Uw zoekacties: Hervormde gemeente Winsum, 1653 - 1969

333 Hervormde gemeente Winsum, 1653 - 1969 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Kerkelijke organisatie
Deelgemeenten
Winsum-Obergum-Bellingeweer-Maarhuizen
Bellingeweer
Winsum
333 Hervormde gemeente Winsum, 1653 - 1969
Inleiding
Deelgemeenten
Winsum
ead-typering:
bioghist
Organisatie: Groninger Archieven
Zoals gezegd bediende Petrus Crusius van 1621 tot 1646 de gemeenten Winsum, Obergum, Bellingeweer en Maarhuizen. In 1646 kreeg Bellingeweer een eigen predikant. Na het overlijden van Petrus Crusius op 22 juli 1652 gingen Obergum en Maarhuizen samen verder. Winsum kreeg met de bevestiging door de classis de Marne van de beroeping van Hermannus Warendorp op 29 november 1653 zijn eerste eigen predikant. De geschiedenis van het dorp Winsum is o.a. beschreven in het boek Winsums verleden uit 1957. W.J.Formsma geeft in dit boek een beschrijving van de historie van de kerk onder de titel "Kerk en klooster te Winsum". Het nu volgende gedeelte van deze inleiding is ontleend aan zijn artikel: In het jaar 785 bedwong Karel de Grote een opstand in de Friese streken, waarna hij Liudger aanwees om de Ommelanden en een deel van het huidige Oost-Friesland tot het christendom te bekeren. In 804 werd Liudger tot bisschop van Munster gewijd, als gevolg waarvan de Ommelanden, tot 1559, deel van dit bisdom gingen uitmaken. Liudger had een zodanig succes met zijn missie dat gelovigen goederen schonken aan de door hem gestichte abdij te Werden aan de Ruhr in Duitsland. Volgens een lijst van inkomsten van deze abdij van omstreeks het jaar 1000 had het klooster o.a. bezittingen in Winsum (Vichem), Obergum (Obergon), Ranum (Renon) en Maarhuizen (majori Huson).
We mogen aannemen dat de abdij te Werden de kerk van Winsum heeft gesticht. Immers aan de stichting van een kerk was ook het recht van benoeming van de pastoor verbonden en aangezien het klooster Werden het collatierecht van de kerk van Winsum bezat, mogen we daaruit afleiden dat zij ook de kerk heeft gesticht. De abdij zou ook later dit recht hebben kunnen verkregen, maar gezien de ouderdom van de betrekkingen tussen Werden en Winsum is dat moeilijk denkbaar. Wanneer deze stichting van de kerk heeft plaatsgevonden, is niet bekend. Het feit evenwel, dat Winsum in 1057 werd uitverkoren als marktplaats van Hunsingo, maakt het waarschijnlijk, dat daar toen reeds een kerk bestond. Het zal niet de huidige geweest zijn, want de oudste delen daarvan gaan niet verder terug dan de tweede helft van de dertiende eeuw. Zekerheid omtrent het bestaan van een kerk te Winsum hebben we circa 1160. Wederom is er dan een lijst van goederen van het klooster Werden en daarin is sprake van een priester te Winsum.
De tweede januari 1283 verkocht de abdij Werden al haar bezittingen in Drenthe en Friesland aan de bisschop van Munster. Uitdrukkelijk wordt erbij vermeld, dat ook de bij deze goederen behorende patronaatsrechten van kerken worden overgedragen. Nog geen twee jaar later, n.l. de 29e mei 1284 verkocht de bisschop de hof in Holtgeest (Oost- Friesland) en de goederen te Winsum met alles wat daarbij behoorde aan het klooster der Johannieters te Steinfurt ten nutte van hun huizen te Jemgum en Warffum. We mogen aannemen, dat de hof te Holtgeest bestemd werd voor Jemgum en de goederen te Winsum voor het klooster te Warffum. Ook nu ging het patronaatsrecht van de kerk mee over. De commandeur en de kloosterlingen van Steinfurt mochten een broeder van hun orde of een wereldlijk priester als pastoor voordragen, maar de bisschop behield de investituur, de bevestiging. Het volgende jaar (19 mei 1285) bekrachtigde het domkapittel te Munster de overdracht van deze goederen. De goederen te Winsum werden nu gebruikt als voorwerk van de commanderij te Warffum, die dus ook het patronaatsrecht van de kerk had verkregen. Tot 1529 is het klooster Warffum in het bezit gebleven van het voorwerk te Winsum. In dat jaar ging het evenwel een ruil aan met Evert de Mepsche. Deze verkreeg daarbij het voorwerk met alle rechten op kerk en pastorie. Van Evert de Mepsche is het daarna overgegaan op de familie Ripperda, hoe en wanneer is niet bekend. De Ripperda's waren tot de Hervormde godsdienst overgegaan en het is dan ook geen wonder, dat zij als collatoren in 1566 opdracht gaven tot wat men de beeldenstorm noemt.
Een korte tijd werd er volgens de nieuwe leer gepredikt door Obelus Ipius van Westerhuisen in Oost-Friesland, maar reeds de 8e december 1566 kon pastoor Thomas Sparwerus, zijn oude plaats weer innemen en werd de Katholieke eredienst hersteld. De gebroeders Ripperda moesten voor Alva en zijn Bloedraad vluchten en hun hoop op terugkeer werd door de nederlaag van graaf Lodewijk van Nassau bij Jemgum in 1568 de bodem ingeslagen. Hun goederen werden geconfiskeerd ten behoeve van de koning van Spanje. Daarbij behoorden ook de rechten op de kerk. Het beheer kwam aan de koninklijke rentmeester, die Derck Rueskenborch tot pastoor aanstelde. Na de pacificatie van Gent in 1576 keerde de kans. Ieder werd in zijn rechten hersteld. De benoeming van Rueskenborch werd de 19e december 1578 door de Hoofdmannenkamer te Groningen ongeldig verklaard en hij moest de kerkdienst overlaten aan de pastoor, die door de collatoren was aangesteld of aangesteld zou worden. Tevoren was reeds de Hervormde prediker Obelus Ipius teruggekomen naar Winsum, waar de 18e oktober de evangelische prediking openlijk werd gehouden. Na het verraad van Rennenberg in maart 1580 volgde opnieuw een ommekeer. Nog ruim een jaar duurde de strijd in de Ommelanden, maar toen Winsum in juni 1581 in Spaanse handen viel, was het tot 1594 gedaan met de uitoefening van de Hervormde eredienst.
De predikant Ipius week uit naar Dokkum, waar hij in oktober 1588 stierf. Asinge Ripperda was in 1574 gestorven. Of zijn vrouw met hun onmondige kinderen naar Winsum is teruggekeerd, is niet bekend. Wel is zeker, dat zij zozeer in financiële moeilijkheden is geraakt, dat haar goederen te Winsum de 22e maart 1584 gerechtelijk werden verkocht. Koper werd de stad Groningen, die daarmee eveneens de rechten op de kerk verwierf. Het kerkeland werd door de stad verhuurd en aan haar moesten de kerkvoogden om de drie jaar rekening en verantwoording afleggen. In 1634 liet de stad voor de Raad een gestoelte in de kerk maken en het collatierecht werd aangegeven door de windwijzer op de toren, welke nu nog het stadswapen vertoont. Tot 1856 heeft de stad het collatierecht bezeten. Toen werd het verkocht aan Pieter Brongers op Matenesse te Mensingeweer, die het nog hetzelfde jaar overdroeg aan de kerkvoogden van Winsum *  . Daarmee was de gemeente voor het eerst baas in eigen huis geworden.
Gedurende de ambtsperiode van Gerhardus Warendorp zijn de predikantsplaatsen van Winsum en Maarhuizen enige tijd gecombineerd geweest. Ds. Warendorp die in 1694 als predikant van Winsum werd beroepen, heeft van 1718 tot zijn overlijden op 13 april 1725 tevens de predikantsplaats van Maarhuizen vervult *  . In 1811 komen ds. G.W. Golts van der Tuuk van Winsum, ds. Johannes Havinga van Bellingeweer en Ranum en de classis de Marne overeen dat de eerste de dienst in Bellingeweer en Ranum waarneemt (zie onder Bellingeweer). Deze combinatie van de predikantsplaatsen wordt op 7 augustus 1820 (K.B. nr. 35) gevolgd door de officiële combinatie van de gemeenten Winsum en Bellingeweer. Ranum wordt gevoegd bij Obergum. De gecombineerde gemeente Winsum-Bellingeweer heeft voortbestaan tot 1 oktober 1966. Op verzoek van de kerkeraden van de gemeenten Winsum-Bellingeweer en Obergum-Ranum-Maarhuizen werden de gemeenten toen samengevoegd tot één nieuwe gemeente met de volledige naam: Hervormde Gemeente van Winsum, Obergum, Bellingeweer, Maarhuizen en Ranum. Verkort mocht de gemeente worden aangeduid met: Hervormde Gemeente van Winsum- Obergum c.a. *  .
Ranum
Obergum
Maarhuizen
Verwerving
Inventarisatie
Bijlagen
Geraadpleegde literatuur
Overzicht van combinaties van predikantsplaatsen en gemeenten
Predikanten te Winsum
Predikanten te Bellingeweer
Predikanten te Obergum
Predikanten te Ranum

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van de archieven van de hervormde gemeente Winsum {ca.1590}, 1653-1820, Winsum en Bellingeweer 1820-1966, Bellingeweer en Ranum 1668- 1820, Obergum en Maarhuizen 1683-1820, Obergum,
Bewerker:
C. Tromp
Behoort tot collectie:
Rijk
Laatste Publicatie:
1990 (bewerkt 2016)
Laatste uitvoer:
02-07-2021
Omvang:
4,09 m standaardarchiefberging
Bijzonderheden:
In 2016 inv.nr. 312 toegevoegd (aanwinst 2014.062)