Uw zoekacties: Kerkvoogdij der Hervormde Gemeente 's-Gravenhage

0282-01 Kerkvoogdij der Hervormde Gemeente 's-Gravenhage ( Haags Gemeentearchief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Voorwoord
Bij de archieven van de kerkvoogdij zijn vier perioden te onderscheiden.
De eerste periode is de rooms katholieke, welke eindigt met de Haagse kerkhervorming in 1572, zoals in de hierop volgende inleiding is aangetoond. Zij kenmerkt zich door stukken, meest in het Latijn geschreven, welke alle in regestvorm achter de inventaris zijn opgenomen. Afzonderlijk is geplaatst het register van de Sint Jacobsbroederschap omdat deze niet beheerd werd door de kerkmeesters van de St. Jacobskerk, waartoe de andere stukken van deze afdeling behoren.
De tweede periode bevat het archief van de kerkmeesters van 1572 tot 1810 of 1811, toen de kerken aan het kerkbestuur werden overgedragen. Dit geschiedde met de Grote Kerk door het stadsbestuur in 1810. De Kloosterkerk werd niet door de stedelijke overheid, maar door de Staten van Holland beheerd, later door het departementaal bestuur van Holland, daarna door de Landdrost van het departement Maasland en in 1811 door de Prefect van de Monden van de Maas, die haar in genoemd jaar overdroeg. De Nieuwe Kerk was vanaf haar stichting in beheer bij de heren van de Sociëteit, die haar in 1810 tot de Hervormde gemeente deden overgaan.
De derde periode van de archieven van de kerkvoogdij loopt van 1798 tot 1826, toen de commissie tot instandhouding en bevordering van de openbare godsdienst het kerkelijk beheer uitoefende.
In 1826 treedt het beheer van de kerkvoogdij op, zoals het tot heden ten dage wordt uitgeoefend. Het archief over de periode na 1826 is in een aparte band beschreven. Enkele stukken uit deze periode zijn ten onrechte bij het gedeelte voor 1811 beschreven (zie bijv. inv.nrs. 54-55).
Vele grafboeken en rekeningen van beluiden, begraven enz. zijn in 1811 door de kerkmeesters bij het stadsbestuur ingeleverd ten behoeve van de inrichting van de burgerlijke stand. Deze registers en stukken bevinden zich ook in het Gemeentearchief en zijn beschreven in de inventaris van de Kerkelijke registers (bnr. 0377-01). De archieven werden in 1971 in bewaring gegeven aan het Gemeentearchief.
De inventaris werd in 1985 overgetypt. Daarbij werd in verband met noodzakelijke herordening het gedeelte voor 1826 gescheiden van dat na 1826. Oorspronkelijk bestond de inventaris uit een band 1437-1898 en een band na 1898.

R. Grootveld
Inleiding
De kerkmeesters van de Sint Jacobskerk voor de kerkhervorming en het register van de Sint Jacobsbroederschap
De kerkmeesters van de Grote of Sint Jacobskerk
De kerkmeesters van de Kloosterkerk
De kerkmeesters van de Nieuwe Kerk
De commissie tot instandhouding en bevordering van de openbare godsdienst der N.H. Gemeente te 's-Gravenhage
Regestenlijst
32 IJsbrandus filius Wilhelmi, deken, Jacob Phillipsz. zadelmaker, Arnoldus Allartsz. bontwerker, Pieter van Leyden, Jacob Willemsz. van Hairlem, hoofdmannen en Hendrick van Groesbeeck, Willem Pietersz., Paulus schoenmaker, Willem Ridder, Florens de cuper, Gijsbert Claesz., Martinus de schoenmaker, Gautterus de borduurwerker, Pieter Potter, Johannes van Werra, Dirck Bertelmeesz., Claes Pietersz., Gerijt Jansz. Pistor, Pieter Claesz."fulluo", Sander de cuper en Floris Waddinsz., broeders van de Sint Jacobsbroederschap stichten ten overstaan van notaris Wilhelmus filius Gerardi, klerk van Utrecht, een eeuwig officium in de Haagse kerk op het altaar van St. Jacobus met eeuwig 18 pond vier wekelijkse renten op de volgende huizen en landen: 1 hoen en 34 s. op het huis van Jan Aerntsz. op het Spui, 22 s. op het huis van Vranck de schuitvoerder op het Spui, 2 pond op het huis van Pieter Rembrantsz. in de Spuistraat, 1 pond op het huis van Kathrijn Voppen op het Spui, 15 s. op Adriaen Claes Meynaertsz tuyen, 1 pond op het huis van Willem van Eyckenduynen in het Zuideinde, 1 pond op het huis van Marijn Claesdr. in de Vlamingstraat, 1 pond op een huis en erf in het zusterhuis, 29 s. op de woning van Jan Adamsz. te Eikenduinen, 3 pond op het huis van Heynrick van der Beke in de Papestraat, 3 pond op het huis van Bettge Cleymans in de Hoogstraat en 1 pond op 5 hont land benoorden hout van Gheryt Willemsz.n deze renten verminderen, dan zal dit door de broeders van de broederschap aangevuld worden. De bedienaar van dit officium moet in Den Haag wonen en zelf de mis opdragen. De klerk Gherijt Sijmonsz. wordt het eerst als zodanig benoemd. Getuigen zijn Johannes Symonsz. de snijder en Pieter Jansz., leken, wonende te Den Haag.
39 Heinricus filius Jhoannis en Jhoannes filius Nycolai, fabriekmeesters van de Haagse kerk, Matheus filius Adriani Nannenz. en Petrus Arnoldi, Heilige geestmeesters in Den Haag, Martinus filius Helije, rector der broederschap van het Heilige Kruis, Arnoldus Wilhelmus filius Theodrici, rector van de huiszittenarmen, Jhoannes filius Andree, rector van het St. Nycolaas Gasthuis in den Haag, Elsbije filia Philippi, weduwe van Jacobus Muys, Kerstantius Muys en Jacobus Muys, broeders en ook Jacobus Pen, optredens namens Elyzabeth, weduwe van Wermbertus filius Petri en namens de broeders Arnoldus filius Jhoannis en Oudzerus filius Jhoannis, gezamenlijk gerechtigd tot de helft van de erfenis van Jacobus Muys. De broeders Wilhelmus en Philippus, filii Nycolai zijn gerechtigd tot een vierendeel der erfenis en Florentius de Zaeck en zijn aanhang tot het andere vierendeel. Genoemde partijen hebben de provisor Tyelmannus, filius Heijnrici en Wilhelmus filius Gerardi de Lyra, deken van Delfland, aangesteld als scheidsrechters met volledige macht om bij ontstane geschillen de beslissing te geven, welke macht zal duren tot aanstaande vrijdag, terwijl partijen zich aan hun uitspraak hebben te houden op boete van 500 Philippus schilden, waarvan 1/3 betaald zal moeten worden aan de Hertog van Bourgondië, 1/3 aan de bisschop van Utrecht en 1/3 aan de partij, die de uitspraak in acht heeft genomen. Gepasseerd in de toren van de Haagse kerk, terwijl aanwezig waren Nycolaus filius Godefridi en Johannes Grijp, bakker, inwoners van Den Haag en vele andere getuigen.
Periode (1702) 1945-1977