste benoeming van de secretaris geschiedde bij Koninklijk Besluit. De gemeente- ontvanger werd eveneens door de gemeenteraad benoemd onder goedkeuring van de députation permanente du conceil provincial.
Nuth telde 1285 inwoners in 1836 *  , zodat het een gemeenteraad kreeg die uit 9 leden bestond. Na de ingevolge het Londens tractaat van 19 april 1839 wederinbezitneming van Limburg door de Nederlandse koning Willem I, d.d. 22 juni 1839, en de opname van Limburg als hertogdom in de Duitse bond, d.d. 5 september 1839, werd de Nederlandse grondwet bij Koninklijk Besluit van 24 september 1840 voor Limburg van kracht verklaard. * 
Voordien echter waren er al voorlopige bestuursmaatregelen getroffen o.a. dat alle bestaande en werkzame ambtenaren, zonder onderscheid of uitzondering, in de weder in het bezit genomen landstreken van Limburg, aanvankelijk en tot zolang daaromtrent nader zou zijn beschikt, hun bedieningen bleven uitoefenen. Ook na de van kracht verklaring van de grondwet kwamen er nog verschillende wetten omtrent het plaatselijk bestuur in de provincie tot stand.
We vatten deze besluiten en wetten voor wat betreft de benoeming van burgemeester, schepenen, raadsleden, secretaris en ontvanger gemakshalve als volgt kort samen:
De burgemeester bleef benoemd worden door de koning.
De schepenen werden benoemd door de commissarissen, belast met het voorlopig bestuur, later door de Staatsraad Gouverneur van het hertogdom.
De raadsleden werden benoemd door de commissarissen, belast met het voorlopig bestuur, en vanaf 28 september 1841 door de gedeputeerde staten.
De secretaris werd benoemd door de koning.
De ontvanger werd benoemd door de commissarissen, belast met het Voorlopig bestuur, en later door de Staatsraad Gouverneur van het hertogdom.
De gemeente Nuth telde 1201 inwoners in 1840, en 245 huizen, waarvan er 59 in Nuth, 39 in Hellebroek, 42 in Hunnecum, 33 in Terstraten, 44 in Grijzegrubben en 28 in Vaesrade lagen. * 
De grondwet van 1848 en de daardoor geëiste gemeentewet van 29 juni 1851, Stb.85, stellen de raad aan het hoofd van de gemeente. Het bestuur van elke gemeente bestaat uit een gemeenteraad, een college van burgemeester en wethouders en een burgemeester. De leden van de raad worden gekozen door de inwoners der gemeente volgens censuskiesrecht. De raadsleden hebben zitting gedurende 6 jaar; een derde van hen treedt om de twee jaar af en zijn weer herkiesbaar. De wethouders worden door de raad uit zijn midden benoemd; ze worden gekozen voor 6 jaar, de helft treedt om de drie jaar af en zijn weer herkiesbaar. De burgemeester wordt door de koning benoemd voor de tijd van 6 jaar; hij kan na verloop van die tijd herbenoemd worden.
Het aantal raadsleden bedraagt, onverschillig of de burgemeester al dan niet lid van de raad is, 7 in gemeenten beneden de 3.000, 11 in gemeenten van 3.000-6.000, 13 in gemeenten van 6.001-10.000 inwoners etc. en tenslotte 45 in gemeenten boven de 200.000 inwoners.
De gemeentesecretaris wordt door de raad, op voordracht van burgemeester en wethouders benoemd, geschorst of ontslagen. De burgemeester, tot secretaris benoemd, wordt als zodanig niet dan met goedkeuring van de Kroon geschorst of ontslagen. De gemeente-ontvanger wordt eveneens door de raad, op voordracht van burgemeester en wethouders, benoemd, geschorst of ontslagen.
De grondwet van 1848 en de gemeentewet van 1851 zijn, met inbegrip van hun vele wijzigingen, nog steeds de grondslag voor de huidige samenstelling van het plaatselijk bestuur. De voornaamste wijzigingen in verband met het hierboven behandelde zijn: het algemeen kiesrecht, de zittingsperiode van 4 jaar voor zowel de gemeenteraad als de wethouders en de afschaffing van de periodieke aftreding.
De gemeente Nuth telde op de volgende data de volgende aantallen inwoners:
31 december 1851: 1313.
31 december 1859: 1351.
31 december 1869: 1249.
31 december 1877: 1243.
31 december 1889: 1212.
31 december 1899: 1280.
31 december 1909: 1392.
31 december 1919: 2465.
31 december 1929: 4373.
31 december 1933: 4191. * 
De 2000e inwoner werd begroet in 1916, de 3000e in 1921 en de 4000e in 1927. * 
Aan het slot van deze schets volgen nu nog lijsten van burgemeesters, wethouders, raadsleden, gemeentesecretarissen en gemeente-ontvangers van Nuth uit de periode 1800-1941 en Vaesrade uit de periode 1800-1821, voor zover althans bekend. * 
Bij Nuth is 1941 als eindjaar genomen voor de wethouders en raadsleden omdat, na de bezetting van Nederland door de Duitsers in mei 1940, de werkzaamheden van het college van burgemeester en wethouders en die van de gemeenteraad met ingang van 1 september 1941 moesten blijven rusten; hun bevoegdheid ging ingevolge verordening no. 152/1941 van de rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied over op de burgemeester. Bij sommige raadsleden uit het 1e kwart van de 19e eeuw treft men het begin en/of eindjaar van hun zittingsperiode tussen haakjes aan; dit wil zeggen dat het begin en/of eindjaar niet bekend is en dat zij in het tussen haakjes geplaatste jaar voor het eerst en/of laatst voorkomen als raadslid in de nog bewaard gebleven archiefbescheiden.
Burgemeesters van Nuth (1.03.)
Burgemeesters van Vaesrade (1.04.)
Wethouders van Nuth (1.05.)
Raadsleden van Nuth (1.06.)
Raadsleden van Vaesrade (1.07.)
Gemeentesecretarissen van Nuth (1.08.)
Gemeente-ontvangers van Nuth (1.09.)
Gemeente-ontvangers van Vaesrade (1.10.)
Verantwoording van de ordening en inventarisatie (1.11.)
Colofon (1.12.)

Kenmerken

Datering:
1650-1933
Titel:
Gemeente Nuth (1650-1933) en Vaesrade (1775-1821), 1650-1933
Openbaarheid:
openbaar op enkele stukken na
Omvang:
31 meter
Toegang:
inventaris
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld.
Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Rijckheyt, Centrum voor Regionale Geschiedenis, Heerlen. Toegang T002 Gemeente Nuth (1650-1933) en Vaesrade (1775-1821), 1650-1933
VERKORT:
NL-HrlRi T002