Aangezien de bouw van nieuwe scholen in de gemeente Den Haag in het begin van de jaren zestig zo goed als voltooid was, stelden Burgemeester en Wethouders voor om meer aandacht te besteden aan de modernisering van het oude scholenbezit. Met de realisering van alle daarvoor in aanmerking komende openbare en bijzondere scholen voor lager- en kleuteronderwijs werd onderling overleg noodzakelijk geacht. De bestaande commissie van advies inzake de inrichting van nieuw te bouwen scholen had een te beperkte taak voor het opstellen van een urgentielijst van voor modernisering in aanmerking komende scholen. In verband hiermee werd op 19 februari 1965 door Burgemeester en Wethouders de Commissie van Overleg Openbaar en Bijzonder Onderwijs ingesteld. De commissie bestond uit tien leden. Als voorzitter van de commissie werd de wethouder van Onderwijs, Kunsten en Sportzaken benoemd. Secretaris werd de directeur van Onderwijs en Sportzaken. De acht resterende leden werden voornamelijk op voordracht van de schoolbesturen benoemd. De installatievergadering vond plaats op 23 maart 1965.