Uw zoekacties: Gouverneur, na 1850 Commissaris des Konings in de provincie ...

800 Gouverneur, na 1850 Commissaris des Konings in de provincie Groningen, 1814-1941 (1950) ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historie
Korte voorgeschiedenis
Bestuur der provincie
Gouverneur/commissaris
800 Gouverneur, na 1850 Commissaris des Konings in de provincie Groningen, 1814-1941 (1950)
Inleiding
Historie
Gouverneur/commissaris
Organisatie: Groninger Archieven
Voor de nieuw aangestelde gouverneurs werd op 23 juni 1814 een provisionele instructie vastgesteld. Zij ontvingen daarbij een macht die ver uitging boven hetgeen de Grondwet daarover gezegd had. Zij werden bekleed met het voorzitterschap van de vergaderingen van Provinciale en Gedeputeerde Staten, zulks met een beslissende stem in geval van staking der stemmen. Door of vanwege de Koning aan de Staten of Gedeputeerde Staten gerichte stukken dienden zij te openen en zo spoedig mogelijk door deze colleges te laten behandelen, maar aan hen alleen gerichte stukken en stukken van dringende aard dienden zij persoonlijk af te doen, zij het in het laatste geval met kennisgeving aan deze colleges ter goedkeuring achteraf.
Statenbesluiten die zij strijdig achtten met de wetten of het algemeen belang dienden zij niet uit te voeren en ter kennis van de regering te brengen, opdat de vorst ter zake een besluit zou nemen. Hetzelfde gold voor handelingen van besturen van steden, districten, heerlijkheden of dorpen in hun provincie, die naar het oordeel van de gouverneurs hun bevoegdheid te buiten gingen, dan wel een overtreding van de Grondwet of andere wetten betekenden, zij het, dat zij in deze gevallen eerst de Staten of hun Gedeputeerden moesten raadplegen. De gouverneurs oefenden het 'oppertoezigt' uit over de in hun provincie werkzame rijksambtenaren en waren in het bijzonder belast met de handhaving van de rust en de openbare orde en veiligheid in hun provincie, waartoe zij zo nodig over de stedelijke schutterijen konden beschikken. In geval van oproer of "onrustige bewegingen" konden zij de bijstand van de militaire macht inroepen. De gouverneur was feitelijk een bestuurder. Willem I had de provincies door middel van zijn gouverneurs geheel onder controle.
In 1820 werd een nieuwe instructie voor de gouverneur vastgesteld (zie bijlage 2), die overigens weinig verschilde met de voorlopige uit 1814. In art. 25 werden de onder toezicht van de gouverneur staande bestuurlijke en administratieve taken opgesomd: naast het toezicht op de administratie, financiën en politie der gemeenten, de waterstaat, de zorg van provincie en gemeenten voor aanleg en onderhoud van wegen, de reinheid van straten en publieke plaatsen en de goede en geregelde loop der verkeersmiddelen en posterijen, kwamen nog de bemoeienissen met het armwezen, de bedelaarsgestichten en gevangenissen, de gezondheidszorg, het toezicht op de prijzen, levensmiddelen en de broodzetting, het doen controleren van maten en gewichten, het onderhoud van rijksgebouwen, vestingwerken en fortificaties, en de bevordering van het openbaar onderwijs. Hij werd persoonlijk verantwoordelijk gesteld voor de handhaving en uitvoering van alle wetten, reglementen en verordeningen die door of namens de Koning werden uitgevaardigd.
Verder moest de gouverneur iedere vier jaar elke gemeente op een inspectiereis bezoeken. De minister van Binnenlandse Zaken zou hiervan verslag krijgen. Bovendien moest hij binnen de eerste drie maanden van elk jaar aan de Koning verslag uit brengen van al wat hem "in de uitoefening zijner ambtsbezigheden belangrijk is voorgekomen" en van alle bijzondere aangelegenheden, hem bij art. 25 van de instructie toevertrouwd.
Het takenpakket van de gouverneur werd in 1824 aanzienlijk uitgebreid toen hem de supervisie op de inning van de rijksbelastingen werd opgedragen, daarin bijgestaan door een raad der gouverneur. Deze stukken zijn opgenomen in een aparte inventaris. Bovendien werd met ingang van 1826 de dienst der Posterijen onder direct toezicht van de gouverneur geplaatst. Ingaande 1 januari 1844 werd de gouverneur die taken weer ontnomen omdat de regering tot centralisatie wenste over te gaan.
De nieuwe Grondwet van 1848 bracht een veel grotere zelfstandigheid der provincies, die thans over een eigen begroting konden beschikken. De Staten - rechtstreeks verkozen door ingezetenen, die een bepaalde census in de belasting betaalden - werden nu belast met de uitvoering der wetten en besluiten. De dominante positie van de gouverneur - thans commissaris des Konings geheten - werd sterk teruggedrongen. Hij werd van gouverneur tot controleur. De nadere uitwerking vond plaats in de Provinciale wet van 1850. De verantwoordelijkheden voor het dagelijks bestuur van de provincie kwam bij het college van Gedeputeerde Staten te liggen. Weliswaar bleef de commissaris des Konings daarvan de voorzitter (met gewoon stemrecht!), die ook de stukken ter tafel bracht, maar zijn taak werd toch voornamelijk tot die van vertegenwoordiger van de rijksoverheid en de Koning beperkt. In 1850 kwam ook een nieuwe instructie voor de commissaris des Konings tot stand. De jaarlijkse rondreis door de provincie en zijn bestuursverslag aan de minister van Binnenlandse Zaken bleven gehandhaafd. Voor de benoeming van burgemeesters maakte hij een gemotiveerde aanbeveling van twee of meer personen. Van belang is verder zijn zorg voor de handhaving van de openbare orde, het toezicht op het algemeen bestuur in de provincie, op de provinciale griffie en op alle Rijksambtenaren in de provincie. De uitvoering van besluiten van Provinciale en Gedeputeerde Staten bleef tot de belangrijkste taken van de commissaris behoren.
Archiefvorming en -ordening
Verantwoording van de inventarisatie
Richtlijnen voor het gebruik
Bijlagen
Beknopte literatuurlijst
Lijst van gouverneurs / commissarissen in de provincie Groningen 1814 - 1941

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het archief van de gouverneur, na 1850 Commissaris des Konings (der Koningin) in de provincie Groningen
Bewerker:
A. Pietersma, J. Stienstra en B.A.C. Velema
Behoort tot collectie:
Provincie Groningen
Laatste Publicatie:
1997 (bewerking 2009)
Omvang:
425 m standaardarchiefberging