Uw zoekacties: Leenfonds Weldadig en Zorgvuldig

0012-01 Leenfonds Weldadig en Zorgvuldig ( Haags Gemeentearchief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Toen de Napoleontische oorlogen in 1814 ten einde waren, bezat Nederland eindelijk de vurig gewenste vrijheid, doch alom heerste grote armoede. Er moest geholpen worden, en van vele kanten werd dan ook steun verleend, maar deze was incidenteel. In hun nood wendden velen, vooral vroegere hofbedienden, zich tot de Koning persoonlijk, van wiens vaderlijk bestuur men alles verwachtte, en inderdaad bleef Willem I voor die smeekbeden niet doof. Met voortvarendheid organiseerde hij een wijze van armenverzorging, die zich over het gehele land uitstrekte, daarin bijgestaan door zijn familieleden. Die zogenaamde 'weldadigheid' onstond dus uit de aanvragen aan Zijne Majesteit en de afdoening van de requesten liep natuurlijk over de Koninklijke thesaurie. Die aanvragen en hun administratie sedert 1814 werden zo talrijk en veelomvattend, dat uit de thesaurie een zogenaamd 'Bureau van Weldadigheid' werd afgesplitst. In de eerste decennia van de twintigste eeuw werd de werkingssfeer van de sociale wetgeving steeds groter, totdat het 'Bureau van Weldadigheid' overbodig werd. In 1933 werd het geliquideerd.
De wens van de Koninklijke familie alles te doen om de 'schamele armen' te ondersteunen bepaalde de Koninklijke actie. In dit licht moeten wij ook de stichting zien van het 'Fonds Weldadig en Zorgvuldig' door de Prinses-Douairière Wilhelmine van Pruissen, de moeder van Koning Willem I. Dit was een particulier fonds, dat uit één kas gratificaties en leningen verstrekte, doch de gratificaties maakten het grootste deel van de 'onderstand' uit. Het fonds is de facto al begonnen te werken in 1814 zonder dat het een bepaalde naam droeg, hoewel het fonds bekend onder de naam 'Weldadig en Zorgvuldig' eerst in 1818 werd opgericht. Wij zien sedert 1814 een fonds ageren, dat het bescheiden begin is van het fonds, dat na 1818 de benaming droeg; 'Instelling door H.K.H. Mevrouwe de Prinses-Douairière van Oranje Nassau onder de zinspreuk 'Weldadig en Zorgvuldig'. Wij vinden het fonds ook wel gequalificeerd als 'Genootschap'; 'Associatie'. * 
Naast particulieren werd aan tamelijk veel oude hofbeambten en bedienden onderstand verleend. Dit geschiedde door bemiddeling van de Hoofdcommissie van de Armeninrichting aan het Bleyenburg. Deze armeninrichting werd bij raadsbesluit van 26 november 1805 als werkinrichting voor de armen van de gemeente 's-Gravenhage opgericht. De armeninrichting werd gevestigd in het vroegere logement van de O.I. Compagnie, later Ministerie van Marine, dat zich aan het Bleyenburg bevond. Het pand werd 18 januari 1809 aan de gemeente overgedragen. Door behoeftige lieden werden in deze armeninrichting linnen en wollen artikelen vervaardigd, gedeeltelijk ten behoeve van militairen. In 1864 werd de armeninrichting opgeheven.
Het bestuur werd gevormd door een commissie uit het armbestuur, al spoedig Hoofdcommissie van de armeninrichting genoemd. Dezelfde notabelen, die in de Hoofdcommissie zaten, waren ook leden van de Hoofddirectie van het Fonds Weldadig en Zurgvuldig, en ook voor 1818 werden de giften uit het fonds van de Prinses-Douairière door bemiddeling van deze personen gedistribueerd. Het kantoor van het fonds was dan ook gevestigd in het gebouw van de armeninrichting en de boekhouder van deze instelling voerde ook de administratie van het fonds van de Prinses. Dit verklaart de zeer nauwe betrekkingen, welke steeds hebben bestaan tussen het Fonds 'Weldadig en Zorgvuldig' en de Armeninrichting. De tussenpersoon tussen de hoofddirectie van het Fonds - Hoofdcommissie van de Armeninrichting - en H.K.H. de Prinses-Douairière was sedert 1814 de secretaris van de Prinses, Jacob Arnold Keuchenius, van 1781 af in dienst van de Koninklijke familie. Overbodig te zeggen, dat hij lange jaren van het fonds thesaurier was.
In de laatste maanden van 1817 nam de Prinses-Douairière het initiatief om de giften, die zij via de armeninrichting aan in nood verkerende Haagse burgers ten goede deed komen, te verhogen en de administratie daarvan op andere leest te schoeien. Haar jaarlijkse bijdrage uit haar particuliere kas werd verhoogd, maar tegelijkertijd wilde zij bemiddelde Haagse burgers in de gelegenheid stellen gelden te storten in het door haar op te richten fonds, dat al spoedig bekend stond als 'het Fonds van de Prinses-Douairière onder de zinspreuk 'Weldagig en Zorgvuldig'. Van dit voornemen werd de Haagse burgerij op de hoogte gebracht door een uitvoerig bericht in de 's-Gravenhaagse courant van 7 januari 1818 en in de Staatscourant. Het luidde als volgt;
'De ingezetenen van de provincie Holland hebben ten allen tyde uitgemunt door hunne mededeelzaamheid voor armen en behoeftigen. Getuigen daarvan zyn de menigvuldige stichtingen, om in derzelver nood te voorzien, en de ruime bydragen by alle gelegenheden gegeven wanneer de hulp van meervermogenden werd ingeroepen.
Deze stad verdient ook gerangschikt te worden onder de zoodanige, die met onderscheiding mogen worden genoemd, en in de tyden van rampspoed, in welde zy meer dan eenige andere gedeeld heeft, hebben hare ingezetenen niet opgehouden, zelfs boven hun verminderd vermogen, wel te doen. De ongelukken, door het ongunstige weder in het najaar van 1816 veroorzaakt, de duurte van de levensmiddelen, die zoo drukkend voor het grootste aantal inwoners geweest is, hebben de geneigdheid om ruime bydragen te doen, vermeerderd. Gaarne doet men hulde aan het beoefenen dezer edele deugd, en het is ook daarom, dat men zich verzekerd houdt, dat de inwoners van 's-Gravenhage het zich tot een genoegen zullen rekenen, om hunne zucht om wel te doen, op te volgen, door armoede den gebrek voor te komen.
Er bestaan in alle steden en ook alhier menschen, die door eene pryzenswaardige schaamte worden teruggehouden om, hetzy van arme-kassen, hetzy van particulieren, onderstand te vragen. Ook zijn er vele die door eene tydeleke hulp en dikwerf van eene niet groote som, worden gered, en in staat gesteld om voor het vervolg weder in hunne eigene behoeften, en die van hun huisgezin te voorzien. De zoodanige hebben geen mindere aanspraak dan andere op de mededeelzaamheid hunner natuurgenooten, en eene wel te pas bygebragte hulp is een wezelyk behoedmiddel tervoorkoming van meer bezwaren voor de armenkassen. Het is om dit doel te bereiken, dat de ingezetenen te 's-Gravenhage verzocht worden mede te werken. Eene dergelyke inrigting is reeds met het beste gevolg te Rotterdam daargesteld, en uit gedrukte berigten blykt, hoe vele daardoor zyn geholpen. H.K.H.Mevrouwe de Prinsesse, Douairière van Oranje-Nassau, geboren Prinsesse van Pruissen, des Konings Moeder, heeft zich verwaardigd, aan het hoofd dezer inrigting te zyn, en wy hopen dat dit niet weinig zal toebrengen en anderen aan te sporen, daarin deel te nemen. Alle giften zal men met welgevallen aannemen, zoo wel geld als kleederen, en zullen met de meeste zorge worden uitgedeeld.
Alle deelnemers, gelyk mede alle dezulke, welke mochten verkiezen onder onbekende namen te contribuêren worden verzocht, hunne giften te bezorgen ten huize van den heere Jacob Arnold Keuchenius, Wijk T, no. 175, welke door H.K.H. als tresorier by deze inrichting is benoemd geworden; welke daarvoor behoorlyk kwitantiën zal afgeven. H.K.H. overtuigd, dat de Haagsche vrouwen vooral zich zullen beyveren haar voorbeeld te volgen, zal zodanige tot zich roepenals zy meest geschikt zal oordelen om de ingewonnen berigten en verzoeken na te gaan. Eenige mannen, by de burgery geacht, en tot verschillende godsdienstige gezindheden behoorende, zullen de verzoeken aannemen en van de verzoekers, zoo wel als van anderen, berigten omtrent de waarheid van hetgeen zy bybrengen inwinnen.
Men hoopt, door ruime bydragen van de ingezetenen dezer stad in staat gebragt te worden, om een groot aantal menschen te helpen; maar, vermits het noodig is, dat er eenige zekerheid aanwezig zy vòòr dat deze inrigting werde bewerkstelligd, zoude men met dezelve geen aanvang maken byaldien men niet zekerheid had van over eene somme van tien duizend guldens voor het eerste jaar te kunnen beschikken; terwyl men zich vleit dat de goede uitslag dezer pogingen tot aanmoedigen zal strekken om in een volgend jaar eerder meer dan minder by te dragen. Men heeft gedacht dat het geschikt was eenige klassen voor te stellen onder welke ieder zoude inteekenen, maar vryheid te moeten laten om ook zonder bekend te zijn bydragen te doen. Zy die hooger inteekenen zullen zich des te verdienstelyker maken en zal men ook met dankbaarheid aannemen zoodanige giften als men ineens zoude willen verkiezen te doen, onverminderd het geen men jaarlyks zoude geven. de lyst van de inteekening wordt verdeeld in de volgende klassen:
1e à fl.100,00 's jaars.
2e à fl. 50,00 's jaars.
3e à fl. 25,00 's jaars.
4e à fl. 10,00 's jaars.
5e à fl. 5,00 's jaars.
By de eerste inteekening in hun geheel eene maand daarna te voldoen, en in volgende jaren in twee termijnen, de eerste in January en de tweede in September.
Men zal by de biljetten van inteekening van jaarlyksche toelagen voegen biljetten waarin de inwoners dezer stad verzocht worden eene ruimere bydrage voor eens te geven, byzonder geschikt om daarvoor eene zekere hoeveelheid kleedingstukken aan te koopen, ten einde dadelyk op die wyze in het gebrek aan dezelve te kunnen voorzien. De giften zouden worden uitgereikt aan allen, zonder onderscheid aan welk kerkgenootschap zy behooren, mits dat dezelve gedurende de laatste 4 jaren in de stad hebben gewoond en gedurende het laatste jaar van geene armen-administratie, binnen deze stad gevestigd, hebben genoten, het zy man, vrouw of kinderen, noch van het fond ter ondersteuning van militairen trekken, of in de termen kunnen geacht worden daarvan genot te kunnen hebben; van een goed zedelyj gedrag dien tyd geweest en voor zoo verre zy by machte waren door vlyt zich hebben zoeken staande te houden: ook zoo veel mogelyk voor de opvoeding hunner kinderen, ten opzichte van werkzaamheid, hebben getracht te zorgen. Aan hoogbejaarden, voornamelyj diegene welker gedrag in vroegere jaren zedelyk is geweest.
Aan huishoudens welke door eene doorgaande ziekte van den broodwinner, in verlegenheid zyn geraakt, ter tegemoetkoming in deze kosten, doch slechts gedurende de ziekte.
Aan weduwen, waarvan de broodwinner is overleden en gedurende vier jaten alhier gewoond hebbende: in gevalle dezelve echter kinderen heeft, zal zy verplicht worden die tot eenige werkzaamheden op te leiden en de jongere kinderen ter schole te doen gaan; by ontstentenis van dien is zy verstoken van alle hulp.
Aan werkzoekende lieden, ter aankoop van gereedschap, mits zy doen blyken hetzelve te hebben aangekocht en opgaaf doen der bazen waar zy ter werk zyn, door een blyk der bazen daarvan over te leggen. Aan personen welke kunnen aantoonen door ongelukkige of toevallige omstandigheden eenige tydelyke hulp, hetzy als gift, hetzy ter leen noodig te hebben, om voor geheel verval bewaard te worden. De hulp zal bestaan in weekgeld, zonder eenige tydsbepaling, aan diegenen welke doorgaanden onderstand moeten genieten, vooral de hoogbejaarden; zoo echter dat men steeds in het oog houde om, wanneer zulks mogelijk is, door het geven van dadelyke werkzaamheid, de gedeeltelyke lening daar te stellen.
In het geven van eenig geld tot aankoop van legging, deksel of kleeding aan behoeftigen, mits dezelve doen blyken van den aankoop, en zulks benoodigd is tot het steeds voortgaan hunner gewone werkzaamheid en onder verband dezelve niet te zullen beleenen noch verkoopen, maar ingevalle men verlangt dezelve weg te doen, aan de naar buiten werkende leden ter koop te zullen aanbieden.
In het geven van legging, deksel en kleederen aan hoogbejaarden, in het geven, gedurende de wintermaanden, van hetzy soepportiën of andere levensmiddelen; dit alles echter weekelyks en meest voor bejaarde lieden. In het ter leen geven van eenig geld, doch onder behoorlyk verband van, na genot van een maand, hetzelve by gedeelten te zullen teruggeven, en deze teruggave weekelyks te bepalen, naar mate van de omstandigheden.
In het geven van raad en het trachten om door schikkingen met schuldeischers, uitstellingen van betalingen te verkrygen, vooral in het geval van onbetaalde kleine huishuren.
Aan kraamvrouwen, mits zy gehuwd en van een goed gedrag zyn. Maar voornamelyk zal men in het oog houden, dat het oogmerk is, vlyt te bevorderen en door werkzaamheid armoede voor te komen. Men zal dus trachten zoodanige die zulks behoeven, of gereedschap of andere benodigheden om te kunnen werken, te bezorgen. Men zal by voorkeur het noodige tot kleeding en legging geven, liever dan geld; en zal men dus alle giften in kleedingstukken, en hetgeen vboor legging gebruikt kan worden, gaarne aannemen.
Zes personen, tot onderscheiden goddienstige gezindheden behoorende, bekend wegend hunnen onbesproken wandel, vast karakter en menschlievendheid, zullen verzocht, de noodige ondervragingen te doen, en te onderzoeken of de antwoorden met de waarheid overeenstemmen, gelyk mede of zy die hulp erlangen, zulks by voortduring door hun gedrag verdienen, en aan de verplichtingen, hun opgelegd, voldoen; daar zy hulp zullen weigeren aan de zoodanige welke hun toeschynen zich zulks onwaardig te maken, en daarvan aan de hoofddirectie verslag doen. Zij zullen een register houden waarin aangeteekend worden al de verzoekers met byvoeging der redenen van aanneming en verwerping. Ter eenstemmige werking zullen zy, zoo dikwerf zulks noodig is en ten minste eens in elke maand by elkander komen, zich onderling alles meedeelen en van elkanders verrichtingen nut trekken. Een van hen zal beurtelings presideren.
Zy zullen telken maande aan Hare Koninklyke Hoogheid, of die door Hoogstdezelve daartoe zal worden benoemd, opgaaf doen van hun verrigte, geene uitdeelingen bepalen dan op order der directie, oogenblikkelyke noodzakelyke hulp echter uitgezonderd. De hoofd-directie zal bestaan uit zoodanige persoonene als daartoe door Hare Koninklyke Hoogheid zullen worden by Haar geroepen. Dezelve zal het werk zoodanig onder zich verdeelen als meest dienstbaar zyn zal om het oogmerk te bereiken. Zy zal gebruik maken van de berigten, opgegeven door de naar buiten werkende leden, en van diegene welke zy zelve zal hebben ingewonnen, en trachten het getal der menschen aan wie onderstand gegeven wordt zoo veel mogelijk veel mogelyk uit te breiden. Allen die bydragen doen, zullen het regt hebben geschikte personen die hulp behoeven aan te bevelen, en men zal zich beyveren om die het meest benoodigd hebben de voorkeur te geven. Jaarlyks zal er verslag van het verrigte worden gedaan.
Indien weldenkende edelmoedige ingezetenen, buiten 's Gravenhage woonachtig, mogten gelieven daarin deel te nemen, hetzy by inteekening, of by toedrage voor eens, tot instandbrenging van deze inrichting, gelieven dezelve hunne inteekenig of hunnen bydrage vrachtvry te zenden aan den ondergeteekenden Tresorier van deze inrichting.'
(w.g.) Jacob Arnold Keuschenius.
De oproep bleef niet zonder gevolg. De lijsten van de stortingen over hetr tijdvak 1 januari-18 februari 1818, voorhanden in het archief van H.K.H. de Prinses Douairière, berustend in het Koninklijk Huisarchief, doen zien, dat de gehele upper-ten van Den Haag, hetzij voor een gift ineens, hetzij voor een jaarlijkse bijdrage, hetzij voor beiden tegelijk, intekende.
1818-1820 Hoofddirectie en Naar Buiten Werkende Leden
1820-heden. Leenfonds 'Weldadig en Zorgvuldig'

Kenmerken

Datering:
1818-1960
Beschrijving:
Inventaris van het archief van het Fonds Weldadig en Zorgvuldig, sinds 1820 Leenfonds Weldadig en Zorgvuldig
Omvang in m¹:
2
Auteur:
Sv.E. Veldhuijzen
Openbaarheid:
Geheel openbaar