In 1973 werd door de Raden van de gemeenten Brunssum, Eygelshoven, Heerlen, Hoensbroek, Kerkrade, Nieuwenhagen, Landgraaf, Schaesberg, Simpelveld, Ubach over Worms, Vaals en Wittem de gemeenschappelijke regeling Regionale Vuilverwerking Oostelijk Zuid-Limburg in het leven geroepen.
Deze gemeenschappelijke regeling had tot taak het verrichten van al wat noodzakelijk was voor de aanleg, inrichting en exploitatie van één of meer gemeenschappelijke vuilstortplaatsen volgens de voorschriften uit het Provinciale Afvalstoffenplan en de Afvalstoffenwet. De regeling verplichtte de deelnemende gemeenten bovendien om het in hun gemeente geproduceerde afval af te voeren of te doen afvoeren naar de door de regeling geëxploiteerde vuilnisstortplaatsen.

Het Algemeen Bestuur van de Regionale Vuilverwerking Oostelijk Zuid-Limburg werd gevormd door de Raad van het Stadsgewest Oostelijke Mijnstreek (SOM), bestaande uit 24 leden, te weten vier burgemeesters en 20 leden van de gemeenteraden. Het Dagelijks Bestuur van het Stadsgewest vormde tevens het Dagelijks Bestuur van de regionale Vuilverwerking

In 1985 werd in het door de Provinciale Staten van Limburg vastgestelde Afvalstoffenplan een nieuwe indeling gemaakt voor de vuilverwerkingregio. In Oostelijk Zuid-Limburg bestond de nieuwe regio uit de volgende gemeenten: Brunssum, Heerlen, Landgraaf, Kerkrade, Onderbanken, Simpelveld, Vaals, Voerendaal en Wittem. De gemeente Nuth bleef in die opzet aangewezen op de Westelijke Mijnstreek en Gulpen op Berg en Terblijt.
De stortplaats Bocholtz zou naar het oordeel van de Provincie in 1985 moeten worden gesloten en de gemeenten Simpelveld, Wittem en Vaals zouden moeten overgaan naar de stortplaats Ubach over Worms.

In de maanden februari en maart 1987 werd door de gemeenten besloten tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling Regionale Vuilverwerking Oostelijk Zuid-Limburg. Tegelijkertijd werd een nieuwe regeling in het leven geroepen: de gemeenschappelijke regeling Streekgewest Oostelijk Zuid-Limburg