Uw zoekacties: Kamer van Koophandel en Fabrieken te Groningen, 1829 - 1950

36 Kamer van Koophandel en Fabrieken te Groningen, 1829 - 1950 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Korte historie van de economie in de provincie Groningen tot aan de oprichting van de Kamers van Koophandel en Fabrieken in den lande
2. Voorgeschiedenis en ontstaan van de Kamers van Koophandel en Fabrieken in Nederland
36 Kamer van Koophandel en Fabrieken te Groningen, 1829 - 1950
Inleiding
2.
Voorgeschiedenis en ontstaan van de Kamers van Koophandel en Fabrieken in Nederland
ead-typering:
bioghist
Organisatie: Groninger Archieven
In 1795, toen de gilden-organisatie was vervallen, werd, naar Frans voorbeeld, door Raad en Wethouders van Rotterdam besloten over te gaan tot de oprichting van 3 Committé's of Kamers, een "Kamer van Koophandel en Zeevaart, een Kamer van fabrieken en trafieken en een Kamer van wissel en finantie" *  . Ook in Dordrecht werd een Kamer van Commercie opgericht. Het waren stedelijke lichamen. Gedurende de Republiek had men aan zulke adviserende instanties geen behoefte gehad, immers kooplieden en regenten waren veelal dezelfde mensen. Na de inlijving bij Frankrijk in 1810, werden de in het Keizerrijk bestaande Chambres de Commerce ook hier als Kamers van Koophandel ingevoerd. De Kamers van Koophandel waren in Frankrijk in de 16e eeuw ontstaan als vrije instellingen. Marseille in Zuid-Frankrijk schijnt het eerst over een soort Kamer van Koophandel te hebben beschikt. Hoogst waarschijnlijk moest deze in 1599 ingestelde stedelijke commissie die belangen behartigen van de koopmansstand, die niet door de plaatselijke gilden-organisaties werden gediend. Een aantal kooplieden in Amsterdam vormde in 1663 een "Collegie van Commercie", waarin zij door de burgemeesters werden benoemd. De behoefte aan zo'n College was blijkbaar niet zo groot, na de 2e Engelse oorlog in 1667 werden de vergaderingen niet hervat. Bestuurders kwamen in de regel zelf voort uit de koopmansstand en visten vel vat goed was voor de handel. Een andere konklusie die uit de ervaring met het Amsterdamse College kan worden getrokken, is: de grootste behoefte aan een Kamer van Koophandel (en Fabrieken!) bestaat, daar vaar handel en nijverheid het slechtst in de stadsbesturen vertegenwoordigd zijn *  .
Onder Napoleons heerschappij kregen de Chambres spoedig een officiële status, die bij hun reorganisatie krachtens een wet van 1805 nog werd bekrachtigd. Het werden staatsinstellingen, ingesteld bij artikel 36 van het keizerlijk besluit van 1810, 18 oktober, nummer 6043. Na de vrijmaking in 1813 bleken er 5 van zulke Kamers te bestaan, Amsterdam, Rotterdam, Dordrecht, Middelburg en Vlissingen. Het waren Franse instellingen, maar met een scherp inzicht in de ekonomische situatie hier te lande *  . De Kamers bleven in hun oude samenstelling bestaan tot bij de wet van 8 oktober 1814 de Franse regelingen werden vervangen door Nederlandse, Van elk der in deze wet genoemde "takken van commercie" werd voor de genoemde Kamers, aangevuld met Kamers te Gouda, Leiden en Schiedam, het aantal leden vastgesteld; bij vakatures werd er aangevuld uit dezelfde tak. Eensdeels zuiver een belangengemeenschap, maar met zeer grote invloed van Koning Willem I op de samenstelling der "takken". Deze "takken van commercie" waren eigenlijk gemoderniseerde gilden; zij "bestonden niet meer uit kleine ondernemers, maar uit leidende bedrijven en industriëlen. De kosten werden bestreden uit opcenten op de patentbelasting *  .
De naam "Kamer van Koophandel en Fabrieken" ("Fabryken") werd ingevoerd bij de wet van 1816 *  .
Bij de wet van 8 oktober 1815, staatsblad nr. 18 werd een reglement van orde voor de Kamers vastgesteld, waarin het aantal leden, de wijze van verkiezing, de zittingsperiode, het territorium en de verplichting tot jaarlijkse verslaggeving werden geregeld. De Koning hield in het vervolg de wetgeving t.a.v. de Kamers geheel in eigen hand (foto 11). Voor verdere landelijke besluiten en reglementen tussen 1815 en 1950 (1963) raadplege men het schema op bijlage I. Wanneer en in welk opzicht de Kamer te Groningen hiervan afwijkt, zal steeds hierna worden aangegeven.
3. Voorgeschiedenis van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Groningen
4. Oprichting in 1829
5. Organisatie
6. Taken
7. Geschiedenis van het archief
8. Verantwoording van de inventarisatie
9. Commissie handelsregister
10. Het handelsregister
11. Toelichting op de bijlagen
12. Toelichting voor het gebruik van de inventaris
13. Literatuur
Bijlagen
Schema van de wettelijke regels voor de Kamers i
Lijst van voorzitters
Lijst van vice-voorzitters
Lijst van secretarissen
Lijst van penningmeesters
Lijst van bestuursleden
Lijst van algemeen-secretarissen van Groningen en Veendam

Kenmerken

Beschrijving:
Archief van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Groningen
Bewerker:
J. Ellerbroek-Wellinga
Behoort tot collectie:
Rijk
Laatste Publicatie:
1979 (bewerkt 1989)
Omvang:
164,72 m standaardarchiefberging