Uw zoekacties: Provinciale Groningse Schoonheidscommissie, 1946 - 1982

802 Provinciale Groningse Schoonheidscommissie, 1946 - 1982 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Geschiedenis van de Provinciale Groningse Schoonheidscommissie
802 Provinciale Groningse Schoonheidscommissie, 1946 - 1982
Inleiding
1.
Geschiedenis van de Provinciale Groningse Schoonheidscommissie
Organisatie: Groninger Archieven
De schoonheidscommissie had de naam lastig te zijn. De heersende mening was dat zij om iedere kleinigheid, het plaatsen van een schuurtje of een dakkapel, dwars ging liggen. Ten onrechte. Wie zich verdiept in de welstandszorg, zal van standpunt veranderen. Illustratief voor het functioneren van de schoonheidscommissie is bijvoorbeeld de gedrevenheid waarmee L. Brandts Buys, van 1946 tot 1970 supervisor in Groningen, het bouwkundig en landschappelijk schoon probeerde te bewaren *  .
De aanzet tot de welstandszorg -de zorg voor het wel-staan, de schoonheid- werd gegeven door de gemeente Laren (N.H.). In 1912 stelde zij in haar bouwverordening de eis dat het uiterlijk van een gebouw, noch op zichzelf, noch in verband met zijn omgeving, uit oogpunt van welstand, aanstoot mocht geven. Deze welstandsbepaling vond navolging. Steeds meer gemeenten namen een dergelijke bepaling in hun bouwverordening op.
De Provinciale Groningse Schoonheidscommissie is opgericht als opvolger van de "Adviescommissie voor bouwontwerpen en uitbreidingsplannen in de provincie Groningen". Deze Adviescommissie is, naar het voorbeeld van wat er op het gebied van welstandstoezicht in enkele andere provincies was verricht, op 18 november 1927 door de afdeling Groningen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (V.N.G.), na overleg met het college van Gedeputeerde Staten, ingesteld.
Op 22 maart 1928 werden bij besluit van Gedeputeerde Staten, gelet op artikel 4 van het reglement voor de Adviescommissie, tien leden benoemd *  .
De Adviescommissie had ten doel de bevordering en instandhouding van de bouwkundige en landschappelijke schoonheid in de provincie Groningen.
De werkzaamheden der commissie hebben zich voornamelijk bepaald tot het op verzoek van gemeentebesturen verstrekken van adviezen omtrent het uiterlijk van te bouwen woningen of andere bouwwerken. Gemeentebesturen konden zich bij de Adviescommissie aansluiten. Aangesloten gemeenten betaalden jaarlijks contributie. Deze werd vastgesteld op ? cent per inwoner, met een minimum van ?10,- en een maximum van ? 75,--. De kosten van adviezen waren afhankelijk van de bouwsom en varieerden van ? 1,-- tot ? 20,--. Voor niet-aangesloten gemeenten gold het dubbele van deze bedragen.
De Adviescommissie moest rekening en verantwoording afleggen aan de afdeling Groningen van de V.N.G. Het jaarverslag diende zowel aan de afdeling als aan Gedeputeerde Staten te worden uitgebracht.
Hoewel de Adviescommissie niet naliet de gemeentebesturen er op te wijzen dat van de bemoeiïngen van de Adviescommissie over het algemeen geen verhoging van de bouwkosten behoefde te worden gevreesd en er geen gevaar bestond voor hinderlijke vertraging van de afdoening van bouwaanvragen, is, in tegenstelling met wat in de andere provincies viel waar te nemen, het aantal uitgebrachte adviezen jaren lang gering gebleven.
Het bedroeg bijvoorbeeld in 1933 slechts 135. In een voordracht aan de Provinciale Staten spreken Gedeputeerde Staten dan ook over een onbevredigende toestand, waarin de door de commissie gevoerde propaganda geen verandering heeft gebracht.
In 1937 probeert de Adviescommissie hierin opnieuw verandering aan te brengen door de besturen van de niet-aangesloten gemeenten onder de aandacht te brengen, dat "nieuwe bouwwerken, mits zij oordeelkundig aan de omgeving zijn aangepast en vorm en kleur met zorg zijn gekozen, tot verfraaiïng van het landschapsbeeld kunnen medewerken, maar dat wanneer aan deze belangen niet voldoende aandacht wordt geschonken, een bouwsel zijn omgeving voorgoed kan bederven" *  .
Het aantal aangesloten gemeenten, dat op 31 mei 1937 slechts 10 bedroeg, nam daarna snel toe. Eind 1938 bedroeg dit aantal al 28. Over 1937 werden 125 adviezen uitgebracht, over 1938 385.
In een op 6 september 1938 aan Gedeputeerde Staten uitgebracht reorganisatierapport *  , wordt deze ontwikkeling toegejuigd. Maar de voor de schoonheid van stad en land van groot belang zijnde werkzaamheden van de commissie zouden naar alle waarschijnlijkheid nog meer aandacht te beurt vallen, wanneer bij de samenstelling van de commissie meer rekening werd gehouden met personen uit de kringen van de gemeentelijke bestuurders.
Het reorganisatierapport heeft de gedeputeerden overtuigd, want op 28 december 1939 wordt het "Reglement voor de Provinciale Groningsche Schoonheidscommissie" *  vastgesteld.
Ter verduidelijking van de samenstelling, de taken en werkwijze van de schoonheidscommissie volgen hier enkele artikelen:
I Naam en zetel
art. 1 De commissie draagt den naam van Provinciale Groningsche Schoonheidscommissie en is gevestigd te Groningen.
II Doel en middelen
art. 2.1 De commissie heeft ten doel de bevordering en instandhouding van de bouwkundige en landschappelijke schoonheid in de provincie Groningen.
art. 2.2 Zij tracht dat doel te bereiken door:
a. het verstrekken van adviezen en het richten van adressen,
b. het organiseeren van excursies en voordrachten,
c. het verspreiden van publicaties,
d. alle andere wettige middelen die aan het doel bevorderlijk kunnen zijn.
art. 2.3 Meer in het bijzonder dient zij Gedeputeerde Staten van advies in alle aangelegenheden, waarin dit College haar oordeel vraagt en dient zij op hun verzoek Burgemeester en Wethouders der gemeenten van advies:
a. bij de toepassing van verordeningsbepalingen die het uiterlijk voorkomen van gebouwen aan de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders onderwerpen,
b. bij de toepassing van verordeningsbepalingen die betrekking hebben op de instandhouding of de bevordering van de schoonheid van stad en land,
c. bij de beoordeling van plannen van openbare en andere gebouwen,
d. bij de beoordeling van plannen tot indeeling van grond of plaatsing van gebouwen in de bebouwde kom of in een vastgesteld uitbreidingsplan.
III Samenstelling
art. 3.1 Door Gedeputeerde Staten worden tot leden der commissie benoemd:
a. de Inspecteur der Volksgezondheid (afdeeling Volkshuisvesting) in de provincie Groningen,
b. drie burgemeesters of andere leden van het dagelijksch bestuur van gemeenten in de provincie,
c. drie burgemeesters of andere leden van het dagelijksch bestuur van gemeenten in de provincie, die zich bereid verklaard hebben een tijdelijk lidmaatschap te aanvaarden,
d. drie hoofden van gemeentelijke bouwkundige diensten in de provincie,
e. drie in de provincie wonende bouwtechnisch deskundigen, buiten de hierboven onder d. genoemde leden,
f. drie in de provincie wonende bouwtechnisch deskundigen als onder e. bedoeld, die zich bereid verklaard hebben een tijdelijk lidmaatschap te aanvaarden,
g. drie deskundigen op stedebouwkundig, tuin- of landschappelijk gebied.
art. 4.1 De Inspecteur der Volksgezondheid (afdeeling Volkshuisvesting) is voorzitter der commissie en van de werkcommissies ...
art. 4.3 Met de dagelijksche leiding van zaken is belast een dagelijksch bestuur. Dit dagelijksch bestuur bestaat uit den voorzitter, den plaatsvervangenden voorzitter en een in of nabij Groningen wonend, door de commissie aan te wijzen derde lid ...
IV Werkwijze
art. 5 De commissie houdt hare algemeene en werkvergaderingen in den regel te Groningen.
art. 6.1 De algemeene vergadering komt tweemaal per jaar, eens in het voorjaar en eens in het najaar, bijeen. Zij bespreekt den verrichten arbied en stelt gedragslijnen voor de toekomst vast.
art. 6.3 De algemeene vergadering besluit bij meerderheid van stemmen ...
art. 7.1 Voor het uitbrengen van adviezen wordt de commissie gesplitst in drie werkcommissies.
art. 7.2 De leden van de werkcommissies worden door den voorzitter benoemd met dien verstande, dat elke werkcommissie uit 6 leden bestaat ...
art. 7.5 Indien ten minste twee leden van een werkcommissie van oordeel zijn dat een advies daartoe van genoegzaam belang is, wordt de behandeling door een algemeene vergadering overgenomen.
art. 9.2 De hoofden van gemeentelijke bouwkundige diensten worden uitgenoodigd te verschijnen in de vergaderingen van de werkcommissies, ter toelichting van op hunne gemeente betrekking hebbende en door het gemeentebestuur ingezonden plannen.
art. 11 De secretaris-penningmeester houdt de notulen der vergaderingen, geeft aan de besluiten dier vergaderingen de uitvoering, draagt zorg voor de briefwisseling der commissie en beheert haar archief.
art. 17.2 Den datum van inwerkingtreding van dat reglement te bepalen op 1 januari 1940.
Op 5 juni 1944 (nr. 4554) neemt de Commissaris der provincie Groningen het besluit tot afkondiging van een gewijzigd reglement voor de Provinciale Groningsche Schoonheidscommissie *  . De datum van inwerkingtreding van het reglement wordt, met terugwerkende kracht, bepaald op 1 januari 1940. De samenstelling, taken en werkwijze van de Schoonheidscommissie worden, vergeleken met de hierboven genoemde artikelen, niet gewijzigd.
Ingevolge besluit van Gedeputeerde Staten van 31 maart 1950 (nr. 5197) wordt opnieuw een gewijzigd reglement afgekondigd *  . De datum van inwerkingtreding is alweer 1 januari 1940. De commissie die bestond uit 19 leden wordt uitgebreid tot 22. Drie hoofden van gemeentelijke bouwkundige diensten in de provincie Groningen komen de commissie met een tijdelijk lidmaatschap versterken. De drie werkcommissies die elk uit zes leden hadden bestaan, zullen voortaan door zeven leden worden gevormd.
Tot een volgende wijziging van het reglement wordt besloten op 19 juni 1958 (nr. 10680) *  . De belangrijkste wijzigingen betreffen de samenstelling van de Schoonheidscommissie. Zij zal voortaan bestaan uit:
* een voorzitter. Deze wordt benoemd uit een voordracht van het bestuur van de afdeling Groningen van de V.N.G., die daartoe een aanbeveling ontvangt van de Schoonheidcommissie.
* de hoofdingenieur-directeur van de Volkshuisvesting en de Bouwnijverheid in de provincie Groningen.
* drie burgemeesters of andere leden van colleges van B. en W.
* drie burgemeesters of andere leden van colleges van B. en W., lid voor één jaar.
* drie hoofden van gemeentelijke bouwkundige diensten.
* drie hoofden van gemeentelijke bouwkundige diensten., lid voor één jaar.
* drie bouwtechnische deskundigen.
* drie bouwtechnische deskundigen, lid voor één jaar.
* drie deskundigen op stedebouw-, tuin- of landschappelijk gebied.
In totaal dus 23 leden van welke negen slechts voor één jaar zitting hebben. De overigen worden voor vijf jaar benoemd. Zij zijn terstond herbenoembaar. De hoofdingenieur-directeur heeft een vaste plaats. Twaalf van de 23 leden stammen uit gemeentelijke kring (colleges van B. en W. of gemeentelijke bouwkundige diensten); zestien leden kunnen aangemerkt worden als deskundigen in bouwaangelegenheden; zes komen voort uit gemeentelijke bestuurlijke kring (colleges van B. en W.).
Een nieuwe functionaris is de "met de werkzaamheden der commissie belaste supervisor". Een omschrijving van de werkzaamheden ontbreekt; de taken van de secretaris-penningmeester blijven dezelfde. De in functie zijnde supervisor, L. Brandts Buys, wordt met terugwerkende kracht per 1 januari 1946 in vaste dienst benoemd.
Merkwaardigerwijs vermeldt het reglement niet of er nog ander personeel benoemd kan worden en zo ja, wie dat dan doet.
De datum van inwerkingtreding van dit reglement wordt bepaald op 1 januari 1958.
Het reglement van 1958 wordt later nog enige keren gewijzigd *  . De veranderingen hebben vooral betrekking op de door de gemeenten te betalen vergoedingen.
Op 1 april 1983 wordt de Schoonheidscommissie opgeheven en opgevolgd door de Stichting Provinciale Groningse Welstandszorg *  .
2. Archief en inventarisatie
3. Onderzoek in het archief van de Schoonheidscommissie
Inventaris

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het archief van de Provinciale Groningse Schoonheidscommissie
Bewerker:
C. Tromp
Behoort tot collectie:
Provincie Groningen
Laatste Publicatie:
1990
Omvang:
25,2 m standaardarchiefberging
Categorie: