Door het bombardement op Rotterdam van 14 mei 1940 werden ruim 75000 personen dakloos. Hiervan kreeg Den Haag er rond de 8000 te huisvesten. Een door burgemeester De Monchy in het leven geroepen comité, onder leiding van jhr. W. Roëll, ving de mensen op. Vooral met het oog op de financiële verantwoordelijkheid, werd het comité in juni omgezet in een stichting, die zich voornamelijk bezighield met de opvang en huisvesting van vluchtelingen, die niet in eigen huisvesting konden voorzien of door de bevolking werden opgenomen. De vluchtelingen werden ondergebracht in inderhaast ingerichte noodtehuizen (schoolgebouwen e.d.). Nadat de regering de zorg voor de vluchtelingen geheel aan de verantwoording van de gemeente had gelaten, werd besloten tot opheffing van de stichting en tot instelling van een tijdelijke gemeentelijke dienst voor de verzorging van de Rotterdamse vluchtelingen per 1-11-1940. De tijdelijke dienst was uitsluitend belast met het beheer van de verzorgingstehuizen. Geneeskundige verzorging, ondersteuning e.d. geschiedde door de Gemeentelijke Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon (GDMH) en de GGGD. In de loop van 1941 nam het aantal vluchtelingen sterk af en dus kon de dienst per 1-11-1941 worden opgeheven. De lopende zaken en de resterende te verzorgen personen werden onder de hoede van de GDMH genomen.

Het archief van Het comité - stichting - dienst werd in 1958 naar het Gemeentearchief overgebracht. Het is geordend volgens het indicateurstelsel. Dat wil zeggen dat de stukken zijn ingeschreven in agenda's - op chronologische volgorde - en dat daarin is aangegeven op welke plaats in het archief ze zijn opgeborgen. Hierdoor is een serie mappen (nrs. 1-106) ontstaan waarin het grootste gedeelte van de ingekomen en uitgaande brieven is opgeborgen. Daarnaast zijn enkele losse dossiers aangetroffen. Uit de serie mappen zijn de niet van belang zijnde stukken vernietigd. Het bovenstaande (m.u.v. de vernietiging) is ontleend aan een nota van P. de Kievit.