Uw zoekacties: Branderij van Van der Tuuk, Addens en Karz, 'De Bovenstreek'...

391 Branderij van Van der Tuuk, Addens en Karz, 'De Bovenstreek', 1838 - 1850 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Kort overzicht van de geschiedenis van de branderij van Van der Tuuk, Addens en Kars, genaamd de Bovenstreek, gemerkt nr.4, te Bellingwolde.
In de jaren dertig van de negentiende eeuw leken er gunstige vooruitzichten te bestaan voor branderijen van aardappelmoutwijn. Daardoor werd in deze jaren een aanzienlijk aantal branderijen in de provincie opgericht. In Bellingwolde vormde burgemeester Simon Pompeus van der Tuuk (1798-1869) met de houtkoopman Hindrik Nannes Addens (1797-1884) en de gemeente-secretaris en vervener Luppo Kars (1799-1885) een vennootschap om een moutwijnbranderij van de 5e klasse op te richten en te exploiteren.
De exploitatie van een branderij bood de ondernemers verschillende voordelen. De benodigde grondstoffen, turf en aardappelen, konden voor een deel door de vennoten zelf geleverd worden. Bovendien leverde de produktie van aardappelmoutwijn een afvalprodukt, draf, op dat geschikt was als veevoer.
In 1838 kregen Van der Tuuk, Addens en Kars de gevraagde ministeriële goedkeuring om een branderij van de 5e klasse te beginnen. Nog aan het eind van dat jaar werden de stoomketels geplaatst in de branderij, die lag aan de Bovenstreek, nr 4, te Bellingwolde. In februari van het volgend jaar hadden de proefstokingen plaats, daarna begon de eigenlijke produktie.
In 1839 was de prijs van de moutwijn laag. Ook de volgende jaren bleef dit zo. Om de bedrijfsresultaten te verbeteren dienden de vennoten een verzoek bij de minister in om likeuren te mogen stoken. In 1840 werd dit verzoek ingewilligd. De moutwijnbranderij moest nu verbouwd worden. Een muur zonder tussendeur scheidde de likeurstokerij van de moutwijnbranderij; dit volgens de voorschriften van die dienst van de accijnsen. In de likeurstokerij werd brandewijn en citroenjenever gestookt. Ook vervaardigde men er annisette, curacao, persicot, "siberiwikski" en "eau de senelle".
De produktie van moutwijn bleef het belangrijkst. Maar dit produkt bleef weinig winstgevend gedurende de jaren veertig. De aardappelen waren duur, mede door de schaarste die werd veroorzaakt door de aardappelziekte in 1845 en volgende jaren. De prijzen van de moutwijn waren laag door het te grote aanbod en de scherp concurerende prijzen van Schiedam.
Een aantal moutwijnbranderijen in Groningen verdween, andere vermeerderden hun produktie. Het houden van vee, dat werd gevoerd met draf, en de verkoop van draf hield sommige branderijen nog gaande.
Zo hadden Van der Tuuk, Addens en Kars naast de branderij ook vee, dat werd gevoerd met draf. In 1839 begonnen ze met 40 stuks. Latere getallen zijn niet bekend. Mogelijk hebben de baten uit de veehouderij de branderij in bedrijf gehouden. Maar uiteindelijk werd de branderij toch gesloten. Mede oorzaak van de slechte gang van zaken is misschien het niet altijd even nauwkeurige beheer geweest.
De afwijkingen in de hoeveelheden en het alkoholpercentage van de moutwijn gaven de afnemers nogal eens aanleiding tot klachten. In 1851 kwam een eind aan het bestaan van de branderij.
Het archief van de branderij "De Bovenstreek" is waarschijnlijk voor het grootste deel verloren gegaan mogelijk doordat de administratie nogal primitief is geweest. Een gedeelte van het archief bleef behouden, doordat het in het gemeentearchief van Bellingwolde terecht kwam. Waarschijnlijk zijn deze archiefstukken in het gemeentearchief gekomen via Luppo Kars, die van 1850 tot 1885 burgemeester van Bellingwolde was. In december 1969 werden zij overgebracht naar het Rijksarchief in Groningen.
Inventaris
2 Voor de inzage van deze stukken gelden langere wachttijden. Zie: kenmerken/details Concepten en minuten van uitgegane stukken, 1841, 1849, 1850 en z.j
391 Branderij van Van der Tuuk, Addens en Karz, 'De Bovenstreek', 1838 - 1850
Inventaris
2
Voor de inzage van deze stukken gelden langere wachttijden. Zie: kenmerken/details
Concepten en minuten van uitgegane stukken, 1841, 1849, 1850 en z.j
Datering:
1841, 1849, 1850 en z.j
Omvang:
1 omslag
Raadpleging:
Deze stukken worden bewaard in onze depots in Hoogkerk. Klik hier voor nadere informatie over de inzage
Organisatie: Groninger Archieven

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het archief van de branderij van Van der Tuuk, Addens en Karz, 'De Bovenstreek' te Bellingwolde
Bewerker:
Y. Botke
Behoort tot collectie:
Rijk
Laatste Publicatie:
1969
Omvang:
0,12 m standaardarchiefberging