Op 21 mei 1964 schrijft de wethouder van Onderwijs, Kunsten en Sportzaken een brief aan een aantal gemeenteambtenaren alsmede de directeur van het Gewestelijk Arbeidsbureau waarin hij zegt het gewenst te achten dat een werkgroep zich bezig gaat houden met het vraagstuk van de optimale ontwikkeling der talenten. De werkgroep zal zich in de eerste plaats dienen te bezinnen op de oorzaken van het geringe aandeel der arbeidersjeugd en daarmee gelijk te stellen jeugd in het voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs, de universitaire studie en het hoger beroepsonderwijs. Verder zal zij tot praktische voorstellen dienen te komen ter wegneming, voor zover mogelijk, van de belemmeringen welke de intelligente arbeidersjeugd op haar weg naar en door de genoemde vormen van onderwijs vindt.

Op 7 september 1964 wordt de werkgroep geïnstalleerd en voert zij haar eerste bespreking. De laatst bekende notulen dateren van 6 februari 1969. Uit notulen van 10 december 1968 blijkt van het bestaan van `de kerngroep van de W.O.O.T.', de laatst bekende notulen van de kerngroep dateren van 17 september 1971.

De kerngroep W.O.O.T. herinnert in zijn brief d.d. 28 september 1971 aan de wethouder van Onderwijs en Kunstzaken onder meer aan de instemming van de Commissie voor het Onderwijs met het plan de werkgroep op te heffen en de werkzaamheden onder te brengen bij het Pedagogisch Centrum en het Schooladviesbureau.

Met zijn brief d.d. 1 juli 1976 bood het Haags Centrum voor Onderwijsbegeleiding - het vroeger Pedagogisch Centrum - de wethouder van Onderwijs en Personeelszaken het eindverslag van de W.O.O.T.-studieclubs aan. Daarmee kwam een einde aan de activiteiten van de studieclubs.