De commissie werd op 17 november 1857 door de Raad ingesteld. Zij volgde de rooimeesters op. Haar taak bestond uit het adviseren van inzake de bouw en verbouw aan B & W of de commissie van bijstand voor de plaatselijke werken en eigendommen, wanneer deze daarna vroeg; advies inzake geschillen tussen buren; het geven van rooiing; toezicht op de naleving van de voorschriften over het bouwen van huizen en de aanleg van stoepen, secreten en riolen in de Algemene Politie Verordening; toezicht op de openbare en bijzondere veiligheid; en het verrichten van werkzaamheden, welke door de Algemene Politie Verordening aan de rooimeesters waren opgedragen.
De snelle groei in de huizenbouw gedurende de daarop volgende jaren maakte het langzamerhand noodzakelijk, dat het toezicht nauwgezetter geschiedde. In de zitting van 26 november 1872 besloot de Raad de commissie op te heffen en in de plaats daarvan twee ambtenaren te benoemen, de inspecteur en de adjunct-inspecteur van de bouwpolitie. Deze traden in 1873 in functie.