Uw zoekacties: Aduarderzijlvest, 1382-1864 (1891)

705 Aduarderzijlvest, 1382-1864 (1891) ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Afb. 1 Kaart, waarop de ligging van het waterschap
Erfgoedstuk
Historie
705 Aduarderzijlvest, 1382-1864 (1891)
Inleiding
Historie
Organisatie: Groninger Archieven
De eerste mei van het jaar 1382, de dag waarop de overeenkomst werd gesloten over het beheer van de zijl in het Peizerdiep, bij de boerderij de "Arbere", wordt beschouwd als de oprichtingsdatum van het Aduarderzijlvest *  .
Het zijlvest bestond aanvankelijk uit de gronden van het klooster Aduard, Lieuwerderwolde en de Drentse kerspelen Peize, Roden en Foxwolde. Lieuwerderwolde was het gebied bestaande uit de kerspelen Hoogkerk, Leegkerk en Dorkwerd. Na omstreeks 1422 wordt het dan tot het Aduarderzijlvest toegetreden Westerstadshamrik eveneens daartoe gerekend. De Drentse kerspelen, waartoe na 1382 ook Vries wordt gerekend, worden in 1435 *  en later niet meer als onderdelen van het zijlvest genoemd. Wanneer het verband met het zijlvest is verbroken, is niet bekend. Er schijnen moeilijkheden gerezen te zijn, als gevolg waarvan in 1437 een overeenkomst werd gesloten. De Drentse kerspelen gingen accoord met het betalen van een jaarlijkse som van 36 Arnoldus gulden. Zij waren dan verder vrij van het betalen van schot en behoefden niet bij te dragen aan het werk aan de zijl. Tot de opheffing van het Aduarderzijlvest is deze verhouding blijven bestaan, hoewel de voorwaarden meermalen gewijzigd zijn.
In 1435 worden het klooster Aduard, Lieuwerderwolde en Middag als de drie delen van het Aduarderzijlvest genoemd. De kerspelen in het landschap Middag, dat waren: Ezinge, Feerwerd, Garnwerd, Oostum en Fransum *  , zijn vermoedelijk in het begin van de 15e eeuw, bij de aanleg van de sluis bij Aduarderzijl, tot het zijlvest toegetreden. In 1407 werd het gebied tussen Dorkwerd en het Aduarderdiep in het zijlvest opgenomen. In 1435 volgden de landen van de Paddepoel en het klooster Selwerd. De band van Paddepoel met het Aduarderzijlvest werd in 1611 weer verbroken. Een deel van het gebied waterde sindsdien af naar het zijlvest der Drie Delfzijlen. Het resterende deel is het dijkrecht van de Hoge en Lage Paddepoel geworden, dat zelfstandig afwaterde op het Reitdiep. Door de afscheiding van de landen van de Paddepoel, en daarmee ook van Selwerd, kreeg het Aduarderzijlvest zijn definitieve vorm.
De eenvoudigste manier om de inrichting en reglementering van het Aduarderzijlvest te leren kennen, is het lezen van het reglement van 1755 *  . Het opstellen van dit reglement is in hoofdzaak het vastleggen van de bestaande toestand geweest en dit reglement heeft daarom ook waarde voor de kennis van de oudere organisatie. Het Aduarderzijlvest bestond toen uit twaalf schepperijen. De "zeven staande schepperijen": Wierum, Garnwerd-Oostum, Hoogemeeden, Aduard, Den Ham, Fransum en Leegkerk-Dorkwerd; de schepperij Ezinge-Hardeweer; de schepperijen Feerwerd en Hoogkerk en de twee schepperijen van het Westerstadshamrik. In 1660 *  verkchten de provinciale Staten het schepperschap van de zeven staande schepperijen. Dat wil zeggen het recht om de functie van schepper uit te oefenen, met de daaraan verbonden inkomsten.
De provincie was in het bezit van deze en andere heerlijke rechten gekomen in 1594, toen de kloosters met de daarbij behorende goederen aan de Staten van Stad en Lande vervielen. In 1660, maar ook in oudere archiefstukken, worden ze "de zeven schepperijen" genoemd, omdat zij bij elkaar hoorden. Zij hadden vanouds gemeenschappelijke belangen. Het zijlrecht in de schepperij Ezinge-Hardeweer was evenals in de zeven schepperijen staande geworden. In de schepperij Feerwerd rouleerde het zijlrecht volgens een klauwboek van vijftien "ommegangen". De eigenaren van de vijftien gerechtigde heerden moesten als zij aan de beurt waren één jaar lang de functie van schepper vervullen. In de schepperij Hoogkerk rouleerde het zijlrecht tussen twintig heerden, maar hier bleef iedere schepper twee jaar lang in functie *  . In de 1e en 2e schepperij van het Westerstadshamrik werden de scheppers voor één jaar gekozen door de stemgerechtigde ingelanden.
Het Aduarderzijlvest werd bestuurd door de scheppers van de twaalf schepperijen en een voorzitter: de overste schepper. Toen in 1594 de kloostergoederen vervielen aan de Staten, werden deze de opvolger van het klooster Aduard als één van de drie delen van het Aduarderzijlvest. Daarmee kregen de Staten ook de bevoegdheid om de overste schepper aan te stellen *  . Die bevoegdheid kwam in 1660 in handen van de eigenaren van de zeven schepperijen. Zij mochten beurtelings 2 jaar lang de functie van overste schepper vervullen. De overste schepper en scheppers moesten ingevolge het reglement van 1755 jaarlijks op 31 mei een vergadering bijeenroepen in het provinciehuis te Groningen voor het beëdigen van scheppers en twee waardagen houden te Aduarderzijl om te vergaderen over de gang van zaken, om de zijl te inspecteren en recht te spreken.
De scheppers waren verplicht drie keer per jaar in hun schepperij schouw te houden. Zij moesten alle daarvoor in aanmerking komende waterstaatswerken inspecteren. In de leggers van aan schouw onderworpen objecten is te vinden welke dat waren en wie de onderhoudplichtigen waren. Behalve de overste schepper en scheppers werkten er een bode, een waarman en een secretaris-ontvanger voor het zijlvest. De secretaris- ontvanger moest de overste schepper bijstaan en was onder andere belast met het innen van zijl- en binnenschot. De waarman moest op de zijl "en het huis" passen en de bode was de afgevaardigde van het zijlvest. Hij droeg een aparte mantel en gebruikte de bodebus als teken van zijn waardigheid. Het Aduarderzijlvest werd opgeheven in januari 1864 en opgenomen in het waterschap Westerkwartier *  .
Archief
Geraadpleegde literatuur
Bijlagen
Regestenlijst
Opgave van de afzonderlijke reglementen behorende bij het Reglement van prinses Anna van 1755

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het archief van het Aduarderzijlvest
Bewerker:
C. Tromp
Behoort tot collectie:
Rijk
Laatste Publicatie:
1993
Omvang:
3,6 m standaardarchiefberging
Bijzonderheden:
In druk verschenen als inventaris 1 in 1994 in A.L. Hempenius en C. Tromp, Inventaris van archieven van zijlvesten en dijkrechten. Groningen 1994. Publikaties van het Rijksarchief in Groningen 11. In deze publikatie ook de algemene inleiding en de inventarissen van de archieven van het Waterschap Hunsingo. Eerder zijn deze inventarissen gepubliceerd in J.A. Feith, Catalogus der inventarissen van de archieven der voormalige zijlvestenijen en dijkrechten in de provincie Groningen (Groningen/Den Haag 1901).
Archiefvormer(s):