Uw zoekacties: Vindicat Atque Polit (1), 1815 - 1943 (1969)

467 Vindicat Atque Polit (1), 1815 - 1943 (1969) ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Woord vooraf
Korte historische inleiding
467 Vindicat Atque Polit (1), 1815 - 1943 (1969)
Inleiding
Korte historische inleiding
Organisatie: Groninger Archieven
Op 4 februari 1815 verenigden zich enige der oudste studenten der theologische, juridische en medische faculteit der Groninger universiteit tot het vormen van een dirigerend lichaam onder de studenten, luisterend naar de naam "Senaat" of Senatus Illustrissimus Studiosorum Groningae".
Men stelde zich ten doel "de eendracht en samenwerking van alle studenten te bevorderen, en daardoor hun aanzien en genoegen te verbeteren". Eén van de belangrijkste aspecten hierbij was de controle op de ontgroenpartijen, die tot dan toe niet aan regels waren gebonden. Verder speelde mee een gevoel van gekrenkte studenteneer, omdat enkele Groninger burgers in de nacht van 5 december 1814 op studenten hadden geschoten, waarbij twee van hen zwaar waren gewond (de "Crimen Nicolaï"). Iedere student die het streven van de Senaat goedkeurde kon zich bij de Ab-actis laten recenseren, hetgeen nagenoeg allen deden. Zo ontstond het "Groningsch" (vanaf 1938: "Groninger") "Studenten Corps", dat dezelfde zinspreuk koos als de Senaat: "Vindicat atque Polit".
Op aanraden van Professor Van Swinderen vormde zich op 13 februari 1823 "theils um die ewigen Fehden mit den Holländischen Studentenvereine zu vermeiden, und dadurch Eintracht zu befördern, theils um die Selbständigkeit und Unabhängigkeit der Ostfriesen zu retten" de Ostfriesische Landmannschaft "De Upstalboom", die vreedzaam naast "Vindicat atque Polit" voortleefde. De vereniging werd door het oudere corps erkend bij tractaat an 20 februari 1823, en het lidmaatschap van beide organisaties was verenigbaar. Met het aantal Oost-Friezen dar in Groningen ging studeren verminderde ook het ledenbestand van "De Upstalboom", zodat deze vereniging in 1839 weer in "Vindicat atque Polit" opging.
Van 21 februari 1841 tot 9 december 1845 bestond, onafhankelijk van "Vindicat atque Polit", de vereniging "Post Chaos Lux". Deze afscheiding, een gevolg van de terreur van de zogenaamde "kroegpartij", droeg wel degelijk een vijandig karakter, en heeft een tijd lang het bestaan van "Vindicat atque Polit" ernstig bedreigd. De laatste leden sloten zich echter in 1845 weer bij het Corps aan, waarna er geen afscheiding sensu stricto meer heeft plaats gehad.
Tot omstreeks 1870 maakten de leden van "Vindicat atque Polit" ruim driekwart uit van het totale studentenbestand. Na die tijd zette een geleidelijke daling van dit percentage in, en kort na 1900 was nog slechts de helft van alle mannelijke studerenden lid van het Corps, zodat dan ook de faculteitsverenigingen daarvan officieel werden losgekoppeld (1907). Deze verhouding zou zich overigens nog verder in ongunstige zin ontwikkelen. Hiermede hing samen de opkomst van andere studentenverenigingen met een eigen sociëteitsleven,en wel op confessionele grondslag: de Rooms-Katholieke Studenten Vereniging"Albertus Magnus" onder de zinspreuk "Non Scholae Sed Vitae" (opgericht 14 december 1896), en de Gereformeerde Studenten Club (later: Corpus Studiosorum Reformatorum Groningae) "Veri Et Recti Amici", de afdeling Groningen van de Societas Studiosorum Reformatorum. Deze vereniging, "Vera" dus, werd opgericht 5 november 1899. Een verzoek van enkele dames-studenten om toe te mogen treden tot "Vindicat atque Polit" werd op 22 oktober 1898 door de Corpsvergadering afgewezen met 81 tegen 53 stemmen. Dit leidde tot het ontstaan van de Groningsche Vrouwelijke Studenten Club "Magna Pete" (officiële oprichtingsdatum 1 november 1898), die overigens door de jaren heen met het Corps een hecht blok zou vormen.
Beide verenigingen namen in 1924 het initiatief tot de oprichting van het Algemeen Groningsch Studenten Weekblad "Der Clercke Cronike van de Schole tho Sunte Meerten", kortweg "De Clercke" of "DCC". De sterke relatieve daling van het ledental van het Corps leidde ertoe dat in de jaren omstreeks 1919 enkele reorganisaties werden doorgevoerd, waarvan de vervanging van de groentijd door een "tijd van verplichte kennismaking" een van de ingrijpendste leek. Hoewel deze nauwelijks het beoogde effect sorteerden, wist "Vindicat atque Polit" nog tot vele jaren na de Tweede Wereldoorlog zijn dominante positie in de Groninger studentenwereld te behouden. Dit was mogelijk mede dankzij de "Centrale Commissie" (sc. "ter Behartiging van Algemeene Groningsche Studentenbelangen"), een orgaan dat in 1933 het leven zag. Eerder, in 1920, hadden "Vindicat atque Polit", "Magna Pete" en de Faculteitsverenigingen zich reeds georganiseerd in de Groninsche Studenten Organisatie (G. S. O.). Hierin hadden zitting de Praesides der vier bovengenoemde verenigingen, en die der vijf faculteitsverenigingen (nagenoeg uitsluitend leden van het Groningsch Studenten Corps "Vindicat atque Polit"). Leden met adviserende stem waren de vertegenwoordiger voor Groningen van de "International Student Service" en het "Nederlandsch Bureau voor Buitenlandsche Studentenbetrekkingen", en later de voorzitter van het "Groningsch Centraal Studenten Bureau", dat vanaf 1937 evenals de administratie van "DCC" door de "Centrale Commissie" zou worden gecontroleerd.
De lustrumfeesten van 1939 waren aanleiding voor een Actie Comité van ongeorganiseerde studenten om met de Senaat in discussie te treden over het huns inziens te elitaire karakter van het Corps. Toen deze onderhandelingen niet naar bevrediging verliepen kwam het tot de oprichting van "De Groene Uil", een organisatie die de voorloper zou blijken te zijn van de Algemene Groninger Studenten Vereneniging "Unitas Studiosorum Groningae".
Bijzondere betrekkingen bestonden met de zogenaamde erkende en bevriende Corpora, waarvan de Senaten (voor Leiden: het Collegium) waren verenigd in de "Algemeene Senaten Vergadering": het Leidsch Studenten Corps "Virtus Concordia Fides", het Utrechtsch Studenten Corps "Consensus Amicorum Virtutem Alit Gaudiumque", het Deltsch Studenten Corps "Inspice Et Cautus Eris", en het Amsterdamsch Studenten Corps "Honestum Petimus Usque". De corpora van Wageningen en Rotterdam waren wel bevriend, maar niet erkend.
Op 3 maart 1815 werd op initiatief van de Senaat onder de naam "Mutua Fides" een studentensociëteit geopend in "Het Gouden Hoofd" (hoek Guldenstraat, Grote Markt en Waagstraat), waar zij tot 1823 zou blijven. Een overicht van de plaatsen waar "Mutua Fides" in de loop der jaren was gevestigd volgt hieronder:
1823-1838: Grote Markt 8.
1838-1883: "De Pool" (hoek Oude Ebbingestraat / Grote Markt. Na de Hoger Onderwijswet (1878) nam het aantal studenten in korte tijd snel toe, waardoor het gebouw te klein werd.
1883-1945: Grote Markt 13, het eerste eigen sociëteitsgebouw, en wel speciaal zodanig ontworpen. In 1913 werd de benedenverdieping van het ernaast gelegen pand erbij getrokken, teneinde daar de wat men noemde "nieuwe eetzaal" in te richten. Laatstgenoemd gebouw, waarin overigens ook "Magna Pete" gevestigd was, werd echter in 1930 weer verkocht, waarmee een vrij ingrijpende interne verbouwing van het oorspronkelijke "Mutua Fides" gepaard ging.
Aan het hoofd van "Mutua Fides" stond aanvankelijk een commissie uit de Senaat, de zogenaamde "Directie", vanaf 1860 (het jaar waarin Corps en Sociëteit wat betreft het lidmaatschap werden versmolten) "Commissie voor Mutua Fides" genaamd. Vanaf 1870 werd dit lichaam uit de gewone leden verkozen, terwijl men in 1879 het lidmaatschap ervan onverenigbaar verklaarde met dat van de Senaat.
Voordat in 1876 de exploitatie van wijnen en bier in eigen hand werd genomen, werd het gehele café-restauratiebedrijf contractueel in handen gegeven van een kastelein. In 1892 besloot de Corps-vergadering ook de biljarten in eigen beheer te nemen, terwijl de laatste stap naar een volledige eigen exploitatie werd gezet in 1901, toen de kastelein plaats moest maken voor een door de Senaat aangestelde bezoldigde directeur.
Vanaf 1829 werd vanwege het Corps jaarlijks de "Groningsche Studenten Almanak" uitgegeven. Voor de jaren 1842, 1843 en 1844 gaf ook "Post Chaos Luux" een eigen almanak uit, zodat er toen twee studentenalmanakken naast elkaar verschenen. Een plaat als aparte bijlage verscheen in de jaren 1881-1884, en verder in 1892, 1936 en 1939.
De reünies van oud-studenten werden vanaf 1830 steeds door "Vindicat atque Polit" georganiseerd, aanvankelijk alleen voor personen die in een bepaald tijdvak (bijvoorbeeld van 1801-1810) aan de Academie hadden gestudeerd, later voor alle oud-studenten. Vanaf 1879 vallen deze reünies samen met de universitaire lustrumfeesten, en werden zij -met uitzondering van 1919- dus elke vijf jaar gehouden.
Ook de organisatie van deze lustrumfeesten werd, althans voor zover zij de studentenwereld betroffen, door de Universiteit aan het Corps gedelegeerd.
Van 1854-1914 gingen hiermee maskerades gepaard, die daarvóór -zelfs toen "Vindicat atque Polit" nog niet bestond- al zo vaak de serenade van de studenten aan de nieuwe Rector Magnificus hadden begeleid. Alleen in 1874 en in 1904 werden geen maskerades gehouden, in het eerste geval bij gebrek aan voldoende deelnemers-intekenaren, in het tweede omdat men van het begin af aan naar een vervangende formule had gezocht.
De interne organisatie van het Corps stoelde op talrijke en zeer uiteenlopende uit de leden verkozen of door de Senaat benoemde commissies. Het zou te ver voeren daar op deze plaats nader op in te gaan, zodat wij volstaan om in geval van eventuele onduidelijkheden te verwijzen naar "Uit Vindicat's Verleden", een gedenkboek ter herinnering aan het 100-jarig bestaan van het Groningsche Studenten Corps "Vindicat atque Polit" onder redactie van Prof. Mr. Dr. I.B. Cohen, in 1921 uitgegeven te Groningen door de firma Scholtens en zoon. * 
Helaas kan het register van dit overigens uiterst verdienstelijke boekwerk niet anders dan erbarmelijk worden genoemd.
Tenslotte kende men binnen het Corps al vroeg de zogenaamde "sub-verenigingen", waaronder de bittergenootschappen ("Omlandia", "Groningana", "Frisia", "'t Landschap Drenth" en het "Collegium Nationale Gelriae ac Transislaniae") en talrijke sportverenigingen. Vanaf 1920 zouden deze Corpsverenigingen onder bepaalde voorwaarden ook niet-Vindicaters als lid mogen toelaten.
Aanvulling 2017
Bijlagen
Lijst van in deze inventaris voorkomende niet algemeen gebruikelijke afkortingen

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het archief van het Groninger studentencorps "Vindicat Atque Polit"
Bewerker:
P.C. Dijkgraaf en G.F. van der Hardt Aberson (eindred.)
Behoort tot collectie:
Rijk
Laatste Publicatie:
1976
Laatste uitvoer:
07-07-2021
Omvang:
78 bladen 7,5 m onverpakt 39 m standaardarchiefberging
Archiefvormer(s):