Uw zoekacties: Departement Groningen van de Nederlandse Maatschappij ter be...

376 Departement Groningen van de Nederlandse Maatschappij ter bevordering van Nijverheid, 1837 - 1998 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Geschiedenis van de archiefvormer
376 Departement Groningen van de Nederlandse Maatschappij ter bevordering van Nijverheid, 1837 - 1998
Inleiding
1.
Geschiedenis van de archiefvormer
Organisatie: Groninger Archieven
De huidige Nederlandsche Maatschappij van Nijverheid en Handel werd in 1777 opgericht onder de naam "Oeconomische Tak van de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen", met als taak de bevordering van de in verval geraakte welvaart van ons land. Dit doel trachtte men te bereiken door het uitschrijven van prijsvragen, het organiseren van lezingen en het toekennen van premies aan diegenen die zich op het terrein van de welvaartsbevordering verdienstelijk hadden gemaakt. Verder stimuleerde men het gebruik van nationale produkten. De nieuwe maatschappij bleek aanvankelijk een groot succes. Een jaar na de oprichting hadden zich 3.056 leden, verdeeld over 55 afdelingen -die departementen werden genoemd- aangemeld. Toen achteraf bleek dat het economisch getij niet te keren was, wendden velen zich van de "Oeconomische Tak" af. In 1795 waren nog slechts 274 leden en 11 departementen over.
In 1778 was in Groningen het departement "Stad en Lande" opgericht. Het weinige dat we van dit departement weten is dat er activiteiten ontplooid werden op het terrein van de opleiding voor zeelieden en de bevordering van het spinnen. Nadat in 1781 nog 86 leden waren geteld, volgde ook hier spoedig een snelle ledenvermindering. In 1793 hield het departement op te bestaan.
De landelijke organisatie waarvan de naam in 1797 werd gewijzigd in Nationale Nederlandsche Huishoudelijke Maatschappij (sinds 1807 Hollandsche Huishoudelijke Maatschappij) bleef weliswaar bestaan, maar een gewijzigd program in overeenstemming met de politieke omstandigheden en de status van officieel adviescollege voor de regering leidde niet tot nieuwe bloei. De aandacht van deze regering ging vooral uit naar de landbouw.
Na de Bataafs-Franse tijd zou de Maatschappij -die nu Nederlandsche Huishoudelijke Maatschappij ging heten- weer langzaam in betekenis toenemen. Zij legde zich toe op de zich -mede door het stimulerend beleid van koning Willem I- herstellende nijverheid. Dit resulteerde in 1836 opnieuw in een naamswijziging: de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van nijverheid. Van veel belang was ook het initiatief tot de uitgave van het Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid, dat in 1832 voor het eerst verscheen. Dit blad verschijnt nog steeds onder de naam Maatschappijbelangen. In 1850 was het aantal leden weer gestegen tot 1.093 in 23 afdelingen. In 1902 bracht een fusie met de Vereniging tot Bevordering van Fabrieks- en Handwerksnijverheid een naamsverandering mee. Ze heette nu Maatschappij van Nijverheid. In 1928 kreeg de Maatschappij tenslotte haar huidige naam, omdat behartiging van de handelsbelangen steeds meer tot haar werkterrein ging behoren.
Het aloude departement Groningen werd in 1815 opnieuw opgericht. De animo was aanvankelijk minimaal, maar na een reorganisatie in 1837 o.l.v. de hoogleraar H.C. van Hall volgde een gestage groei tot 80 leden in 1880. Na een korte inzinking op het eind van de vorige eeuw zou het ledenaantal verder groeien tot 192 in 1935.
De sinds 1837 bewaard gebleven notulen van bestuurs- en ledenvergaderingen geven een goed beeld van de groeiende activiteiten van het departement. Een vast onderdeel van iedere ledenvergadering was de lezing over een aktueel onderwerp. Hiervoor was van de kant van de leden steeds grote belangstelling. Het departement beijverde zich -overeenkomstig de hoofddoelstelling- voor de bloei van bestaande industrieën en moedigde de oprichting van nieuwe bedrijfstakken aan. Een voorbeeld van het laatste was een machinale vlasspinnerij die in 1860 meer dan 100 werknemers telde en daarmee het grootste bedrijf van de stad Groningen was.
Een belangrijke activiteit van de Maatschappij was het organiseren van tentoonstellingen. Het departement Groningen hield als eerste in 1840 een nijverheidstentoonstelling met als doel de regionale "voortbrengselen van kunsten, handwerken, fabrieken en trafieken te promoten". In 1880 volgde de "internationale tentoonstelling van gouden en zilveren voorwerpen, edelstenen, uurwerken en werktuigen tot vervaardiging en bewerking daarvan". Beide waren een groot succes.
Belangrijk was verder haar bijdrage aan de ontwikkeling van het industrie- en landbouwonderwijs. In 1838 nam de "Commissie tot aanmoediging van Nuttige Handwerken en Ambachten" van het departement met succes de zorg op zich van de door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen gestichte industrieschool te Groningen. Twee jaar later waren er al 40 leerlingen. In 1867 droeg zij deze taak over aan hiervoor apart in het leven geroepen Vereniging van Industriëlen en Werkbazen. Deze vereniging richtte in 1872 te Groningen de Praktische Ambachtsschool op, waarin eerdergenoemde industrieschool opging. Deze school maakte een sterke groei door en bestaat tot op de dag van vandaag in de J. van der Laanschool, school voor lager technisch onderwijs aan de Antillenstraat en de school voor beroepsvoorbereidend onderwijs "De Wijert" aan de Van Schendelstraat.
Het departement richtte in 1842 een Landhuishoudkundige school op, gevestigd in een boerderij te Haren, die sedert 1844 onder een eigen bestuur stond. De school werd in 1855 aanmerkelijk vergroot. Toen echter Wageningen werd aangewezen als plaats voor de Rijkslandbouwschool -waaruit de Landbouwuniversiteit is voortgekomen- verliep de school. In 1871 werd ze opgeheven.
Een kwestie die het begin van deze eeuw aan de orde kwam, de verbetering van de haven van Delfzijl, werd ook door de algemene ledenvergadering van de Maatschappij met kracht ondersteund. Daarnaast wist zij met succes strijd te voeren tegen de verhoging van de gasprijzen.
Het werk der Maatschappij in de twintiger jaren zou in toenemende mate beheerst worden door de geleidelijk slechter wordende economische toestand, die tenslotte zou leiden tot de crisis der dertiger jaren. Vanzelfsprekend had dit z'n terugslag op de werkzaamheden van het departement. Veel lezingen en acties werden hieraan gewijd. Maar daarnaast wist het departement nog de nodige aandacht te vragen voor o.a. betere spoorwegverbindingen met Groningen en de inrichting van een vliegveld in de naaste omgeving van de stad.
2. Geschiedenis van het archiefbeheer
Geraadpleegde literatuur
Bierens de Haan, J. Van Oeconomische Tak tot Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel 1777-1952. Haarlem, 1952.
Biesta, P. "Uit de geschiedenis van het departement Groningen der Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel", Groningsche Volksalmanak, (1943) 159-173.
Dijk, P. van. "Hij leefde eene eeuw, schoon hij slechts eene halve telde". Leven en werk van Sibrandus Stratingh Ez. Niet gepubliceerde scriptie Nieuwste Geschiedenis, Rijksuniversiteit Groningen. Z.p., z.j. (1986).
Lanschot Hubrecht, J.A. van. "Tweehonderd jaar geschiedenis van de Maatschappij, 1777-1977" in: J.H. van Stuyvenberg (ed.), Economische geschiedenis van Nederland. Groningen, 1977.

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het archief van het departement Groningen van de Nederlandse Maatschappij ter bevordering van Nijverheid, sinds 1928 Nederlandse Maatschappij voor Nijverheid en Handel
Bewerker:
B. Velema
Behoort tot collectie:
Rijk
Laatste Publicatie:
2003
Omvang:
2 m standaardarchiefberging