Andries de Fresne, raad en rentmeester van de domeinen van Brabant in het kwartier van 's-Hertogenbosch, bestemde bij testament van 2 december 1641 fl 4.000,- tot een beneficie ten behoeve van een protestantse student in de theologie. bij dit testament was bepaald dat de collatie na zijn dood zou overgaan op de oudste erfgenaam en dat bij de beneficiering een familielid voorrang had boven een vreemde. Zijn erfgenamen waren de beide dochters van zijn zuster, Maria de Fresne, uit haar huwelijk met Johan van Goch, ridder en tresorier-generaal der Staten Generaal: Johanna Maria van Goch. Johanna huwde met Aernout van Beaumont. Haar dochter Maria huwde met Godefridus Wessem St Aman, advocaat. Deze procedeerde om erkend te worden als collator van het beneficie, waarin hij slaagde. Hij beschreef de geschiedenis van het beneficie tot 1704 en stelde concept-reglementen en instructies op en kocht een kist om het archief van de collatores in te bewaren. Het archief is onvolledig en bevat stukken van 1698-1820.
De taak van de collatoren bestond uit het beheren van de rente van het kapitaal die zou dienen tot onderhoud van een student in de protestantse theologie tot diens 25e jaar.